Marsipulami
04-07-04, 22:11
,,Wij hebben nog nooit een moslim aangevallen''
Hoe koosjer is de relatie tussen joden en moslims in Antwerpen?
Lieven Sioen 03/07/2004
DE zestienjarige Noach Schmahl is nog altijd aangeslagen als ik hem thuis bezoek. Fysiek gaat het beter. Hij denkt eraan om volgende week weer naar school te gaan. Emotioneel zindert de schok nog na. Vorige week donderdag overleefde Noach op een haar na een racistische aanval, op hem en twee vrienden, door een groep Noord-Afrikaanse jongeren. De aanslag joeg een golf van verontwaardiging door de joodse gemeenschap. Pure jodenjacht, zo oordeelde het Forum der Joodse Organisaties.
Voor Patrick Janssens, de burgemeester van Antwerpen, was een drempel overschreden. De aanslag was immers de trieste climax van een toenemend aantal anti-joodse incidenten, niet alleen in Antwerpen, maar ook in Brussel en Charleroi. Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael zei woensdag dat racisme en antisemitisme de democratie bedreigen en liet in het hele land de bewaking van joodse plaatsen opdrijven. Premier Verhofstadt zei in de Kamer dat de beste remedie tegen racisme en antisemitisme een betere kennis van de geschiedenis is.
Ondanks die gespierde taal zit de schrik er goed in bij de joodse gemeenschap. ,,Ja, ik ben bang om weer naar school te gaan'', zegt Noach Schmahl. Racistische opmerkingen was hij al gewend. ,,Ze kwetsen, maar je negeert ze en wandelt gewoon verder. Het is de eerste keer dat ik ook fysiek word aangevallen.''
,,Het is erger geworden'', zegt Noachs moeder, die in Antwerpen opgroeide.
,,Als kind ging ik altijd in het Stadspark spelen, maar daar komen we niet meer. Ik ben bang van de moslimjongeren. Ik weet ook wel dat slechts enkelingen ons lastigvallen, maar je weet nooit vooraf wie het goed meent en wie niet.''
De vader van Noach Schmahl is rabbijn en van Britse origine.
,,Maar het is in Groot-Brittannië niet beter dan hier. Ook daar worden mensen neergestoken'', zegt hij. De oorzaak van de antisemitische incidenten ligt volgens hem bij een gebrek aan opvoeding, ophitsing door oudere mensen en een te laks optreden van de politie. ,,Die jongens zijn niet bang van de wet. Bepaalde wijken zijn echt no-go-zones geworden voor joden.'' In de eigen buurt heeft de familie weinig last van anti-joodse opmerkingen. De familie Schmahl woont in het midden van de joodse wijk, grofweg tussen het Stadspark, de Belgiëlei en de spoorweg. Het straatbeeld wordt beheerst door orthodoxe joden. ,,Maar ik durf mijn kinderen bijvoorbeeld niet meer naar bakker Kleinblatt in de Provinciestraat te sturen'', zegt de moeder.
,,Ze zijn nog zo jong en onbeschermd.''
NAAR de Provinciestraat dus, aan de andere kant van de spoorweg. De straat vormt de grens met Borgerhout en was tot een eind na de Tweede Wereldoorlog heel joods. Na de verhuizing van de grote synagoge zijn veel joodse bewoners er weggetrokken. Ook de vele joodse winkels op de Provinciestraat zijn verdwenen, op bakkerij Kleinblatt en een zuivelhandel na. In de plaats kwamen telefoonwinkels, Poolse voedingszaken, Afrikaanse stoffenwinkels en Marokkaanse bakkers, kapsalons en snackbars. Het is een overgangsgebied, waar verschillende bevolkingsgroepen door elkaar leven.
Bakkerij Kleinblatt is dan weer de beroemdste joodse bakker van Antwerpen, niet alleen onder de joodse bevolking, maar bij alle liefhebbers van kaasbroodjes, bosbeskoeken en apfelstrudel. ,,Mensen associëren ons altijd met joods gebak, maar eigenlijk is het Oost-Europese patisserie'', vertelt de eigenaar, Henri Maneles. Hij draagt de naam van zijn Oostenrijkse vader, die met een dochter Kleinblatt huwde. Zijn grootvader stichtte de bakkerij in 1903. Sinds 1922 is de bakkerij in de Provinciestraat gevestigd. ,,Vandaag kun je dit geen joodse buurt meer noemen'', zegt hij.
,,Maar we denken er niet aan te verhuizen. We leveren aan veel andere bakkerijen en weten ons zo te profileren dat klanten speciaal naar de Provinciestraat komen.''
Last van antisemitisme heeft de winkel niet. ,,Integendeel'', zegt de gerant, Marc Nejman, ,,we hebben klanten van alle religies.'' Hij heeft het nog maar gezegd of een Marokkaanse jongen komt enkele kaasbroodjes kopen. ,,Je ziet het, zij kopen hier, wij zijn beleefd en in de winkel praten we niet over politiek. We horen weleens van orthodoxe klanten dat ze bespuwd of uitgescholden zijn. Dat was vooral het geval toen de tweede intifada begon. En vooral 12- à 15-jarigen met een grote mond durven weleens 'vuile jood' te roepen. Oudere mensen roepen hen dan meteen tot de orde. En ja, er is ooit eens een steen door de ruit gegooid. Maar was dat antisemitisme of vandalisme? Bij de apotheker hebben ze ook al de ruit ingegooid.''
Marc Nejman is geen orthodoxe jood. Ook aan eigenaar Henri Maneles is niet te zien dat hij joods is.
,,Ik heb weleens een conflict met mensen die hun auto op de privé-parking zetten. Als ik dan een opmerking maak, roepen ze 'vuile jood'. Maar er heeft ook al eens een Vlaamse vrouw gezegd dat ze op het Vlaams Blok zou stemmen omdat ik haar vroeg de auto van de parking te halen. Ik heb niet meer last van die jongelui dan de andere Belgen. Ik stoor me wel aan het 'eenrichtingsverkeer'. Ik scheld nooit iemand uit op de parking. En als je het ruimer bekijkt, moeten alle joodse instellingen bewaakt worden, maar geen enkele moskee.'' Persoonlijk voelt Henri Maneles zich niet onveilig.
,,Maar ik onderschat het niet. De situatie kan elk moment kantelen. Het zijn vooral de vrome joden die bang zijn.''
DAT blijkt als ik met een oudere man uit de buurt aan de praat raak. Hij wil absoluut niet met zijn naam in de krant. Hij is al eens neergeslagen en hij is bang voor zijn kleinkinderen, die ook al belaagd zijn. ,,Noem me maar de oude jood uit Hongarije die Auschwitz overleefde'', zegt hij. Hij laat het nummer op zijn arm zien. ,,Mijn hele familie is uitgemoord.''
Hij zegt dat hij de situatie heel gevaarlijk inschat. ,,Zeventig jaar geleden is het in Hongarije ook begonnen met kleine incidenten. Wij geloofden de joden niet die uit Polen vluchtten. Zoiets kon in Hongarije niet gebeuren. Het gebeurde toch. En zelfs onze buren en beste vrienden deden niets om het tegen te houden. Nee, veel geloof in de mensen heb ik niet meer. Zolang alles rustig blijft, is er geen probleem. Maar drie dagen van anarchie en de mensen keren zich massaal tegen de joden.''
De oude man noemt antisemitisme 'normaal'.
,,Het zit de mensen in het bloed. Joden lijken hun iets 'raars'. Overal en altijd waar joden hebben gewoond, zijn ze vervolgd geweest. De toestand in het Midden-Oosten is maar een excuus. We hebben niets tegen de joden, zeggen ze dan, alleen tegen zionisten. Maar niet iedere jood is zionist. Ik ben het persoonlijk niet. Maar denk je dat men eerst vraagt wat ik van Sharon denk, voor ze me aanvallen? Ze vallen ons aan omdat we joden zijn. Net als toen.''
Ik merk op dat het antisemitisme vandaag toch geen algemeen fenomeen is, in tegenstelling tot de jaren dertig. En dat slechts een minderheid van losgeslagen moslimjongeren joden lastigvalt. ,,Maar wie zal over twintig jaar de gemeenschap vormen? Moslims zullen de bovenhand krijgen. Trouwens, veel van mijn Belgische buren zijn ook bang op straat. Ik ken weinig oudjes die niet overvallen zijn.''
Niet iedereen is zo pessimistisch. Maar alle orthodoxe joden met wie ik spreek, zijn het slachtoffer geweest van scheldpartijen of slagen. Ik ontmoet drie leden van een joodse familie, twee broers van middelbare leeftijd en de dochter van een van hen, die getrouwd is met een Israëliër. Ze leven verspreid over enkele zijstraten van de Provinciestraat. Ook zij willen niet met hun ware naam in de krant. Laten we de dochter gemakshalve Rebecca noemen.
,,Op een avond, net na de fameuze pro-Palestijnse betoging, zag ik vanaf het balkon plots tientallen jongeren uit de Provinciestraat naar het Switel -hotel lopen, waar ze elkaar verdrongen om dichterbij te komen. Ik dacht dat er een manifestatie bezig was. Ondertussen bleven nieuwe jongeren toestromen. Achteraf bleek dat ze mijn oom in elkaar stampten. Het gebeurde voor onze ogen, maar we hebben de politie niet gebeld, omdat we niet wisten wat er precies gebeurde.''
De oom: ,,Ik wandelde rond halfacht voorbij, het was nog licht. Plots smeet een hele groep me op de grond en begonnen ze me te schoppen. Tegen mijn hoofd, in mijn buik, overal. Als mijn zoon zich niet had losgerukt om de politie bij de synagoge te waarschuwen, had ik het waarschijnlijk niet overleefd. Even snel als ze er gekomen waren, verdwenen die jongens weer naar de Provinciestraat. De politie heeft nooit iemand kunnen oppakken.''
Er volgen nog anekdotes, over de handtas die werd afgerukt en een straat verder weer werd weggegooid. Of de schoonzoon die een klap kreeg met een houten balk, omdat hij een vuist durfde op te steken naar treiterende jongeren.
,,Mijn man wandelde naar Kleinblatt en werd zomaar in het gezicht gespuwd. Hij kwam net uit Israël. Hij dacht in Antwerpen veilig te zijn'', vertelt Rebecca.
,,Zulke verhalen hoor je in de buurt elke dag. Haat tegenover joden is er altijd geweest. Ik heb van kinds af niet anders geweten. Maar sinds 2000 is er begrip voor. Het ergst is nog de commentaar van niet-joden. 'Wat wil je', horen we steeds meer, 'als jullie de Palestijnen zo behandelen?' ''
Hoe koosjer is de relatie tussen joden en moslims in Antwerpen?
Lieven Sioen 03/07/2004
DE zestienjarige Noach Schmahl is nog altijd aangeslagen als ik hem thuis bezoek. Fysiek gaat het beter. Hij denkt eraan om volgende week weer naar school te gaan. Emotioneel zindert de schok nog na. Vorige week donderdag overleefde Noach op een haar na een racistische aanval, op hem en twee vrienden, door een groep Noord-Afrikaanse jongeren. De aanslag joeg een golf van verontwaardiging door de joodse gemeenschap. Pure jodenjacht, zo oordeelde het Forum der Joodse Organisaties.
Voor Patrick Janssens, de burgemeester van Antwerpen, was een drempel overschreden. De aanslag was immers de trieste climax van een toenemend aantal anti-joodse incidenten, niet alleen in Antwerpen, maar ook in Brussel en Charleroi. Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael zei woensdag dat racisme en antisemitisme de democratie bedreigen en liet in het hele land de bewaking van joodse plaatsen opdrijven. Premier Verhofstadt zei in de Kamer dat de beste remedie tegen racisme en antisemitisme een betere kennis van de geschiedenis is.
Ondanks die gespierde taal zit de schrik er goed in bij de joodse gemeenschap. ,,Ja, ik ben bang om weer naar school te gaan'', zegt Noach Schmahl. Racistische opmerkingen was hij al gewend. ,,Ze kwetsen, maar je negeert ze en wandelt gewoon verder. Het is de eerste keer dat ik ook fysiek word aangevallen.''
,,Het is erger geworden'', zegt Noachs moeder, die in Antwerpen opgroeide.
,,Als kind ging ik altijd in het Stadspark spelen, maar daar komen we niet meer. Ik ben bang van de moslimjongeren. Ik weet ook wel dat slechts enkelingen ons lastigvallen, maar je weet nooit vooraf wie het goed meent en wie niet.''
De vader van Noach Schmahl is rabbijn en van Britse origine.
,,Maar het is in Groot-Brittannië niet beter dan hier. Ook daar worden mensen neergestoken'', zegt hij. De oorzaak van de antisemitische incidenten ligt volgens hem bij een gebrek aan opvoeding, ophitsing door oudere mensen en een te laks optreden van de politie. ,,Die jongens zijn niet bang van de wet. Bepaalde wijken zijn echt no-go-zones geworden voor joden.'' In de eigen buurt heeft de familie weinig last van anti-joodse opmerkingen. De familie Schmahl woont in het midden van de joodse wijk, grofweg tussen het Stadspark, de Belgiëlei en de spoorweg. Het straatbeeld wordt beheerst door orthodoxe joden. ,,Maar ik durf mijn kinderen bijvoorbeeld niet meer naar bakker Kleinblatt in de Provinciestraat te sturen'', zegt de moeder.
,,Ze zijn nog zo jong en onbeschermd.''
NAAR de Provinciestraat dus, aan de andere kant van de spoorweg. De straat vormt de grens met Borgerhout en was tot een eind na de Tweede Wereldoorlog heel joods. Na de verhuizing van de grote synagoge zijn veel joodse bewoners er weggetrokken. Ook de vele joodse winkels op de Provinciestraat zijn verdwenen, op bakkerij Kleinblatt en een zuivelhandel na. In de plaats kwamen telefoonwinkels, Poolse voedingszaken, Afrikaanse stoffenwinkels en Marokkaanse bakkers, kapsalons en snackbars. Het is een overgangsgebied, waar verschillende bevolkingsgroepen door elkaar leven.
Bakkerij Kleinblatt is dan weer de beroemdste joodse bakker van Antwerpen, niet alleen onder de joodse bevolking, maar bij alle liefhebbers van kaasbroodjes, bosbeskoeken en apfelstrudel. ,,Mensen associëren ons altijd met joods gebak, maar eigenlijk is het Oost-Europese patisserie'', vertelt de eigenaar, Henri Maneles. Hij draagt de naam van zijn Oostenrijkse vader, die met een dochter Kleinblatt huwde. Zijn grootvader stichtte de bakkerij in 1903. Sinds 1922 is de bakkerij in de Provinciestraat gevestigd. ,,Vandaag kun je dit geen joodse buurt meer noemen'', zegt hij.
,,Maar we denken er niet aan te verhuizen. We leveren aan veel andere bakkerijen en weten ons zo te profileren dat klanten speciaal naar de Provinciestraat komen.''
Last van antisemitisme heeft de winkel niet. ,,Integendeel'', zegt de gerant, Marc Nejman, ,,we hebben klanten van alle religies.'' Hij heeft het nog maar gezegd of een Marokkaanse jongen komt enkele kaasbroodjes kopen. ,,Je ziet het, zij kopen hier, wij zijn beleefd en in de winkel praten we niet over politiek. We horen weleens van orthodoxe klanten dat ze bespuwd of uitgescholden zijn. Dat was vooral het geval toen de tweede intifada begon. En vooral 12- à 15-jarigen met een grote mond durven weleens 'vuile jood' te roepen. Oudere mensen roepen hen dan meteen tot de orde. En ja, er is ooit eens een steen door de ruit gegooid. Maar was dat antisemitisme of vandalisme? Bij de apotheker hebben ze ook al de ruit ingegooid.''
Marc Nejman is geen orthodoxe jood. Ook aan eigenaar Henri Maneles is niet te zien dat hij joods is.
,,Ik heb weleens een conflict met mensen die hun auto op de privé-parking zetten. Als ik dan een opmerking maak, roepen ze 'vuile jood'. Maar er heeft ook al eens een Vlaamse vrouw gezegd dat ze op het Vlaams Blok zou stemmen omdat ik haar vroeg de auto van de parking te halen. Ik heb niet meer last van die jongelui dan de andere Belgen. Ik stoor me wel aan het 'eenrichtingsverkeer'. Ik scheld nooit iemand uit op de parking. En als je het ruimer bekijkt, moeten alle joodse instellingen bewaakt worden, maar geen enkele moskee.'' Persoonlijk voelt Henri Maneles zich niet onveilig.
,,Maar ik onderschat het niet. De situatie kan elk moment kantelen. Het zijn vooral de vrome joden die bang zijn.''
DAT blijkt als ik met een oudere man uit de buurt aan de praat raak. Hij wil absoluut niet met zijn naam in de krant. Hij is al eens neergeslagen en hij is bang voor zijn kleinkinderen, die ook al belaagd zijn. ,,Noem me maar de oude jood uit Hongarije die Auschwitz overleefde'', zegt hij. Hij laat het nummer op zijn arm zien. ,,Mijn hele familie is uitgemoord.''
Hij zegt dat hij de situatie heel gevaarlijk inschat. ,,Zeventig jaar geleden is het in Hongarije ook begonnen met kleine incidenten. Wij geloofden de joden niet die uit Polen vluchtten. Zoiets kon in Hongarije niet gebeuren. Het gebeurde toch. En zelfs onze buren en beste vrienden deden niets om het tegen te houden. Nee, veel geloof in de mensen heb ik niet meer. Zolang alles rustig blijft, is er geen probleem. Maar drie dagen van anarchie en de mensen keren zich massaal tegen de joden.''
De oude man noemt antisemitisme 'normaal'.
,,Het zit de mensen in het bloed. Joden lijken hun iets 'raars'. Overal en altijd waar joden hebben gewoond, zijn ze vervolgd geweest. De toestand in het Midden-Oosten is maar een excuus. We hebben niets tegen de joden, zeggen ze dan, alleen tegen zionisten. Maar niet iedere jood is zionist. Ik ben het persoonlijk niet. Maar denk je dat men eerst vraagt wat ik van Sharon denk, voor ze me aanvallen? Ze vallen ons aan omdat we joden zijn. Net als toen.''
Ik merk op dat het antisemitisme vandaag toch geen algemeen fenomeen is, in tegenstelling tot de jaren dertig. En dat slechts een minderheid van losgeslagen moslimjongeren joden lastigvalt. ,,Maar wie zal over twintig jaar de gemeenschap vormen? Moslims zullen de bovenhand krijgen. Trouwens, veel van mijn Belgische buren zijn ook bang op straat. Ik ken weinig oudjes die niet overvallen zijn.''
Niet iedereen is zo pessimistisch. Maar alle orthodoxe joden met wie ik spreek, zijn het slachtoffer geweest van scheldpartijen of slagen. Ik ontmoet drie leden van een joodse familie, twee broers van middelbare leeftijd en de dochter van een van hen, die getrouwd is met een Israëliër. Ze leven verspreid over enkele zijstraten van de Provinciestraat. Ook zij willen niet met hun ware naam in de krant. Laten we de dochter gemakshalve Rebecca noemen.
,,Op een avond, net na de fameuze pro-Palestijnse betoging, zag ik vanaf het balkon plots tientallen jongeren uit de Provinciestraat naar het Switel -hotel lopen, waar ze elkaar verdrongen om dichterbij te komen. Ik dacht dat er een manifestatie bezig was. Ondertussen bleven nieuwe jongeren toestromen. Achteraf bleek dat ze mijn oom in elkaar stampten. Het gebeurde voor onze ogen, maar we hebben de politie niet gebeld, omdat we niet wisten wat er precies gebeurde.''
De oom: ,,Ik wandelde rond halfacht voorbij, het was nog licht. Plots smeet een hele groep me op de grond en begonnen ze me te schoppen. Tegen mijn hoofd, in mijn buik, overal. Als mijn zoon zich niet had losgerukt om de politie bij de synagoge te waarschuwen, had ik het waarschijnlijk niet overleefd. Even snel als ze er gekomen waren, verdwenen die jongens weer naar de Provinciestraat. De politie heeft nooit iemand kunnen oppakken.''
Er volgen nog anekdotes, over de handtas die werd afgerukt en een straat verder weer werd weggegooid. Of de schoonzoon die een klap kreeg met een houten balk, omdat hij een vuist durfde op te steken naar treiterende jongeren.
,,Mijn man wandelde naar Kleinblatt en werd zomaar in het gezicht gespuwd. Hij kwam net uit Israël. Hij dacht in Antwerpen veilig te zijn'', vertelt Rebecca.
,,Zulke verhalen hoor je in de buurt elke dag. Haat tegenover joden is er altijd geweest. Ik heb van kinds af niet anders geweten. Maar sinds 2000 is er begrip voor. Het ergst is nog de commentaar van niet-joden. 'Wat wil je', horen we steeds meer, 'als jullie de Palestijnen zo behandelen?' ''