Bismilaah
05-07-04, 13:01
Graag uw aandacht voor het volgende:
ONWETTIGE MOORDPARTIJEN IN CONGO
Ituri
In het district Ituri laaide het geweld op. In maart 2002 namen Oegandese regeringstroepen Bunia en andere gebieden in handen nadat ze zich hadden ontdaan van de voornamelijk uit Hema bestaande gewapende groepering Unie van Congolese Patriotten (Union des patriotes congolais, UPC), hun voormalige bondgenoten. Bij de gevechten in Bunia kwamen talloze burgers om het leven.
Op 6 mei trokken Oegandese regeringstroepen zich terug uit Ituri. Onmiddellijk daarna kwamen bij etnische moordpartijen door Lendu- en Hema-milities of de UPC naar verluidt ruim vierhonderd burgers om het leven in Bunia en werden talloze anderen buiten de stad vermoord, onder wie twee MONUC-waarnemers in Mongbwalu. De aanwezige MONUC-troepen boden burgers geen adequate bescherming. Met de komst van de multinationale troepenmacht in juli en een versterkte MONUC-brigade in september keerde de rust terug in Bunia, ofschoon onveiligheid ook de rest van het jaar voortduurde.
Massamoorden op burgers duurden echter voort in andere delen van Ituri. De meeste van de honderden slachtoffers waren vrouwen en kinderen, die aangevallen werden met hakmessen, zelfgemaakte wapens en kleine geweren. Honderdduizenden mensen ontvluchtten het geweld en eind 2003 waren ze in eigen land ontheemd, vaak buiten bereik van humanitaire hulp vanwege het aanhoudende geweld, of leefden ze als vluchtelingen in precaire omstandigheden.
Massamoorden vonden onder meer plaats in Nizi, waar op 7 juli 22 burgers werden gedood; Tchomia, waar op 31 mei ruim driehonderd mensen zouden zijn gedood en ten minste tachtig op 15 juli; Fataki, waar ten minste zestig mensen werden gedood in juli en begin augustus; en Katshele, waar op 6 oktober 65 burgers omkwamen, onder wie naar verluidt 42 kinderen.
Mambasa
In februari berechtte de MLC als reactie op internationale kritiek 27 soldaten door een militaire rechtbank wegens hun aandeel in grootschalige moorden, marteling, waaronder verkrachtingen, en andere schendingen door troepen van de MLC en RCD-Nationaal in en rondom Mambasa (provincie Oriental) eind 2002. Eind 2003 zouden veel van de soldaten echter zijn vrijgelaten. De slachtoffers waren voornamelijk etnische Nande, die bloot stonden aan geweld vanwege hun vermeende steun aan een rivaliserende gewapende groepering Congolees Verbond voor de Democratie-Beweging voor de Bevrijding van Congo (Rassemblement congolais pour la démocratie-Mouvement de libération, RCD-ML), en de Twa-gemeenschap.
Zuid-Kivu
In de provincie Zuid-Kivu werden talloze ongewapende burgers gedood bij gevechten tussen gewapende groeperingen of door onwettige moordpartijen door alle bij het conflict betrokken partijen. De gevechten leidden tot massale ontheemding. Strijders plunderden en vernielden op grote schaal huizen, scholen, medische centra, voedselopslagplaatsen en kerken.
Op de Ruzizi-vlakte begingen ze stelselmatig schendingen tegen burgers die ze ervan beschuldigden de “vijand” te steunen. In oktober ondertekenden de Congolese mayi-mayi-milities en het RCD-Goma een overeenkomst om de vijandigheden te staken na bemiddeling door MONUC.
De regio Hauts-Plateaux, waar een omvangrijke Banyamulenge (Congolese Tutsi)-bevolking woont, was het toneel voor een aanhoudende opstand door een voormalige RCD-Goma commandant. Troepen van het RCD-Goma slaagden er niet echt in de rebellen in bedwang te houden en zouden buitensporig en willekeurig geweld hebben gebruikt tegen burgers, met name Banyamulenge. Grote aantallen burgers werden gedood bij de gevechten, en maar liefst dertigduizend mensen raakten ontheemd.
*In april zouden talloze ongewapende burgers zijn gedood in Uvira, Walungu en Bukavu bij gevechten tussen het RCD-Goma en mayi-mayi.
KINDSOLDATEN
Alle strijdende partijen in de DRC bedienden zich van kindsoldaten. In het oosten waren gewapende politieke groeperingen actief bezig kinderen te rekruteren, die in sommige gevallen naar verluidt meer dan veertig procent van hun gewapende troepen uitmaakten. Kindsoldaten, jongens en meisjes, soms nog maar zeven jaar oud, werden veelvuldig mishandeld tijdens hun opleiding: in sommige kampen overleden kinderen als gevolg van de erbarmelijke omstandigheden. Ze werden vaak naar het front gestuurd of gebruikt als seksslaven. Sommigen werden gedwongen hun eigen families te doden; anderen moesten meedoen aan kannibalistische of seksuele verrichtingen met de stoffelijke resten van vijanden. Meisjessoldaten werden verkracht en sommigen overleden daarbij. Kindsoldaten die werden gedetineerd wegens ondisciplinair gedrag werden gemarteld of mishandeld.
Geen van de door de gewapende troepen gedane beloften om kinderen te demobiliseren werd nagekomen, en er werd weinig gedaan om de herintegratie van voormalige kindsoldaten in de maatschappij te bevorderen. In het oosten liepen de kleine aantallen kinderen die officieel werden gedemobiliseerd voortdurend het gevaar opnieuw te worden ingelijfd. Tijdens bezoeken aan de DRC hoorden afgevaardigden van Amnesty International getuigenissen van voormalige kindsoldaten over de marteling, mishandeling en andere schendingen van kindsoldaten door strijders.
Een kindsoldaat, op dertienjarige leeftijd ingelijfd door het RCD-Goma, kon zijn benen niet meer gebruiken als gevolg van slagen op zijn ruggengraat in het opleidingskamp in Mushaki (Noord-Kivu).
Een twaalfjarige kindsoldaat, die voor het eerst onder dwang was gerekruteerd toen hij zeven zag hoe strijders het hoofd van zijn commandant eraf hakten bij gevechten in Ituri. De jongen raakte gewond aan zijn arm en werd niet naar behoren behandeld voor zijn verwonding of trauma.
Een voormalige kindsoldaat uit Zuid-Kivu, die op twaalfjarige leeftijd was ingelijfd door het RCD-Goma, werd herhaaldelijk geslagen, gegeseld en verkracht door andere soldaten. Ze kreeg een kind als gevolg van deze verkrachtingen.
GEWELD TEGEN VROUWEN
Seksueel geweld tegen vrouwen van alle leeftijden, onder wie zeer jonge meisjes, werd door de meeste strijdende partijen gebruikt als oorlogswapen. In veel gevallen werd verkrachting gevolgd door het opzettelijk verwonden of doden van het slachtoffer. Duizenden vrouwen en meisjes werden ontvoerd en gedwongen de gewapende groeperingen te vergezellen als seksslavinnen. De prevalentie van HIV/aids onder strijders versterkte het trauma en sociale stigma waarmee deze vrouwen te maken kregen, die vreesden door hun families en gemeenschappen te worden verstoten. Zelden werden slachtoffers medisch en psychologisch behandeld op een wijze die aansloot bij hun behoeften. Leiders van gewapende groeperingen hebben weinig wezenlijke stappen genomen om vrouwen en meisjes te beschermen tegen verkrachting door hun strijders, en de verantwoordelijken zijn zelden voor de rechter gebracht.
Volgens schattingen van de VN zijn in Zuid-Kivu circa vijfduizend vrouwen verkracht tussen oktober 2002 en februari 2003, een gemiddelde van veertig per dag.
Op 16 mei drong een soldaat het huis van Kavira Muraulu binnen, afkomstig uit Mangangu in de buurt van Beni (Noord-Kivu) en verkrachtte haar. Nadat ze de verkrachting had gemeld bij de gouverneur van het district, werd ze opnieuw bij haar thuis aangevallen door de vermeende verkrachter en andere soldaten, die haar sloegen en staken met een bajonet.
MARTELING EN ONWETTIGE DETENTIE
Mensen die ervan verdacht werden banden te onderhouden met gewapende politieke oppositiegroeperingen stonden bloot aan marteling en onwettige detentie. Mensenrechtenactivisten en journalisten die rechtmatig onderzoek deden of kritiek leverden werden eveneens geslagen, bedreigd en onwettig gedetineerd vanwege hun verslaggeving over de mensenrechtensituatie.
Tot de martelpraktijken behoorden het stelselmatig slaan en geselen van gedetineerden, steken met bajonetten of bewerken met stroomstoten. Marteling werd in de hand gewerkt door het wijdverbreide gebruik van particuliere en niet-officiële detentiecentra, waaronder ondergrondse kuilen, vrachtcontainers en de huizen van veiligheidsagenten, met name in het oosten van de DRC dat in handen was van gewapende politieke groeperingen.
Willekeurige detenties kwamen veel voor in de DRC en vrijwel geen enkele gedetineerde zag werd op bevel van een onafhankelijke gerechtelijke functionaris gearresteerd. Velen zaten langdurig in detentie zonder aanklacht of proces.
Twee mannen, Paul Mbonabihama en Ndibwami Nyanga, overleden in januari als gevolg van marteling terwijl ze door het RCD-Goma werden vastgehouden in Bunagana (Noord-Kivu). Ten minste drie andere mannen werden eveneens gemarteld. Ze kregen een gloeiend heet strijkijzer op hun rug gedrukt en zware gewichten werden vastgemaakt aan hun testikels; ook werden ze langdurig aan hun enkels opgehangen. Een vrouwelijke gedetineerde verklaarde dat buskruit was aangestoken dichtbij haar borsten en dat haar nagels waren uitgetrokken. De daders werden niet vervolgd.
Donatien Kisangani Mukatamwina, een lid van de niet-gouvernementele mensenrechtenorganisatie Solidariteit-Uitwisseling voor Geïntegreerde Ontwikkeling (Solidarité-Echange pour le développement intégral), gevestigd in Uvira (Zuid-Kivu) werd in juni gearresteerd door het RCD-Goma. Functionarissen van het RCD-Goma detineerden hem gedurende dertien dagen zonder aanklacht omdat hij banden zou hebben met mayi-mayi; ook zouden ze hem hebben geslagen en met de dood bedreigd.
Mensenrechtenactivist N’sii Luanda Shandwe werd op 26 januari vrijgelaten nadat hij negen maanden als gewetensgevangene in het Penitentiair en Heropvoedingscentrum van Kinshasa (Centre pénitentiaire et de réeducation de Kinshasa) had gezeten. Hij was gedetineerd vanwege zijn mensenrechtenactiviteiten, maar werd niet formeel aangeklaagd wegens een vergrijp.
(Amnesty International)
U heeft helemaal gelijk in uw brief mw. Hirsi Ali; kennelijk is het ene slachtoffer het andere niet. Als de dader een moslim is dan meet u dit lang en breed uit en profileert u zich in no time als een zelfbenoemde redder in nood voor het slachtoffer, als Zwarte Engel der Onderdrukten. Maar als de dader een christen is of een jood of een atheist dan zwijgt u in alle talen en kijkt u de andere kant op. Een tikkeltje doortrapt vindt u niet?
Nee, mw Hirsi Ali. Voor mij was u een leugenares met dubbele bedoelingen en zult u altijd een leugenares met dubbele bedoelingen blijven. Met alle gevolgen van dien. De aandacht van wat u werkelijk wilt met uw open brief probeert u slinks af te leiden, maar u houdt mij niet voor de gek. Opkomen voor rechten van mensen kunt u blijven doen. Maar uw motieven stroken niet met de aangeboren gedachte van welwillenden..
Een groet, Bismilaah
ONWETTIGE MOORDPARTIJEN IN CONGO
Ituri
In het district Ituri laaide het geweld op. In maart 2002 namen Oegandese regeringstroepen Bunia en andere gebieden in handen nadat ze zich hadden ontdaan van de voornamelijk uit Hema bestaande gewapende groepering Unie van Congolese Patriotten (Union des patriotes congolais, UPC), hun voormalige bondgenoten. Bij de gevechten in Bunia kwamen talloze burgers om het leven.
Op 6 mei trokken Oegandese regeringstroepen zich terug uit Ituri. Onmiddellijk daarna kwamen bij etnische moordpartijen door Lendu- en Hema-milities of de UPC naar verluidt ruim vierhonderd burgers om het leven in Bunia en werden talloze anderen buiten de stad vermoord, onder wie twee MONUC-waarnemers in Mongbwalu. De aanwezige MONUC-troepen boden burgers geen adequate bescherming. Met de komst van de multinationale troepenmacht in juli en een versterkte MONUC-brigade in september keerde de rust terug in Bunia, ofschoon onveiligheid ook de rest van het jaar voortduurde.
Massamoorden op burgers duurden echter voort in andere delen van Ituri. De meeste van de honderden slachtoffers waren vrouwen en kinderen, die aangevallen werden met hakmessen, zelfgemaakte wapens en kleine geweren. Honderdduizenden mensen ontvluchtten het geweld en eind 2003 waren ze in eigen land ontheemd, vaak buiten bereik van humanitaire hulp vanwege het aanhoudende geweld, of leefden ze als vluchtelingen in precaire omstandigheden.
Massamoorden vonden onder meer plaats in Nizi, waar op 7 juli 22 burgers werden gedood; Tchomia, waar op 31 mei ruim driehonderd mensen zouden zijn gedood en ten minste tachtig op 15 juli; Fataki, waar ten minste zestig mensen werden gedood in juli en begin augustus; en Katshele, waar op 6 oktober 65 burgers omkwamen, onder wie naar verluidt 42 kinderen.
Mambasa
In februari berechtte de MLC als reactie op internationale kritiek 27 soldaten door een militaire rechtbank wegens hun aandeel in grootschalige moorden, marteling, waaronder verkrachtingen, en andere schendingen door troepen van de MLC en RCD-Nationaal in en rondom Mambasa (provincie Oriental) eind 2002. Eind 2003 zouden veel van de soldaten echter zijn vrijgelaten. De slachtoffers waren voornamelijk etnische Nande, die bloot stonden aan geweld vanwege hun vermeende steun aan een rivaliserende gewapende groepering Congolees Verbond voor de Democratie-Beweging voor de Bevrijding van Congo (Rassemblement congolais pour la démocratie-Mouvement de libération, RCD-ML), en de Twa-gemeenschap.
Zuid-Kivu
In de provincie Zuid-Kivu werden talloze ongewapende burgers gedood bij gevechten tussen gewapende groeperingen of door onwettige moordpartijen door alle bij het conflict betrokken partijen. De gevechten leidden tot massale ontheemding. Strijders plunderden en vernielden op grote schaal huizen, scholen, medische centra, voedselopslagplaatsen en kerken.
Op de Ruzizi-vlakte begingen ze stelselmatig schendingen tegen burgers die ze ervan beschuldigden de “vijand” te steunen. In oktober ondertekenden de Congolese mayi-mayi-milities en het RCD-Goma een overeenkomst om de vijandigheden te staken na bemiddeling door MONUC.
De regio Hauts-Plateaux, waar een omvangrijke Banyamulenge (Congolese Tutsi)-bevolking woont, was het toneel voor een aanhoudende opstand door een voormalige RCD-Goma commandant. Troepen van het RCD-Goma slaagden er niet echt in de rebellen in bedwang te houden en zouden buitensporig en willekeurig geweld hebben gebruikt tegen burgers, met name Banyamulenge. Grote aantallen burgers werden gedood bij de gevechten, en maar liefst dertigduizend mensen raakten ontheemd.
*In april zouden talloze ongewapende burgers zijn gedood in Uvira, Walungu en Bukavu bij gevechten tussen het RCD-Goma en mayi-mayi.
KINDSOLDATEN
Alle strijdende partijen in de DRC bedienden zich van kindsoldaten. In het oosten waren gewapende politieke groeperingen actief bezig kinderen te rekruteren, die in sommige gevallen naar verluidt meer dan veertig procent van hun gewapende troepen uitmaakten. Kindsoldaten, jongens en meisjes, soms nog maar zeven jaar oud, werden veelvuldig mishandeld tijdens hun opleiding: in sommige kampen overleden kinderen als gevolg van de erbarmelijke omstandigheden. Ze werden vaak naar het front gestuurd of gebruikt als seksslaven. Sommigen werden gedwongen hun eigen families te doden; anderen moesten meedoen aan kannibalistische of seksuele verrichtingen met de stoffelijke resten van vijanden. Meisjessoldaten werden verkracht en sommigen overleden daarbij. Kindsoldaten die werden gedetineerd wegens ondisciplinair gedrag werden gemarteld of mishandeld.
Geen van de door de gewapende troepen gedane beloften om kinderen te demobiliseren werd nagekomen, en er werd weinig gedaan om de herintegratie van voormalige kindsoldaten in de maatschappij te bevorderen. In het oosten liepen de kleine aantallen kinderen die officieel werden gedemobiliseerd voortdurend het gevaar opnieuw te worden ingelijfd. Tijdens bezoeken aan de DRC hoorden afgevaardigden van Amnesty International getuigenissen van voormalige kindsoldaten over de marteling, mishandeling en andere schendingen van kindsoldaten door strijders.
Een kindsoldaat, op dertienjarige leeftijd ingelijfd door het RCD-Goma, kon zijn benen niet meer gebruiken als gevolg van slagen op zijn ruggengraat in het opleidingskamp in Mushaki (Noord-Kivu).
Een twaalfjarige kindsoldaat, die voor het eerst onder dwang was gerekruteerd toen hij zeven zag hoe strijders het hoofd van zijn commandant eraf hakten bij gevechten in Ituri. De jongen raakte gewond aan zijn arm en werd niet naar behoren behandeld voor zijn verwonding of trauma.
Een voormalige kindsoldaat uit Zuid-Kivu, die op twaalfjarige leeftijd was ingelijfd door het RCD-Goma, werd herhaaldelijk geslagen, gegeseld en verkracht door andere soldaten. Ze kreeg een kind als gevolg van deze verkrachtingen.
GEWELD TEGEN VROUWEN
Seksueel geweld tegen vrouwen van alle leeftijden, onder wie zeer jonge meisjes, werd door de meeste strijdende partijen gebruikt als oorlogswapen. In veel gevallen werd verkrachting gevolgd door het opzettelijk verwonden of doden van het slachtoffer. Duizenden vrouwen en meisjes werden ontvoerd en gedwongen de gewapende groeperingen te vergezellen als seksslavinnen. De prevalentie van HIV/aids onder strijders versterkte het trauma en sociale stigma waarmee deze vrouwen te maken kregen, die vreesden door hun families en gemeenschappen te worden verstoten. Zelden werden slachtoffers medisch en psychologisch behandeld op een wijze die aansloot bij hun behoeften. Leiders van gewapende groeperingen hebben weinig wezenlijke stappen genomen om vrouwen en meisjes te beschermen tegen verkrachting door hun strijders, en de verantwoordelijken zijn zelden voor de rechter gebracht.
Volgens schattingen van de VN zijn in Zuid-Kivu circa vijfduizend vrouwen verkracht tussen oktober 2002 en februari 2003, een gemiddelde van veertig per dag.
Op 16 mei drong een soldaat het huis van Kavira Muraulu binnen, afkomstig uit Mangangu in de buurt van Beni (Noord-Kivu) en verkrachtte haar. Nadat ze de verkrachting had gemeld bij de gouverneur van het district, werd ze opnieuw bij haar thuis aangevallen door de vermeende verkrachter en andere soldaten, die haar sloegen en staken met een bajonet.
MARTELING EN ONWETTIGE DETENTIE
Mensen die ervan verdacht werden banden te onderhouden met gewapende politieke oppositiegroeperingen stonden bloot aan marteling en onwettige detentie. Mensenrechtenactivisten en journalisten die rechtmatig onderzoek deden of kritiek leverden werden eveneens geslagen, bedreigd en onwettig gedetineerd vanwege hun verslaggeving over de mensenrechtensituatie.
Tot de martelpraktijken behoorden het stelselmatig slaan en geselen van gedetineerden, steken met bajonetten of bewerken met stroomstoten. Marteling werd in de hand gewerkt door het wijdverbreide gebruik van particuliere en niet-officiële detentiecentra, waaronder ondergrondse kuilen, vrachtcontainers en de huizen van veiligheidsagenten, met name in het oosten van de DRC dat in handen was van gewapende politieke groeperingen.
Willekeurige detenties kwamen veel voor in de DRC en vrijwel geen enkele gedetineerde zag werd op bevel van een onafhankelijke gerechtelijke functionaris gearresteerd. Velen zaten langdurig in detentie zonder aanklacht of proces.
Twee mannen, Paul Mbonabihama en Ndibwami Nyanga, overleden in januari als gevolg van marteling terwijl ze door het RCD-Goma werden vastgehouden in Bunagana (Noord-Kivu). Ten minste drie andere mannen werden eveneens gemarteld. Ze kregen een gloeiend heet strijkijzer op hun rug gedrukt en zware gewichten werden vastgemaakt aan hun testikels; ook werden ze langdurig aan hun enkels opgehangen. Een vrouwelijke gedetineerde verklaarde dat buskruit was aangestoken dichtbij haar borsten en dat haar nagels waren uitgetrokken. De daders werden niet vervolgd.
Donatien Kisangani Mukatamwina, een lid van de niet-gouvernementele mensenrechtenorganisatie Solidariteit-Uitwisseling voor Geïntegreerde Ontwikkeling (Solidarité-Echange pour le développement intégral), gevestigd in Uvira (Zuid-Kivu) werd in juni gearresteerd door het RCD-Goma. Functionarissen van het RCD-Goma detineerden hem gedurende dertien dagen zonder aanklacht omdat hij banden zou hebben met mayi-mayi; ook zouden ze hem hebben geslagen en met de dood bedreigd.
Mensenrechtenactivist N’sii Luanda Shandwe werd op 26 januari vrijgelaten nadat hij negen maanden als gewetensgevangene in het Penitentiair en Heropvoedingscentrum van Kinshasa (Centre pénitentiaire et de réeducation de Kinshasa) had gezeten. Hij was gedetineerd vanwege zijn mensenrechtenactiviteiten, maar werd niet formeel aangeklaagd wegens een vergrijp.
(Amnesty International)
U heeft helemaal gelijk in uw brief mw. Hirsi Ali; kennelijk is het ene slachtoffer het andere niet. Als de dader een moslim is dan meet u dit lang en breed uit en profileert u zich in no time als een zelfbenoemde redder in nood voor het slachtoffer, als Zwarte Engel der Onderdrukten. Maar als de dader een christen is of een jood of een atheist dan zwijgt u in alle talen en kijkt u de andere kant op. Een tikkeltje doortrapt vindt u niet?
Nee, mw Hirsi Ali. Voor mij was u een leugenares met dubbele bedoelingen en zult u altijd een leugenares met dubbele bedoelingen blijven. Met alle gevolgen van dien. De aandacht van wat u werkelijk wilt met uw open brief probeert u slinks af te leiden, maar u houdt mij niet voor de gek. Opkomen voor rechten van mensen kunt u blijven doen. Maar uw motieven stroken niet met de aangeboren gedachte van welwillenden..
Een groet, Bismilaah