Marsipulami
07-10-04, 19:19
Afrikaanse steekt zichzelf in brand als wanhoopsdaad tegen racisme
‘Racisme dreef Maggy tot wanhoopsdaad’
FABIENNE DELVAUX VERTELT WAAROM HAAR SCHOONZUS ZICH IN LUXEMBURG IN BRAND STAK
‘Maggy was het prototype van de Afrikaanse, een vrouw die de problemen een per een behandelde, maar dinsdag werd het haar te veel’, zegt schoonzus Fabienne Delvaux (50) over de vrouw die zich dinsdag in brand stak op een plein in de chique Luxemburgse binnenstad. ‘Het racisme in haar dorp, de problemen met haar ‘neger’-garage. Het vat van frustraties was vol, overvol.’
Oberwampach, een stip op de landkaart vijf kilometer ten zuiden van de Belgische grens in het Groothertogdom.
Een proper geveltje met getrimde datura’s in de tuin, een toonbeeld van huiselijk evenwicht in een gehucht dat zo klein is dat de straten niet eens een naam hebben, de huizen alleen een nummer. Voor huis nummer 104a denkt een afgepeigerde Fabienne Delvaux na over het drama dat gisteren haar familie trof. Ze is voor de derde keer over en weer gereden van het brandwondencentrum van Metz, anderhalf uur, om kleren te halen voor haar zieltogende schoonzuster, en voor haar broer, die ook zware brandwonden opliep toen zijn Belgisch-Kongolese vrouw Maggy Mufu Mpia zich in brand stak op een plein in het deftige centrum van Luxemburg-stad. “Haar daad”, probeert ze beverig, “was een explosie van jarenlang opgekropte frustratie, vanwege het racisme in de streek. Mijn schoonzus is letterlijk van frustratie ontploft.
Het gezin woonde eerst in Brussel, maar toen kreeg mijn broer Olivier, een ingenieur, een prachtig aanbod bij een van de Luxemburgse banken. Het ging een tijdlang goed, maar toen de kinderen naar school begonnen te gaan in Ettelbrück, bleken de localsde intocht van het gemengde gezin niet echt te zien zitten.
De kinderen werden op school gepest. Opgejut door hun ouders viseerden de leerlingen plots het halfbloedzoontje van het gezin, Ilan. ‘Sale noir’, klonk het de hele dag. “Is het echt waar dat jouw huid zo vies en zwart is”, plaagden ze hem op het schoolplein en wreven dan over zijn huid. Het jongste dochtertje Maidis verging het nog erger. Heel vaak reed de schoolbuschauffeur haar halte gewoon voorbij en miste ze elke week wel een dag school. Maar het is ook gebeurd dat haar jekkertje bleef steken in de draaideur. De bus reed dan verder terwijl het kind tussen de deur zat. Ze is bont en blauw naar huis gekomen.” Volgens schoonzus Delvaux raakte de moeder echt over haar toeren toen ze een baan vond als boek houdster in Luxemburg-stad. “Ze lieten haar werken als een paard maar haar loon lag ver onder het bestaansminimum, omdat ze zwarte was. Op dat moment was de maat vol en beslisten mijn broer en mijn schoonzus dicht bij huis een Citroën-garage te openen in hun dorp. Ze namen de concessie over, mijn broer had als ingenieur alle kwalificaties, maar toen begonnen de problemen opnieuw: hij kreeg de nodige toelatingen niet van het Luxemburgse ministerie van Middenstand.
Maar het kwaad zat overal: hoewel mijn broer de enige ga ragist was in het dorp bleven de klanten plots een na een weg; ze gingen voor hun reparaties elders.
Slechts een dame, die gesteld was op het gemengde gezin, liet af en toe haar olie nog verversen. De rest wilde niet meer langs gaan bij de ‘neger’-garage. Voor de Luxemburgers was ook Olivier een immigrant, omdat hij Belg was.” Fabienne Delvaux betreurt dat ze de signalen van haar schoonzuster niet beter inschatte. “Ik woon in Brussel en hoorde Maggy wel eens over de telefoon klagen over racisme in haar dorp maar ik besefte niet dat het zo ernstig was. Je denkt: dat draait daar wel bij, ze zijn met zijn tweetjes en sterk genoeg.
Maggy was een echte Afrikaanse met veel relativeringszin, zo’n echte, die de problemen stuk per stuk afhandelt. Een evenwichtig mens met een groot hart en een enorm rechtvaardigheidsgevoel.” Toch had zelfs haar echtgenoot niet kunnen denken dat ze van plan was zichzelf in brand te steken. “Hij wist dat ze een teken wilde geven, en daarom liet hij haar de benzine en de dekens meenemen uit de Citroën-garage toen ze dinsdag nog maar eens gingen aandringen om die vergunning. Ze had hem uitgelegd dat ze symbolisch een vuurtje zou stoken. Er was immers een grote bijeenkomst aan de gang van de groenen met veel pers erbij. Maggy hoopte zo de aandacht te trekken. Achter haar rug belde mijn broer wel naar de politie, opdat die een oogje in het zeil zouden houden. Maar zij was in stilte met een heel ander plan bezig: vlak voor het Bureau voor Toerisme kieperde ze de hele jerrycan over haar lichaam en ontstak ze een lucifer. Het moet haar dus wel heel hoog gezeten hebben.” “Ik vrees het ergste. Maggy heeft diepe brandwonden over het hele lichaam en wordt in coma gehouden.
Alleen het oudste van de drie kinderen mag haar bezoeken. Voor de andere twee is het te traumatisch, zeker na alles wat ze zelf hebben meegemaakt. Ik ga, voor het te laat is.”
www.demorgen.be
‘Racisme dreef Maggy tot wanhoopsdaad’
FABIENNE DELVAUX VERTELT WAAROM HAAR SCHOONZUS ZICH IN LUXEMBURG IN BRAND STAK
‘Maggy was het prototype van de Afrikaanse, een vrouw die de problemen een per een behandelde, maar dinsdag werd het haar te veel’, zegt schoonzus Fabienne Delvaux (50) over de vrouw die zich dinsdag in brand stak op een plein in de chique Luxemburgse binnenstad. ‘Het racisme in haar dorp, de problemen met haar ‘neger’-garage. Het vat van frustraties was vol, overvol.’
Oberwampach, een stip op de landkaart vijf kilometer ten zuiden van de Belgische grens in het Groothertogdom.
Een proper geveltje met getrimde datura’s in de tuin, een toonbeeld van huiselijk evenwicht in een gehucht dat zo klein is dat de straten niet eens een naam hebben, de huizen alleen een nummer. Voor huis nummer 104a denkt een afgepeigerde Fabienne Delvaux na over het drama dat gisteren haar familie trof. Ze is voor de derde keer over en weer gereden van het brandwondencentrum van Metz, anderhalf uur, om kleren te halen voor haar zieltogende schoonzuster, en voor haar broer, die ook zware brandwonden opliep toen zijn Belgisch-Kongolese vrouw Maggy Mufu Mpia zich in brand stak op een plein in het deftige centrum van Luxemburg-stad. “Haar daad”, probeert ze beverig, “was een explosie van jarenlang opgekropte frustratie, vanwege het racisme in de streek. Mijn schoonzus is letterlijk van frustratie ontploft.
Het gezin woonde eerst in Brussel, maar toen kreeg mijn broer Olivier, een ingenieur, een prachtig aanbod bij een van de Luxemburgse banken. Het ging een tijdlang goed, maar toen de kinderen naar school begonnen te gaan in Ettelbrück, bleken de localsde intocht van het gemengde gezin niet echt te zien zitten.
De kinderen werden op school gepest. Opgejut door hun ouders viseerden de leerlingen plots het halfbloedzoontje van het gezin, Ilan. ‘Sale noir’, klonk het de hele dag. “Is het echt waar dat jouw huid zo vies en zwart is”, plaagden ze hem op het schoolplein en wreven dan over zijn huid. Het jongste dochtertje Maidis verging het nog erger. Heel vaak reed de schoolbuschauffeur haar halte gewoon voorbij en miste ze elke week wel een dag school. Maar het is ook gebeurd dat haar jekkertje bleef steken in de draaideur. De bus reed dan verder terwijl het kind tussen de deur zat. Ze is bont en blauw naar huis gekomen.” Volgens schoonzus Delvaux raakte de moeder echt over haar toeren toen ze een baan vond als boek houdster in Luxemburg-stad. “Ze lieten haar werken als een paard maar haar loon lag ver onder het bestaansminimum, omdat ze zwarte was. Op dat moment was de maat vol en beslisten mijn broer en mijn schoonzus dicht bij huis een Citroën-garage te openen in hun dorp. Ze namen de concessie over, mijn broer had als ingenieur alle kwalificaties, maar toen begonnen de problemen opnieuw: hij kreeg de nodige toelatingen niet van het Luxemburgse ministerie van Middenstand.
Maar het kwaad zat overal: hoewel mijn broer de enige ga ragist was in het dorp bleven de klanten plots een na een weg; ze gingen voor hun reparaties elders.
Slechts een dame, die gesteld was op het gemengde gezin, liet af en toe haar olie nog verversen. De rest wilde niet meer langs gaan bij de ‘neger’-garage. Voor de Luxemburgers was ook Olivier een immigrant, omdat hij Belg was.” Fabienne Delvaux betreurt dat ze de signalen van haar schoonzuster niet beter inschatte. “Ik woon in Brussel en hoorde Maggy wel eens over de telefoon klagen over racisme in haar dorp maar ik besefte niet dat het zo ernstig was. Je denkt: dat draait daar wel bij, ze zijn met zijn tweetjes en sterk genoeg.
Maggy was een echte Afrikaanse met veel relativeringszin, zo’n echte, die de problemen stuk per stuk afhandelt. Een evenwichtig mens met een groot hart en een enorm rechtvaardigheidsgevoel.” Toch had zelfs haar echtgenoot niet kunnen denken dat ze van plan was zichzelf in brand te steken. “Hij wist dat ze een teken wilde geven, en daarom liet hij haar de benzine en de dekens meenemen uit de Citroën-garage toen ze dinsdag nog maar eens gingen aandringen om die vergunning. Ze had hem uitgelegd dat ze symbolisch een vuurtje zou stoken. Er was immers een grote bijeenkomst aan de gang van de groenen met veel pers erbij. Maggy hoopte zo de aandacht te trekken. Achter haar rug belde mijn broer wel naar de politie, opdat die een oogje in het zeil zouden houden. Maar zij was in stilte met een heel ander plan bezig: vlak voor het Bureau voor Toerisme kieperde ze de hele jerrycan over haar lichaam en ontstak ze een lucifer. Het moet haar dus wel heel hoog gezeten hebben.” “Ik vrees het ergste. Maggy heeft diepe brandwonden over het hele lichaam en wordt in coma gehouden.
Alleen het oudste van de drie kinderen mag haar bezoeken. Voor de andere twee is het te traumatisch, zeker na alles wat ze zelf hebben meegemaakt. Ik ga, voor het te laat is.”
www.demorgen.be