De eerste vragen zijn:
– over welke economie gaat het?
– over welke vorm, uiting of verschijning van 'globalisering' gaat het?
Afgaande op je post heb je het over:
– arme economieën
– die producten wereldwijd exporteren.
Zonder die export zouden ze nog armer zijn, schrijf je.
Ja, dat is nogal wiedes. Als X = 0 draagt X 0 bij aan Y.
Als je met 'globalisering' alleen doelt op 'export van arme landen' is het niet moeilijk.
Maar daarmee zijn we er lang niet, knuppeltje.
Drie vragen:
1. Wat als M > X of ΔM > ΔX?
2. Probleem van de armste landen is juist, dat die weinig tot niets hebben om handel mee te drijven. Ze vallen buiten de boot van wereldhandel. Wat doen die landen?
3. Zou Zuid-Korea er in de jaren 1960 goed aan gedaan hebben zich te blijven toeleggen op export van pruiken, waarin Zuid-Korea toen comparatief voordeel had?
En:
Als je met 'globalisering' alleen doelt op 'export van arme landen',
volgt daaruit niet de stelling
“'globalisering' is in het algemeen goed”,
want 'globalisering' is veel meer dan alleen 'export van arme landen'.
Bladwijzers