PDA

Bekijk Volledige Versie : Geweldloos verzet in de Islamwereld



Marsipulami
05-10-04, 00:12
Geweldloos verzet in de Islamwereld

Stephen Zunes

De tragische gebeurtenissen van 11/9 hebben bij velen het stereotype nog versterkt van de Islamwereld als een gewelddadige conflictregio. Nochtans kent het gebied een indrukwekkende en groeiende traditie van geweldloos verzet en van andere ongewapende bewegingen tegen autoritaire regimes.

Het begrip ‘geweldloze actie’ staat weliswaar niet in hoog aanzien binnen de ongewapende islamitische verzetsbewegingen, deels omdat de Arabische vertaling van de term een bijklank heeft van passiviteit. Het kent dan ook geen wijde verspreiding en weinigen zullen die bewegingen expliciet aanduiden als hoofdzakelijk geweldloze campagnes; desondanks vallen veel van zulke acties in de praktijk tóch onder de rubriek geweldloze actie.

Wat is Jihad?

Tegen de westerse stereotypes in vond de dramatische verspreiding van de Islam in de zevende eeuw niet zozeer plaats dankzij Arabisch militarisme, dan wel door de afwezigheid van een zwaarwegende tegenstand: de weg lag meer wel dan niet open. De Arabieren beschikten in die tijd militair over weinig professionalisme, technieken of organisatie. Hun legerleiders waren eerder handelaars, dichters of stamhoofden. Hun cultuur kende niet de militaristische kaste-traditie van de Spartanen, of de Pruisen, en ze bouwden ook geen militaire organisatie uit zoals andere wereldrijken dat deden: de Grieken, de Romeinen, de Byzantijnen of de Perzen.

Mede aan de basis van de foutieve westerse perceptie van een militaristische Islam ligt de verwarring over het concept jihad. Eerder dan een ‘heilige oorlog’ in de westerse betekenis, verwijst jihad in de eerste plaats naar iemands persoonlijke interne strijd voor rechtschapenheid en tegen de verleiding van de zonde. De term kan anderzijds ook verwijzen naar elke uiterlijke strijd van moreel belang, met inbegrip van geweldloze actie. In die zin is jihad iets anders dan qital, het gevecht. Op welk moment jihad de vorm aanneemt een qital, is betwistbaar, maar geloof in jihad vooronderstelt nièt het gebruik van geweld in de strijd voor een rechtvaardige samenleving. Men zegt dat de term ‘militante islam’ in feite overbodig is, gezien de inherente toewijding in de islam aan de strijd voor rechtvaardigheid. Maar militant zijn houdt op zich niet de noodzaak in van militarisme – zoals strijden niet noodzakelijk vechten inhoudt.

Een grote kracht van de islamitische culturen die ongewapende opstand mogelijk maakt is het geloof in een sociaal contract tussen de heerser en de onderworpene. Dit werd expliciet verwoord door de opvolger van de profeet Mohammed, Abu Bakr al-Siddiq: «Gehoorzaam mij zo lang als ik in mijn bestuur God gehoorzaam. Als ik hem ongehoorzaam ben, zijn jullie mij geen gehoorzaamheid verschuldigd.» Opeenvolgende kaliefen herhaalden die gelofte; Imam Ali zei b.v.: «Geen gehoorzaamheid is toegestaan aan eender welk schepsel in zijn ongehoorzaamheid aan de Schepper.» De meeste geleerden in het Midden-Oosten steunden inderdaad ten volle het recht van volkeren om een onrechtvaardig regeerder af te zetten. De beslissing om elke medewerking te weigeren is een cruciale stap in de opbouw van een geweldloze beweging.

Hierna volgt een kort overzicht van enkele van de belangrijkste geweldloze campagnes in de islamwereld in de jongste decennia.



De sjah ten val gebracht

Dankzij massale wapenleveringen uit de Verenigde Staten kon Sjah Mohammed Reza Pahlavi een van de allersterkste legermachten opbouwen die het Midden-Oosten ooit gekend heeft. Zijn door de Amerikanen getrainde geheime politie SAVAK was er goed in geslaagd de bevolking te terroriseren en te onderwerpen dankzij uitgebreide moordpartijen, foltering en massale arrestaties. Toch kwam het in 1977 tot een openlijke opstand, als de verbannen oppositieleider Ayatollah Ruhollah Khomeini opriep tot stakingen, boycots, belastingweigering en andere vormen van niet-meewerken met het regime van de Sjah.

De opstand botste op brutale repressie door de regering. Het verzet raakte in een hogere versnelling toen moordpartijen op burgers werden beantwoord met grote manifestaties na de islamitische 40-daagse rouwperiode. In oktober en november 1978 bracht een reeks stakingen – ook b.v. verplegend personeel en de pers gingen in staking – Iran nagenoeg tot stilstand. De crisis verscherpte als ook de oliearbeiders eind oktober in staking gingen voor de vrijlating van de politieke gevangenen, een staking die de regering 60 miljoen $ per dag kostte. Het land lag compleet lam bij de algemene staking van 6 november. Door de enorme druk gingen de oliearbeiders weer aan het werk, maar ze bleven vertragingsacties inlassen. Later die maand saboteerden arbeiders de dagelijkse toespraken van de Sjah door telkens op het aangekondigde uitzenduur de elektriciteit af te sluiten. In december vulden massale demonstraties de straten in de grote steden, terwijl de oliesector opnieuw het werk neerlegde en de raffinaderijen en de centrale bank dicht gingen door een permanente staking. Troepen van de Sjah richtten grootschalige bloedbaden aan onder ongewapende demonstranten, maar toch bleef hun aantal toenemen. Op 16 januari 1979 vluchtte de Sjah, twee weken later keerde Khomeini uit zijn ballingschap terug. Hij stelde Mehdi Bazargan aan als zijn eerste minister, waardoor hij een parallelle regering tot stand bracht tegen die van de door de Sjah benoemde eerste minister Shapur Bahtiar. Geconfronteerd met de duidelijke voorkeur van de grote meerderheid voor de nieuwe islamitische regering, nam Bahtiar op 11 februari ontslag.

Ondanks het bloedige imago van de revolutie en het autoritarisme en militarisme van de Islamitische Republiek die daarna ontstond, was er wel duidelijk een engagement om de opstand zelf ongewapend uit te voeren. De protestvoerders werden door het leiderschap van het verzet gevraagd om te proberen de troepen voor zich in te palmen, liever dan ze aan te vallen. En inderdaad: duizenden soldaten deserteerden, dikwijls zelfs in het heetste van de confrontaties met de menigte. De mobilisatiekracht van clandestien gesmokkelde audiocassettes bracht Abolhassan Sadegh, een ambtenaar van het ministerie van Nationale Voorlichting tot de uitspraak dat bandjes sterker zijn dan jachtvliegtuigen. Ayatollah Khomeini’s toespraken die via die tapes verspreid werden legden de nadruk op de kracht van het ongewapend verzet en van niet-medewerking. Khomeini: «De gebalde vuist van de strijders voor vrijheid kan de tanks en de geweren van de verdrukkers verpletteren.» Er kwamen weinig gewelddadige activiteiten voor die normaal geassocieerd worden met gewapende revoluties zoals neerschieten van soldaten, in brand steken van overheidsgebouwen of plunderingen. Als zoiets al voorkwam, dan ging het om ongeorganiseerde en spontane incidenten die niet de steun van het leiderschap van de beweging wegdroegen.

Het was de centrale waarde die het martelaarschap inneemt in de sjietische islam die, in weerwil van de ongebreidelde repressie onder de Sjah – die wel 20.000 slachtoffers eiste door toedoen van zijn leger en zijn geheime politie – de oppositie in staat stelde het volksverzet te mobiliseren in plaats van verpletterd te worden of gedwongen te worden tot een zelfvernietigende gewapende confrontatie met de grote militaire troepenmacht. De nadruk lag op «het redden van de islam door ONS bloed». Er zijn dan ook interessante parallellen te trekken tussen de nadruk die de vroeg-islamitische Imam Hossein legde op het martelaarschap en de Gandhiaanse traditie van de opoffering.

Maar eens aan de macht, verliet het islamitische regime de geweldloze methode die tot de overwinning had geleid, vooral na de dramatische wending naar rechts in de lente van 1981. In elk geval blijft de duidelijke erkenning – in tijden dat de oppositie nog niet aan de macht was – van de pragmatische voordelen van de geweldloze methoden, die hen de overwinning hadden helpen behalen.



Druzen op de Golan hoogte

Toen Israël de Golan hoogte (Zuid-West-Syrië) in 1967 bezette werden de meeste bewoners op de vlucht gedreven. De Druzen in vijf dorpen bleven. Druzen zijn een islamitische sekte en etnische groep die men ook terugvindt in Zuid-Libanon en Noord-Israël. De Israëli’s begonnen de streek gaandeweg te annexeren en oefenden druk uit op de Druzen om Israëlische identiteitskaarten te aanvaarden. De bevolking verzette zich.

Vanaf december 1981, toen Israël zijn administratie formeel invoerde over de hele streek, begon een poging om de bevolking systematisch te dwingen het Israëlisch burgerschap te aanvaarden. De Druzen zetten een geweldloze campagne in gang met algemene stakingen, vreedzame demonstraties en schendingen van de ingestelde avondklok. Systematisch negeerden ze militaire beperkingen op openbare demonstraties en verbroedering tussen de dorpen. Kinderen en volwassenen lieten zich met plezier arresteren en velen deden mee aan een ‘omgekeerde staking’ door zelf een riolering aan te leggen die de bezettingsmacht hen geweigerd had.

Wel 15.000 Israëlische soldaten bezetten de Golan en legden een 43 dagen lange staat van beleg op, waarbij ze huizen vernietigden, honderden mensen arresteerden, en verdachten neerschoten, maar uiteindelijk stapten ze af van hun poging om het Israëlische burgerschap op te leggen. Meer nog: ze zegden toe om geen Druzen van de Golan op te roepen voor het leger, ze stonden open economische relaties toe met Syrische Druzen aan de andere kant van de bestandslijn en ze legden hun bemoeienis stil met de rechten van de Druzen op land, water en burgerrechten. Zolang de Israëli’s hun beloften niet nakwamen, bleven de massale protesten en de burgerlijke ongehoorzaamheid voortduren.

Het verzet dwong de Israëli’s tot nog meer compromissen. De Palestijnse procureur Jonathan Kuttab merkte op: «De Israëlische soldaten voelden zich verscheurd, want ze konden niet omgaan met dat soort van geweldloosheid.» De Amerikaanse vredesactivist Scott Kennedy citeert een Israëlische commandant die zich erover bekloeg dat de situatie op de Golan «sommige van zijn beste soldaten tot wanhoop bracht».

De successen van dit verzet inspireerden de Palestijnen, die ook gebukt gaan onder Israëlische bezetting, om hun aloude vertrouwen in de gewapende strijd door buitenlandse guerrillagroepen, te herdenken en te kijken naar de efficiëntie van ongewapend verzet op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zelf. Enkele jaren later was de eerste Intifada een feit.



De twee Intifada’s

De Palestijnse strijd voor autonomie boekte – na jaren van gewapend verzet, inbegrepen terrorisme – in de late jaren ’80 en vroege jaren ’90 aanzienlijke vooruitgang. Dat was het resultaat van de verschuiving naar voornamelijk geweldloze methoden tijdens de eerste Intifada, de opstand in de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever en de Gaza strook. Al decennia lang hadden de Palestijnen daar reeds vormen van ongewapend verzet gepleegd, o.a. de algemene stakingen in de dertiger jaren tegen de Zionistische immigratie; het Palestijns Centrum voor de Studie van de Geweldloosheid kan honderden voorbeelden geven van dat soort acties en campagnes, een halve eeuw lang. Veel tactieken van de Intifada waren dus niet nieuw, wel nieuw was de intensiteit in termen van omvang en berekende strategie van dit verzet. De PLO (Palestine Liberation Organisation) had immers het belang van de gewapende strijd in de voorafgaande jaren reeds afgezwakt, om er in 1988 tenslotte formeel afstand van te nemen.

De eerste Intifada bestond o.a. uit confrontaties van stenengooiende jongeren met de bezettingstroepen en het likwideren van collaborateurs, maar de kern van het verzet was geweldloos: vreedzame demonstraties, stakingen, boycots, belastingweigercampagnes, blokkades en de oprichting van alternatieve instellingen. De combinatie van de Israëlische repressie en de politieke opdeling in facties leidde tot een toename van het geweld in de laatste periode van de zes jaar durende opstand, maar desondanks gebruikte het Palestijnse verzet nagenoeg geen vuurwapens en bleef de beweging voornamelijk geweldloos.

Het eerste jaar Intifada dwong Jordanië ertoe zijn formeel administratief bestuur over de Westelijke Jordaanoever op te geven en krachtiger dan ooit achter de Palestijnse eis tot zelfbestuur te staan. De Intifada oefende ook grote invloed uit op de publieke opinie in de Arabische wereld, genoeg om een aantal regimes de Palestijnse kwestie opnieuw meer ter harte te doen nemen. En tenslotte dwong de Intifada de PLO ertoe om politieke initiatieven te nemen zoals de onafhankelijkheidsverklaring in december 1988, wat diplomatieke successen met zich meebracht, w.o. de erkenning van de PLO als gesprekspartner door Israël en de VS.

Tijdens de Intifada verkeerde de Palestijnse bevolking in een staat van mobilisering en van kracht (‘empowerment’) in een mate die voorheen nog nooit gezien was, de Israëli’s stonden tegenover de meest weerspannige oppositie ooit. Alternatieve instellingen werden opgezet die de nadruk legden op participatieve democratie en op ‘empowerment’ van het volk tegen het bezettingsleger én tegelijk tegen de bestaande patriarchale en feodale tradities binnen de eigen Palestijnse samenleving.

De Oslo Akkoorden van 1993 en de aanstelling van de Palestijnse Autoriteit verzwakten echter de geweldloze beweging, nadat de meeste Palestijnse stedelijke gebieden onder Palestijns zelfbestuur kwamen: daardoor stond de bevolking niet meer direct-geweldloos oog in oog met de Israëlische bezetter. Tegelijk botste het autocratische bewind van Yasser Arafat met de democratische basisinstituties die waren ontstaan als onderdeel van de geweldloze strijd van de jaren ’80, en wonnen reactionaire islamitische bewegingen die in gewelddadig verzet geloofden, aan kracht.

De blijvende Israëlische repressie en kolonisering van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en het falen van het vredesproces in het voorzien van een leefbare staat voor de Palestijnen had het uitbreken van de tweede Intifada tot gevolg, in september 2000. Gewapende Palestijnse politie- en veiligheidsbeambten gingen mee met ongeregelde strijdkrachten de Israëlische bezetter en de kolonisten bestrijden, en extremistische groepen lanceerden terroristische aanslagen in Israël zelf. Hoewel deze nieuwe opstand veel meer gewelddadig is dan de eerste Intifada, blijven daarnaast belangrijke geweldloze vormen van verzet voortduren, dikwijls in samenwerking met Israëlische activisten.



----> vervolg--->

Marsipulami
05-10-04, 00:13
---> vervolg --->


Het Polisario in de Westelijke Sahara

Er bestaan niet alleen vele voorbeelden van ongewapende opstanden tegen bestaande regimes, we kennen ook het voorval van een succesrijke beweging binnen een nationalistische beweging die de greep naar de macht vooraf is gegaan. Het Polisario Front, de nationalistische beweging in de Westelijke Sahara die ijvert om haar grondgebied terug te krijgen van de Marokkaanse bezetter, regeert over meer dan 170.000 Sahrawi’s (het volk van de Westelijke Sahara) in vluchtelingenkampen in Zuid-West-Algerije na de exodus die het gevolg was van de invasie in 1975. Terwijl het Polisario een gewapende guerrilla voerde tegen Marokko, zette het een gesofistikeerde structuur-in-ballingschap op die onafhankelijk bleef van enige Algerijnse controle, en noemde dit de Sahrawi Arab Democratic Republic (SADR). Tot die structuur behoort een netwerk van gezondheidscentra, kleine tuinbouwindustrie, landbouwprojecten en verdelingssystemen die de waardering wegdragen van internationale ontwikkelingsorganisaties. Hoewel Marokko het grootste deel van het grondgebied bezet houdt, leven de meeste Sahrawi’s in dit dun bevolkte gebied toch in de kampen onder de controle van het Polisario.

Maar in weerwil van deze imposante structuren, die een hoge graad van economische en sociale democratie verzekeren, bleef echte politieke democratie lange tijd erg beperkt. Veel Sahrawi’s vonden dat er een te grote dominantie bestond vanwege één element van het Polisario en dat er zware discrepanties heersten tussen de egalitaire lijn van de beweging en de politieke realiteit. Op politiek niveau nam het uitvoerend comité van het Polisario de meeste beslissingen, ondanks de façade van participatieve democratie. Er volgde in 1988 een reeks werkonderbrekingen en protesten en democraten eisten liberalisering. De hardliners spartelden echter tegen en arresteerden democratische oppositieleiders. Onder aanhoudende oppositiedruk en het verder durende geweldloze verzet volgden in de herfst verschillende SADR-regeringen elkaar op, maar de bevolking kreeg geen genoegdoening. Daarna echter, in 1990 en 1991, boekten de democraten verschillende overwinningen en behielden ze sindsdien grotendeels de macht. Het grote Polisariocongres in juni 1991 liet voor de eerste keer een substantiële vertegenwoordiging toe van buiten de kampen, en het werd gedomineerd door de democraten. Naast andere radicale hervormingen kwam het tot een vervanging van het uitvoerend comité en het Politbureau door een nationaal secretariaat, waarin de hervormers sleutelposities verkregen. Er kwam ook een nieuwe en meer democratische grondwet en een onafhankelijke mensenrechtencommissie.

Zonder twijfel is het dankzij de reeds bestaande sociale en economische democratie geweest, dat de overgang naar politieke democratie mogelijk was. Maar in het licht van de geïsoleerde positie van de kampen en het monopolie van de strijdkrachten in handen van de Polisario-elite, zou een actiever repressiebeleid de voorkeur van het leiderschap hebben gekregen, indien het ervan overtuigd was geweest dat dat zou werken. We zien hier dus wellicht het eerste voorbeeld van hoe een zware interne verdeling binnen een nationalistische bevrijdingsbeweging opgelost werd door geweldloze actie zonder dat ze uiteenviel in gewapende facties of een nieuwe rivaliserende bevrijdingsbeweging opgericht werd.



Van Egypte tot Indonesië

Van het Midden-Oosten, over Noord-Afrika, en tot in islamitische delen van Azië kent men een lange traditie van geweldloos verzet. De revolutie in Egypte in 1919 bestond uit maanden van burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de Britse bezetter, met als centra Caïro en Alexandrië en omvatte ook stakingen van studenten, advocaten, post, telegraaf, tram- en treinpersoneel en uiteindelijk ook het Egyptische overheidspersoneel. Het resultaat van deze geweldloze beweging was een Britse instemming met beperkte Egyptische onafhankelijkheid.

De jongste jaren zagen we succesvolle geweldloze opstanden tegen door militairen gedomineerde regimes in West-Afrikaanse landen met voornamelijk moslimbevolkingen als Nigeria, Mali en Niger, waarbij het tot een overgang naar democratie kwam.

16 jaar repressief regeren door Jafaar Nimeiry in Soedan werd beëindigd in de lente van 1985 na twee weken van hoofdzakelijk geweldloze demonstraties in de hoofdstad Khartoem en in de stad Omdurman. Een algemene staking door de vakbonden en de beroepsorganisaties had het land lamgelegd. De beweging voor democratie kreeg de actieve steun van een doorsnede van de bevolking, inbegrepen de businesswereld. Tegen massale arrestaties en overheidsgeweld in bleef het protest voortduren. Er waren een paar rellen, maar het merendeel van de protesten was vreedzaam. Op 5 april sloot zelfs de rechterlijke macht zich aan bij wat ondertussen de ‘burgerrebellie’ was gaan heten. Radiozenders gingen dicht en de luchthaven werd afgesloten om de terugkeer van Nimeiry – op reis in de VS (grote vriend van het regime) te verhinderen. De dag daarna grepen de militairen de macht in een staatsgreep zonder bloedvergieten, maar door de eisen van het volk stelden ze al snel een burgerregering aan, gevolgd door democratische verkiezingen. Dat leidde tot de vorming van een democratisch verkozen regering die vier jaar in functie bleef tot ze afgezet werd in een militaire coup die gesteund werd door hardline islamisten.

Ondanks een geschiedenis van repressieve kolonisatie en militaire regimes, vinden we ook in Pakistan indrukwekkende voorbeelden van geweldloos verzet. De Pushtuns van de noordwestelijke grensstreek behoorden tot de meest efficiënte deelnemers aan de geweldloze antikoloniale strijd tegen de Britten; Gandhi verwees naar hen als ‘zijn beste geweldloze soldaten’. Khan Abdul Ghaffir Khan, bekend als ‘de grens-Gandhi’, richtte de Khudai Khidmatgar (Dienaars van God) op. Die groep groeide uit tot in de duizenden en speelde een essentiële rol in de onafhankelijkheidsbeweging, vooral in de vroege jaren dertig.

In meer recente jaren kende Pakistan een van de grootse geweldloze actiecampagnes uit de moderne geschiedenis, tijdens de opstand van 1983 tegen het hardline islamitische dictatoriaal bestuur van Zia al-Huq. Die opstand werd bloedig onderdrukt, maar desondanks bleven sporadisch geweldloze actiecampagnes de kop opsteken tot het regime uiteindelijk omvergeworpen werd in 1988, hetgeen resulteerde in de verkiezing van Benazir Bhutto tot eerste vrouwelijke premier in de islamwereld.

Een massale geweldloze opstand vloerde in 1991 de islamitische dictatuur in Bangladesh en resulteerde in de instelling van een van de sterkste Aziatische democratieën, geleid door Hasina Wazed, een progressieve activiste en dochter van de stichter des vaderlands, Mujibur Rahman.

Het 33-jarige bewind van generaal Suharto was een van de meest wreedaardige uit de hedendaagse geschiedenis. Toen hij midden jaren zestig aan de macht kwam kostte dat het leven aan wel een half miljoen linkse Indonesiërs, en in het kielzog van de Indonesische invasie van Oost-Timor in 1975 werden meer dan 200.000 Oost-Timorezen vermoord. In de lente van 1999 slaagde een massale en voor het grootste gedeelte ongewapende opstand erin de dictatuur ten val te brengen. In de herfst volgden de allereerste democratische verkiezingen.

De etnisch Albanese bevolking van Kosova (Kosovo in het Servisch) die vooral uit moslims bestaat voerde in de jaren negentig negen jaar lang ongewapend verzet tegen het Servische bewind en richtte het wellicht meest uitgewerkte systeem van parallelle instituties op in de geschiedenis van de geweldloze strijd. Weliswaar deemsterde het uiteindelijk weg toen de harde nationalisten van het UCK (Kosovo Bevrijdings Leger) opkwamen, hetgeen een toename van de Servische repressie uitlokte en in 1999 tot de militaire interventie van de NAVO leidde. Desondanks is de partij van de pacifistische leider Ibrahim Rugova, die de geweldloze campagne voor onafhankelijkheid van Joegoslavië altijd had aangevoerd, maar ook tegen de NAVO-bombardementen gekant was, ondertussen ook de leidende politieke macht geworden in het quasi-onafhankelijke Kosovo(a). (nvdr: sedert de jongste verkiezingen is Rugova president).

Er zijn duizenden voorbeelden van geweldloze campagnes op kleinere schaal op te sommen, zoals b.v. de Libanese moslimvrouwen die samen met hun christelijke tegenhangsters in demonstraties het einde eisten van het sectaire geweld; de duizenden Palestijnse moslims die hand in hand met joden en christenen de hele oude binnenstad van Jeruzalem omsingelden met de eis voor zelfbestuur en veiligheid voor zowel Israëli’s als Palestijnen; de Saoedivrouwen die door de straten van Riad reden aan het stuur van hun auto’s als openlijke afkeuring van het verbod voor vrouwen om een auto te besturen.



Besluit
Zelfs onder pacifisten en andere vredesactivisten hier in het westen is eigenlijk weinig geweten over de hierboven beschreven en andere geweldloze bewegingen. Zelfs de jaarkalender die de War Resisters’ League 2002, die 52 cases beschrijft van succesvolle geweldloze bewegingen vanuit de hele wereld, telt slechts twee voorbeelden uit de moslimwereld en geen enkele uit de hele Arabische wereld. Het is aan de geweldloze activisten om zich deze indrukwekkende en nog voort durende geschiedenis van geweldloos verzet door moslims eigen te maken – de moslims die toch een vijfde van de wereldbevolking vormen – en hen onze solidariteit in die strijd te betuigen. Waar de VS oorlog blijven voeren tegen moslimvolkeren en naties, moeten diegenen die zich tegen dat geweld verzetten weten dat hun geweldloze strijd niet langer onbekend is. Solidariteit met moslimvolkeren helpt hen om te weerstaan aan de verleiding om naar geweld te grijpen en helpt zo ons allemaal bevrijden van de bedreigingen van terrorisme, fundamentalisme, repressie, militarisme en imperialisme.

Waar de VS voor miljarden $ aan gesofistikeerd wapentuig in de regio pompen, moslimnaties bombarderen en aan repressieve regeringen en bezettingslegers militaire en economische hulp leveren, is het foutief om het militarisme en het autoritarisme in de islamwereld aan de muur te nagelen als culturele of religieuze factoren. De behoefte aan geweldloze acties in de islamwereld betekent niet meer of minder dan geweldloos ageren in de VS zelf (en bij uitbreiding, ook bij ons in Europa, nvdr) tegen een beleid dat in de regio de gewelddadige en ondemocratische status-quo in stand houdt.

Stephen Zunes

Uit: The Nonviolent Activist, february 2002, p.3-5 en 9

Vertaling: Peter Jochems

sjaen
05-10-04, 11:04
Thanx :duim: