PDA

Bekijk Volledige Versie : Die ochtend in Bagdad



Marsipulami
18-09-04, 12:27
REPORTAGE. Die ochtend in Bagdad

"Neem foto's: laat de wereld zien wat de Amerikaanse democratie inhoudt"



Afgelopen zondag kwamen dertien Irakezen om het leven en vielen er tientallen gewonden toen Amerikaanse helikopters het vuur openden op een groep ongewapende burgers in Bagdad. Ghaith Abdul-Ahad, een columnist van The Guardian die bij de aanval gewond raakte, beschrijft de slachtpartij die hij met veel geluk heeft overleefd.

HET begon allemaal met een telefoontje, zondagochtend vroeg: ,,Een grote rookwalm in Haifa Street!'' Nog half slapend trok ik mijn spijkerbroek aan. Ik vervloekte de bommenleggers die hun ding 's morgens doen. Kan ik niet beter gewoon weer naar bed gaan, vroeg ik me af. Als ik ter plekke arriveer, zal het wellicht al voorbij zijn.

Op het parkeerterrein schoot het me plots te binnen dat mijn kogelvrij vest niet in mijn auto lag. Maar ik ging ervan uit dat het wel weer om een improvised explosive device (IED) zou gaan dat aan een Humvee was vastgemaakt, en dat ik dus gauw weer terug zou zijn. Op weg naar Haifa Street bad ik dat alles intussen al afgehandeld zou zijn. Of dat de Amerikanen het gebied zouden afgrendelen. Ik ben nog altijd niet bekomen van de aanslag in Najaf.

Haifa Street werd begin jaren tachtig aangelegd door Saddam Hoessein, met de bedoeling om Bagdad een moderner uitzicht te geven. Het is een lange, brede laan met aan weerskanten wolkenkrabbers in sovjetstijl, die dienst doen als scherm waarachter een netwerk van armzalige steegjes verborgen blijft. Daar wonen de armste en meest gewelddadige inwoners van Bagdad, van wie velen uit het hart van de zogeheten 'Soennitische Driehoek' komen.

Toen ik aankwam, zag ik honderden kinderen en jongemannen die in de richting van de rookpluim liepen. ,,Ren zo hard je kunt, want het brandt al een hele tijd" schreeuwde iemand me toe. Ik pakte mijn camera's en begon te lopen. Na zo'n vijftig meter hoorde ik enkele ontploffingen, en uit dezelfde straat waarboven nog altijd een rookwolk hing, steeg een tweede stofwolk op. Een heleboel mensen kwamen mijn richting uitgelopen. Boven ons hoofd maakte een aantal helikopters rechtsomkeert. Ik sprong het voortuintje van een winkel in die een eindje van de straat af lag. Daar stonden we met z'n tienen te schuilen, ons hoofd weggedoken achter de tuinmuur. ,,Het is een schokgranaat'', zei de man die vlak bij mij stond.

Een paar seconden later hoorde ik geschreeuw: er moest iets gebeurd zijn. Ik ging op het lawaai af, maar ik liep nog steeds gebukt achter de muur. Ik had heel even oogcontact met twee persfotografen die in de tegenovergestelde richting liepen. Zowat twintig meter voor mij zag ik een Amerikaanse Bradley-pantserwagen die in brand stond. Hij stond er helemaal alleen, de deuren wagenwijd open. Ik hield halt, nam enkele foto's en stak de straat over, in de richting van een groepje mensen. Sommige mensen lagen op straat, omringd door verschillende omstanders. Ik hoorde nog altijd het geronk van de helikopters, maar ze waren al een heel eind verder.

Ik voelde me onbehaaglijk, kwetsbaar ook, zo midden op straat, maar ik stond midden in een massa burgers. Een tiental mannen stond in een cirkel om vijf schreeuwende, huilende gewonden. Een man keek naar een van de gewonden en sloeg zich op het hoofd en de borst. ,,Ben jij het, broer? Ben jij het?" schreeuwde hij. Hij probeerde hem niet eens te helpen, hij stond daar maar naar het bebloede gezicht van zijn broer te staren. Een man zat volledig bebloed en verdwaasd rond te kijken. Zijn T-shirt was gescheurd en het bloed sijpelde langs zijn rug. Twee andere mannen droegen een bewusteloze jongen weg die een onderbeen miste. Het afgerukte stuk been lag op het wegdek, in een plas bloed. Zijn andere been was zwaar gehavend.

Ik was zo'n twee à drie minuten foto's aan het nemen toen we opnieuw de helikopters hoorden. Iedereen zette het op een lopen en ik keek niet om om te kijken wat er met de gewonden gebeurde. We renden met z'n allen naar dezelfde plek: een hek, een gebouwencomplex en een kubusvormig betonblok dat gebruikt werd als rookwarenkraam. Ik had bijna het betonblok bereikt toen ik twee explosies hoorde. Ik voelde hete lucht op mijn gezicht en vlammen op mijn hoofd. Ik kroop naar het betonblok toe en zocht dekking. Samen met vijf anderen lag ik achter een blok van niet eens twee meter breed. Er begon bloed op mijn camera te druipen, maar ik dacht maar aan één ding: de lens schoonhouden. Naast mij lag een veertiger te huilen. Hij was niet gewond, hij huilde alleen maar. Ik was doodsbang. De helikopters cirkelden boven ons hoofd en toen besefte ik dat ze op ons aan het vuren waren. Ik wou mezelf onzichtbaar maken, ik wou mezelf wegstoppen onder de anderen.

Toen de helikopters wat verder weg vlogen, renden twee van de mannen naar een vlakbij gelegen gebouw. Ik bleef waar ik was, samen met een jongeman van begin de twintig, schat ik. Hij droeg leren laarzen en een trainingspak. Hij zat op de grond met zijn benen voor zich uit gestrekt, maar zijn kniegewricht was op een onnatuurlijke manier naar buiten gebogen. Het bloed stroomde over de grond en hij gluurde om de hoek. Ik begon foto's van hem te nemen. Hij keek naar me en draaide zijn hoofd weer naar de straat, alsof hij iets zocht. Zijn ogen waren wijdopen en hij bleef maar kijken.

De gewonden die op straat lagen, waren aan hun lot overgelaten. Een jongeman zat met z'n gezicht onder het bloed midden in een wolk van stof. Hij viel even later op zijn gezicht. De andere twee mannen die met mij achter het blok schuilden, kenden elkaar blijkbaar. ,,Hoe gaat het met jou?" vroeg de man die het dichtst bij mij lag, vlak tegen de muur, terwijl hij zijn gsm probeerde te pakken. ,,Slecht", antwoordde de ander, een jongeman in een blauw T-shirt die tegen een hek leunde. Een stuk van zijn arm was afgerukt, waardoor het bot zichtbaar was. ,,Kom ons halen met een auto, we zijn gewond!" hoorde ik zijn vriend in zijn gsm zeggen.

Ondertussen maakte de man met de kapotte knie nog maar een zwak geluid. Ik was te bang om hem aan te raken. Ik probeerde mezelf wijs te maken dat hij ongedeerd was, omdat hij niet schreeuwde. Ik besloot de man met de gsm te helpen, die was beginnen te schreeuwen. Ik scheurde zijn T-shirt en zei dat hij de stof tegen zijn gapende hoofdwonde moest drukken. Maar ik was gewoon verlamd van angst. Ik probeerde me de eerstehulplessen van vroeger voor de geest te halen, maar ik kon alleen maar foto's nemen.

Ik draaide me weer om naar de man met de verwrongen knie. Hij lag ondertussen met zijn hoofd op de stoeprand. Zijn ogen waren open, maar meer dan datzelfde zwakke geluid kwam er niet uit. Ik begon tegen hem te praten: ,,Maak je geen zorgen, het komt allemaal goed." Ik keek naar het midden van de straat, achter hem, waar nog altijd vijf gewonde mannen lagen. Drie van hen lagen bijna op elkaar. Een paar meter verder lag een jongen met een witte dishdasha (het traditionele lange, witte gewaad).

Een van die drie mannen richtte zijn hoofd op en keek naar de lege straten. Daarna keek hij naar de jongen, die wat verder lag, en daarna weer naar de horizon. Hij liet langzaam zijn hoofd zakken, legde het op zijn armen en stak zijn arm uit naar iets wat alleen hij kon zien. Het was de man die zich even tevoren op de borst had geklopt en zijn broer had proberen te helpen. Hij vroeg om hulp, maar er was niemand. Hij lag daar gewoon te sterven. Vijf minuten later gaf hij geen teken van leven meer. De tijd stond stil. De straten waren leeg en stil, de gewonden lagen te zieltogen.

Ik liep in elkaar gedoken hun richting uit. Het leek wel alsof ze midden in de lege straat aan het slapen waren, hun armen om elkaar geslagen. Ik nam een foto van de jongen in de dishdasha. Hij slaapt, probeerde ik mezelf wijs te maken. Ik wilde hem niet wakker maken. Ook de jongen met het afgerukte been lag er nog: de mensen die hem hadden weggesleept, hadden hem daar achtergelaten. Het voertuig stond nog altijd in brand.

Er kwamen meer kinderen op straat. Ze keken nieuwsgierig naar de doden en gewonden. Toen riep iemand: ,,Helikopters!" We renden allemaal weg. Ik draaide me om en zag twee kleine zwarte, dreigende helikopters. Doodsbang holde ik weer naar mijn schuilplaats, waar ik nog eens twee harde knallen hoorde. De man met de kapotte knie had intussen het bewustzijn verloren en lag met zijn gezicht vlak tegen de stoeprand. Een paar kinderen liepen op hem af. ,,Hij is dood", klonk het. Ik schreeuwde hun toe: ,,Zeg dat niet! Hij leeft nog! Maak hem niet bang." Ik vroeg hem hoe het met hem was, maar er kwam geen antwoord.

We lieten de kinderen achter bij de man met de kapotte knie, die met de gsm en die met het blauwe T-shirt. Ze waren nu allemaal buiten kennis en lagen eenzaam te sterven. Ik probeerde niet eens een van hen mee te nemen, ik wilde alleen mijn hachje redden. Ik kwam bij de ingang van een gebouw, waar iemand me bij de arm greep en naar binnen trok. ,,Hier ligt een gewonde man. Neem foto's: laat de wereld zien wat de Amerikaanse democratie inhoudt", zei hij. En inderdaad: in het duister van de gang lag iemand bij wie net een verband werd aangebracht .

Een paar andere mensen vertelden me dat er nog een journalist in het gebouw was. Ze brachten me naar een trappenhuis, dat naar de kelder leidde. Daar lag een cameraman van het persbureau Reuters, een vrolijke, mollige kerel. In zijn hand had hij een camera. Schreeuwen deed hij niet, maar je kon de pijn in zijn ogen lezen. Ik probeerde me zijn naam te herinneren zodat ik naar zijn kantoor zou kunnen bellen, maar het lukte niet. Hij was nochtans een vriend, we hadden maandenlang samengewerkt. Ik zag hem op elke persconferentie, maar zijn naam schoot me maar niet te binnen.

Een tijdje later arriveerde een ambulance. Ik rende de straat op, terwijl anderen uit hun schuilplaats kwamen. Ze probeerden allemaal gewonde burgers naar de ziekenwagen te dragen. ,,Nee, die man is dood", zei de chauffeur. ,,Neem een ander slachtoffer.'' De ambulance reed weg en we stoven meteen uit elkaar. We dachten: de Amerikanen zullen nooit vuren op een ambulance, maar wel op ons. Dat tafereel herhaalde zich enkele keren: telkens als we een ambulance hoorden, stoven we de straat op, en als ze wegreed, gingen we gauw weer dekking zoeken.

Gisteren, op de redactie, stond een fotograaf naar mijn foto's te kijken. Ineens riep hij: ,,Die journalist van al-Arabiya leefde dus nog toen je foto's aan het nemen was?" ,,Ik heb geen journalist gezien." Hij wees naar de foto van de man met het blauwe T-shirt. Hij was het. En hij was dood. Alle mannen met wie ik dekking had gezocht, waren dood.

© The Guardian Vertaling: Home Office


18/09/2004 Ghaith Abdul-Ahad

©Copyright De Standaard

DEMOcraat
18-09-04, 13:42
mocht saddam berecht worden voor zijn daden dan is alawi de volgende die berecht moet worden.

Siah
18-09-04, 15:58
Geplaatst door DEMOcraat
mocht saddam berecht worden voor zijn daden dan is alawi de volgende die berecht moet worden.

saddam berecht worden?
ik geloof niet dat dat een openbare berechting zou worden.
die zei chalabi ook kort geleden.
want anders kunnen ze niet sommige van die kopstukken ter verhoring oproepen.., zoals bij milosovich het geval was(is).

Pictures of Destruction and Civilian Victims of the Anglo-American Aggression in Iraq.

robert-fisk.com/iraqwarvictims_mar2003.htm (http://www.robert-fisk.com)

daarna moet je die hebben,

Victims of the Anglo-American Aggression

"A Picture is Worth a Thousand Words"