Marsipulami
12-10-04, 01:06
Een tegengeluid
Het gesprek met Mohammed ACHRAK verscheen in: Tertio, nr. 223, 19 mei 2004.
De zevenentwintigjarige islamleerkracht Mohammed Achrak werd in november 2002 vermoord door zijn zwakzinnige Belgische buurman. Daarop maakten allochtone jongeren amok in Borgerhout. Het land hield de adem in. De familie maakte indruk met haar oproep tot kalmte en verzoening. Pax Christi- Vlaanderen gaf vader Achrak (54) de titel Ambassadeur van de vrede. Hij is er blij om, al brandt de pijn om het verlies van zijn zoon.
"Ik hou niet van journalisten. In de dagen na de moord op mijn zoon belden ze mij van alle kanten op, ook uit Nederland en Frankrijk. Ze wilden een reactie. Maar ze waren niet geïnteresseerd in de waarheid, alleen in de sensatie. Ze benadrukten de negatieve dingen en zwegen over de positieve. Sommigen hebben dingen over mij gezegd en geschreven die niet klopten. Sindsdien mijd ik journalisten. Maar enkele vrienden, die uw blad kennen, hebben mij gezegd dat ik voor u een uitzondering kon maken.
Ik kijk sinds die dag ook geen televisie meer en lees geen kranten. Ik kan er niet meer tegen. Al dat geweld, dat bloed. Zelfs wanneer ik op straat de sirene van een ziekenwagen hoor, moet ik denken aan die avond, toen mijn zoon daar lag. Ik weet niet wat het is, maar niets is nog hetzelfde. Ik heb helse hoofdpijn sindsdien en ben gestopt met werken. Voor mijn vrouw is het nog erger. Zij is depressief en komt niet meer buiten.
We zijn nadien onmiddellijk verhuisd. Ik heb een huis gekocht. Te snel, te duur. Dat moeten we nu afbetalen. Maar we moesten daar weg. Ik moet nu nog af en toe naar de gerechtsdokter, die de schade moet bepalen. Hij wil altijd dat ik hele verhaal opnieuw doe. Dat is een hel. Ik vind dat vreselijk.
Ambassadeur van de vrede. Ik heb die titel gekregen van Pax Christi. Ik hoorde het op een vrijdagmiddag in de moskee. De imam was zo blij dat hij het in zijn preek verklapte. Eigenlijk moest hij wachten tot ik het officieel wist. Ik was verrast toen ik mijn naam hoorde. Ik had dat nooit gedacht. Priester Jo Hanssens is toen bij mij thuis geweest. Sindsdien is hij mijn vriend. Ik heb die titel aanvaard.
Maar ik heb niets speciaals gedaan. Wat moest ik doen, toen de moord gebeurde? Terugslaan? Problemen maken? Reageren? Dat lost niets op. Daarmee krijg ik mijn zoon niet terug. Ik heb het ook herhaald aan de jongeren die toen op straat kwamen: het haalt niets uit, ruiten inslaan, auto's vernielen... De situatie was toen heel gevaarlijk. Ik heb schrik gehad. Op de begrafenis heb ik ook opgeroepen tot kalmte. Dat heeft veel indruk gemaakt. Ik ben nog altijd blij dat die woorden toen de gemoederen hielpen bedaren.
Velen hebben daardoor begrepen dat de islam een vredelievende godsdienst is. Moslims willen geen geweld, geen oorlog. Wij willen met de andere mensen in vrede leven. Allah wil niet alleen voor de moslims vrede, hij wil het voor alle mensen. Zijn alle mensen niet gelijk? Brengt niet iedereen negen maanden door in de buik van zijn moeder?
Sommigen, zoals Dyab Abou Jahjah hebben toen van de situatie gebruik gemaakt. Ik ken hem niet, hij is nooit naar mij toe gekomen. Ik moet hem niet. Of hij een goede moslim is ? Daarover spreek ik me niet uit. Alleen God kan kijken in het hart van de mensen. Alleen aan Hem komt het oordeel toe.
Mohammed had dezelfde naam als ik. Hij was echt een goede zoon. Hij was een rustige jongen. Hij heeft nooit iets gestolen, nooit problemen veroorzaakt. Hij deed veel voor de mensen. Als islamleerkracht was hij graag gezien door de jongeren. Ze komen nu nog aan mijn deur. Ze zijn hem niet vergeten.
De laatste tijd is veel veranderd in België. Toen ik hier in 1973 kwam werken, was ik drieëntwintig jaar. Er was veel werk. Ik verdiende goed mijn brood in de fabriek. Niemand zei ooit dat we Nederlands moesten leren. Dat telde niet. We kwamen hier om te werken, niet om te praten. Met Frans trokken we ons uit de slag op het werk. 's Avonds waren we in onze familie, waar we Arabisch spraken. Mijn vier overblijvende kinderen, twee jongens en twee meisjes, spreken wel goed Nederlands. Dat leerden ze op school.
De laatste jaren werkte ik in een bedrijf dat stellingen bouwt. Ik kwam goed overeen met alle collega's. Ook met mijn baas. Het was hard werken. En vaak gevaarlijk. Soms werkten we op hoogtes van veertig meter of meer. Maar sinds de dood van mijn zoon kan ik niet meer werken. Mijn gezondheid laat het niet langer toe.
Vroeger was het leven hier beter. Je kon gerust je inkomen op straat laten staan. Niemand zou meenemen. De mensen kwamen overeen: katholieken, socialisten, moslims. Nu is het anders. Er is meer criminaliteit, je kunt de mensen niet meer vertrouwen.
Ik weet wel dat veel mensen zeggen dat dat de schuld is van de vreemdelingen, van de Marokkanen. Ik zeg niet dat ze er helemaal geen schuld aan hebben. Alleen: overal zijn er goede en slechte mensen. Zowel onder Marokkanen als onder Belgen. Veel mensen zijn bang voor de moslims. Nu willen sommigen verbieden dat onze vrouwen een hoofddoek dragen. Waarom? Een hoofddoek is toch niet gevaarlijk? Mijn baard toch ook niet? Ik vind het veel mooier dat vrouwen een hoofddoek dragen.
Alleen God kent het hart van de mensen. Wanneer wij sterven, kan alleen Hij ons oordelen. Vele mensen denken daar niet aan. Ze leven er maar op los. Ik bid vijf keer per dag, ga elke vrijdag naar de moskee. Ik onderhoud de vasten in de Ramadanmaand. En vooral "karim" is belangrijk. Karim betekent vrijgevigheid. Gelovigen moeten altijd klaar staan om een handje te helpen, om te geven aan wie in nood is. Allah schenkt vrede in ons hart.
Dat is niet gemakkelijk wanneer ik aan mijn zoon denk. Het zou gemakkelijker zijn als hij in een ongeval was gestorven. Dan had niemand daar schuld aan. Of zoals nu bij de aardbeving in het noorden van Marokko. Daar heeft niemand schuld aan. Het is de wil van Allah. Daarom is ook zoveel solidariteit. Maar mijn zoon is vermoord door iemand anders. Dat ligt nog anders. Met onze buurman hadden wij nooit ruzie. We groetten elkaar altijd. Daarom is het zo moeilijk te begrijpen.
Let wel, in mijn hoofd en mijn hart heb ik hem wel vergeven. Voor mij moet hij niet dood. Wraak lost niets op. Ik hoop wel dat ze hem opsluiten, zodat hij voor de rest van zijn leven niets meer fout kan doen. Maar daarmee heb ik mijn zoon niet terug."
Jan De Volder in gesprek met Mohamed Achrak
Het gesprek met Mohammed ACHRAK verscheen in: Tertio, nr. 223, 19 mei 2004.
De zevenentwintigjarige islamleerkracht Mohammed Achrak werd in november 2002 vermoord door zijn zwakzinnige Belgische buurman. Daarop maakten allochtone jongeren amok in Borgerhout. Het land hield de adem in. De familie maakte indruk met haar oproep tot kalmte en verzoening. Pax Christi- Vlaanderen gaf vader Achrak (54) de titel Ambassadeur van de vrede. Hij is er blij om, al brandt de pijn om het verlies van zijn zoon.
"Ik hou niet van journalisten. In de dagen na de moord op mijn zoon belden ze mij van alle kanten op, ook uit Nederland en Frankrijk. Ze wilden een reactie. Maar ze waren niet geïnteresseerd in de waarheid, alleen in de sensatie. Ze benadrukten de negatieve dingen en zwegen over de positieve. Sommigen hebben dingen over mij gezegd en geschreven die niet klopten. Sindsdien mijd ik journalisten. Maar enkele vrienden, die uw blad kennen, hebben mij gezegd dat ik voor u een uitzondering kon maken.
Ik kijk sinds die dag ook geen televisie meer en lees geen kranten. Ik kan er niet meer tegen. Al dat geweld, dat bloed. Zelfs wanneer ik op straat de sirene van een ziekenwagen hoor, moet ik denken aan die avond, toen mijn zoon daar lag. Ik weet niet wat het is, maar niets is nog hetzelfde. Ik heb helse hoofdpijn sindsdien en ben gestopt met werken. Voor mijn vrouw is het nog erger. Zij is depressief en komt niet meer buiten.
We zijn nadien onmiddellijk verhuisd. Ik heb een huis gekocht. Te snel, te duur. Dat moeten we nu afbetalen. Maar we moesten daar weg. Ik moet nu nog af en toe naar de gerechtsdokter, die de schade moet bepalen. Hij wil altijd dat ik hele verhaal opnieuw doe. Dat is een hel. Ik vind dat vreselijk.
Ambassadeur van de vrede. Ik heb die titel gekregen van Pax Christi. Ik hoorde het op een vrijdagmiddag in de moskee. De imam was zo blij dat hij het in zijn preek verklapte. Eigenlijk moest hij wachten tot ik het officieel wist. Ik was verrast toen ik mijn naam hoorde. Ik had dat nooit gedacht. Priester Jo Hanssens is toen bij mij thuis geweest. Sindsdien is hij mijn vriend. Ik heb die titel aanvaard.
Maar ik heb niets speciaals gedaan. Wat moest ik doen, toen de moord gebeurde? Terugslaan? Problemen maken? Reageren? Dat lost niets op. Daarmee krijg ik mijn zoon niet terug. Ik heb het ook herhaald aan de jongeren die toen op straat kwamen: het haalt niets uit, ruiten inslaan, auto's vernielen... De situatie was toen heel gevaarlijk. Ik heb schrik gehad. Op de begrafenis heb ik ook opgeroepen tot kalmte. Dat heeft veel indruk gemaakt. Ik ben nog altijd blij dat die woorden toen de gemoederen hielpen bedaren.
Velen hebben daardoor begrepen dat de islam een vredelievende godsdienst is. Moslims willen geen geweld, geen oorlog. Wij willen met de andere mensen in vrede leven. Allah wil niet alleen voor de moslims vrede, hij wil het voor alle mensen. Zijn alle mensen niet gelijk? Brengt niet iedereen negen maanden door in de buik van zijn moeder?
Sommigen, zoals Dyab Abou Jahjah hebben toen van de situatie gebruik gemaakt. Ik ken hem niet, hij is nooit naar mij toe gekomen. Ik moet hem niet. Of hij een goede moslim is ? Daarover spreek ik me niet uit. Alleen God kan kijken in het hart van de mensen. Alleen aan Hem komt het oordeel toe.
Mohammed had dezelfde naam als ik. Hij was echt een goede zoon. Hij was een rustige jongen. Hij heeft nooit iets gestolen, nooit problemen veroorzaakt. Hij deed veel voor de mensen. Als islamleerkracht was hij graag gezien door de jongeren. Ze komen nu nog aan mijn deur. Ze zijn hem niet vergeten.
De laatste tijd is veel veranderd in België. Toen ik hier in 1973 kwam werken, was ik drieëntwintig jaar. Er was veel werk. Ik verdiende goed mijn brood in de fabriek. Niemand zei ooit dat we Nederlands moesten leren. Dat telde niet. We kwamen hier om te werken, niet om te praten. Met Frans trokken we ons uit de slag op het werk. 's Avonds waren we in onze familie, waar we Arabisch spraken. Mijn vier overblijvende kinderen, twee jongens en twee meisjes, spreken wel goed Nederlands. Dat leerden ze op school.
De laatste jaren werkte ik in een bedrijf dat stellingen bouwt. Ik kwam goed overeen met alle collega's. Ook met mijn baas. Het was hard werken. En vaak gevaarlijk. Soms werkten we op hoogtes van veertig meter of meer. Maar sinds de dood van mijn zoon kan ik niet meer werken. Mijn gezondheid laat het niet langer toe.
Vroeger was het leven hier beter. Je kon gerust je inkomen op straat laten staan. Niemand zou meenemen. De mensen kwamen overeen: katholieken, socialisten, moslims. Nu is het anders. Er is meer criminaliteit, je kunt de mensen niet meer vertrouwen.
Ik weet wel dat veel mensen zeggen dat dat de schuld is van de vreemdelingen, van de Marokkanen. Ik zeg niet dat ze er helemaal geen schuld aan hebben. Alleen: overal zijn er goede en slechte mensen. Zowel onder Marokkanen als onder Belgen. Veel mensen zijn bang voor de moslims. Nu willen sommigen verbieden dat onze vrouwen een hoofddoek dragen. Waarom? Een hoofddoek is toch niet gevaarlijk? Mijn baard toch ook niet? Ik vind het veel mooier dat vrouwen een hoofddoek dragen.
Alleen God kent het hart van de mensen. Wanneer wij sterven, kan alleen Hij ons oordelen. Vele mensen denken daar niet aan. Ze leven er maar op los. Ik bid vijf keer per dag, ga elke vrijdag naar de moskee. Ik onderhoud de vasten in de Ramadanmaand. En vooral "karim" is belangrijk. Karim betekent vrijgevigheid. Gelovigen moeten altijd klaar staan om een handje te helpen, om te geven aan wie in nood is. Allah schenkt vrede in ons hart.
Dat is niet gemakkelijk wanneer ik aan mijn zoon denk. Het zou gemakkelijker zijn als hij in een ongeval was gestorven. Dan had niemand daar schuld aan. Of zoals nu bij de aardbeving in het noorden van Marokko. Daar heeft niemand schuld aan. Het is de wil van Allah. Daarom is ook zoveel solidariteit. Maar mijn zoon is vermoord door iemand anders. Dat ligt nog anders. Met onze buurman hadden wij nooit ruzie. We groetten elkaar altijd. Daarom is het zo moeilijk te begrijpen.
Let wel, in mijn hoofd en mijn hart heb ik hem wel vergeven. Voor mij moet hij niet dood. Wraak lost niets op. Ik hoop wel dat ze hem opsluiten, zodat hij voor de rest van zijn leven niets meer fout kan doen. Maar daarmee heb ik mijn zoon niet terug."
Jan De Volder in gesprek met Mohamed Achrak