Marsipulami
27-07-04, 13:50
Parabel van de olifant en de blindgeborenen
'Toen monniken omwille van deze theologische twisten bij de Verhevene om raad kwamen vragen, vertelde deze het volgende verhaal. Op zekere dag liet de koning van Savatthi alle blindgeborenen uit zijn stad op één plek samenbrengen.
Daarna liet hij hen een olifant tonen, waarvan ze elk één lichaamsdeel konden betasten, terwijl hij zei 'dit is nu een olifant'. Enkele blinden betastten de kop, anderen een oor, nog anderen een slagtand, de slurf, de romp, een poot, het achterwerk, de staart, het behaarde uiteinde van de staart.
Daarna vroeg de koning aan de blindgeborenen hoe men zich een olifant moest voorstellen. Wie de kop betast had, zei dat een olifant eruit zag als een grote ketel. Wie het oor had, leek de olifant op een mand om het koren te zeven; wie de slagtand had, op een ploegschaar; wie de slurf had, op een stang aan de ploegschaar; wie de romp had, op een graansilo; wie een poot had, op een peiler; wie het achterwerk had, op een stuk geschut; wie de staart had, op een knuppel; wie het uiteinde van de staart had, op een bezem.
Omdat de blinden het onder elkaar hoegenaamd niet eens konden worden over hoe een olifant werkelijk eruit zag, raakten ze tot ontsteltenis van de koning slaags. En de Verhevene voegde aan dit verhaal toe dat het in de theologische scholenstrijd er op dezelfde manier aan toe gaat: omdat ze blind zijn, begrijpen de brahmanen en asceten niet waar het op aankomt en kunnen ze waarheid niet van onwaarheid onderscheiden. Ze bestrijden elkaar omdat ze enkel één deel zien en geen oog hebben voor het geheel.'
'Toen monniken omwille van deze theologische twisten bij de Verhevene om raad kwamen vragen, vertelde deze het volgende verhaal. Op zekere dag liet de koning van Savatthi alle blindgeborenen uit zijn stad op één plek samenbrengen.
Daarna liet hij hen een olifant tonen, waarvan ze elk één lichaamsdeel konden betasten, terwijl hij zei 'dit is nu een olifant'. Enkele blinden betastten de kop, anderen een oor, nog anderen een slagtand, de slurf, de romp, een poot, het achterwerk, de staart, het behaarde uiteinde van de staart.
Daarna vroeg de koning aan de blindgeborenen hoe men zich een olifant moest voorstellen. Wie de kop betast had, zei dat een olifant eruit zag als een grote ketel. Wie het oor had, leek de olifant op een mand om het koren te zeven; wie de slagtand had, op een ploegschaar; wie de slurf had, op een stang aan de ploegschaar; wie de romp had, op een graansilo; wie een poot had, op een peiler; wie het achterwerk had, op een stuk geschut; wie de staart had, op een knuppel; wie het uiteinde van de staart had, op een bezem.
Omdat de blinden het onder elkaar hoegenaamd niet eens konden worden over hoe een olifant werkelijk eruit zag, raakten ze tot ontsteltenis van de koning slaags. En de Verhevene voegde aan dit verhaal toe dat het in de theologische scholenstrijd er op dezelfde manier aan toe gaat: omdat ze blind zijn, begrijpen de brahmanen en asceten niet waar het op aankomt en kunnen ze waarheid niet van onwaarheid onderscheiden. Ze bestrijden elkaar omdat ze enkel één deel zien en geen oog hebben voor het geheel.'