PDA

Bekijk Volledige Versie : Weg met koning Seks



Siah
28-10-04, 19:06
Weg met koning Seks

Ik heb zo de indruk dat er een antiseks stemming in de lucht hangt.’
Bernard-Henri Levy

Met De Wil tot Weten leidt u een geschiedenis van de seksualiteit in die monumentaal belooft te worden. Wat rechtvaardigt voor u in deze tijd een zo omvangiijke onderneming?

Zo omvangrijk? 0 nee, eerder zo beknopt! Ik wil geen kroniek opstellen van seksuele gedragingen door alle eeuwen en in alle beschavingen. Ik wil een veel dunnere lijn volgen: de lijn die in onze samenleving eeuwenlang de seks verbonden heeft met het zoeken naar de waarheid.

In welke zin, precies?

Het probleem is eigenlijk dit: hoe komt het dat in een samenleving als de onze seksualiteit niet eenvoudig dat is wat de voortplanting van de soort, het gezin, bet individu mogelijk maakt? Niet gewoon iets dat plezier en genot verschaft? Hoe komt het dat zij beschouwd wordt als de plaats bij uitstek voor het aflezen of uitspreken van onze diepste ‘waarheid’? Want daar draait het om: sinds het christendom heeft het Westen onophoudelijk herhaald: ‘Om te weten wie je bent, moet je weten hoe het met je seks staat.’ De seks is altijd dat knooppunt geweest waar tegelijkertijd de wording van onze soort en onze ‘waarbeid’ als menselijk subject in het geding waren.
De biecht, het gewetensonderzoek, al die nadruk op de geheimen en het belang van ‘het vlees’ waren niet alleen middelen om de seks te verbieden of om haar zover mogelijk uit het bewustzijn te verdringen: het was een manier om de seksualiteit in het middelpunt van het bestaan te plaatsen en om het heil te verbinden aan de beheersing van haar duistere roerselen. De seks is in de christelijke samenlevingen datgene geweest wat men moest onderzoeken, in de gaten houden, bekennen, omzetten in vertoog.

Vandaar de paradoxale stelling van dit eerste deeL onze samenleving heeft van de seksualiteit geen taboe of het grootste verbod gemaakt, integendeel, zij heeft er onophoudebjk over gesproken en haar aan het spreken gezet.


Een geschiedenis van de waarheid

Er zou lang en breed over seksualiteit gesproken kunnen worden, maar — zo heet het — alleen om haar te verbieden. Mij ging het er echter om, twee belangrijke zaken te onderstrepen. Ten eerste dat het aan het licht brengen, het in de schijnwerpers zetten van de seksualiteit zich niet alleen in vertogen heeft afgespeeld, maar ook in reële instituties en praktijken. Vervolgens dater strenge en talrijke verboden zijn, maar dat zij deel uitmaken van een complexe economie(1)’, waar zij voorkomen naast aansporingen, manifestaties, waardeoordelen. Altijd zijn het de verboden die benadrukt worden. Ik wilde het decor een beetje draaien, greep krijgen, in ieder geval, op het geheel van dispositieven.

Vervolgens heeft men, zoals u weet, van mij de melancholieke historicus van de verboden en van de onderdrukkende macht gemaakt, iemand die zij n verhalen altijd in tweeën vertelt: de waanzin en de opsluiting ervan, de anomalie en de uitsluiting ervan, de criminaliteit en de inhechtenisneming. Welnu, mijn probleem lag altijd aan de andere van de zaak: de waarheid. Hoe heeft de.macht die uitgeoefend wordt over de waanzin bet ware vertoog van de psychiatrie geproduceerd? Hetzelfde geldt voor de seksualiteit: opnieuw vat krijgen op de wil tot weten, daar waar de macht zich inlaat met de seks. Het gaat mij niet om de historische sociologie van een verbod, maar om de politieke2 geschiedenis van de ‘waarheids’-produktie.

Een nieuwe revolutie in de geschiedenis-filosofie? De dageraad van alweer een ‘nieuwe geschiedenis’?

Jaren geleden hebben de historici vol trots ontdekt dat ze niet alleen de geschiedenis van veldslagen, koningen en instituties konden schrijven, maar ook die van de economie. Nu zijn ze helemaal perplex omdat de snuggersten van hen hebben laten weten dat je ook de geschiedenis van gevoelens, gedragingen en lichamen kunt schrijven. Dat de geschiedenis van bet Westen onlosmakelijk verbonden is met de manier waarop ‘waarheid’ wordt geproduceerd en haar beslag krijgt, dat zullen ze spoedig inzien. De dames krijgen de geest nog wel.
We leven in een samenleving die in hoge mate ‘op waarheid loopt’ — ik bedoel:
die vertogen produceert en in omloop brengt, die als waarheid fungeren, of daarvoor doorgaan, en daaraan specifieke macht ontlenen. Het opstellen van ‘ware' vertogen (die trouwens voortdurend veranderen) is een van de fundamenteelste problemen van bet Westen. De geschiedenis van de ‘waarheid’ — van de macht die eigen is aan vertogen die als waar worden geaccepteerd — moet nog helemaal geschreven worden.
Wat zijn de positieve(3) mechanismen die, door op verschillende wijzen seksualiteit te produceren, misêre tot gevolg hebben? In ieder geval, wat ik bestuderen wilde zijn al die mechanismen in onze samenleving die uitnodigen, prikkelen of dwingen tot het spreken over seks.

Seksuele misêre

Sommigen zouden u antwoorden dat er ondanks die verwoording ook onderdrukking, seksuele misêre bestaat.

Ja, die tegenwerping is al gemaakt. U hebt gelijk, wij leven allemaal min of meer in zo’n staat van seksuele misère. En het klopt dat die ervaring in mijn boek nooit ter sprake komt.

Waarom? Is dat een bewuste keuze?

Wanneer ik in de volgende delen concrete studies zal beginnen — over de vrouwen, de kinderen, de perversies zal ik proberen de vormen en voorwaarden van die misêre te analyseren. Maar op dit moment gaat het erom, een methode vast te leggen. Het probleem is om te weten te komen of deze misêre negatief moet worden verklaard, door middel van een fundamenteel verbod dat betrek king heeft op een economische situatie (‘Werken! Niet vrijen!’), of dat ze het gevolg is van veel complexere en veel positievere procedures.

Wat zou in dit geval een ‘positieve’ verklaring zijn?

Laat ik een aanmatigende vergelijking trekken. Wat deed Marx, toen hij in zij n analyse van het kapitaal stuitte op bet probleem van de misère van de werkende klasse? Hij weigerde de gebruikelijke verklaring, die deze misêre beschouwde als het resultaat van natuurlijke schaarste of van diefstal met voorbedachten rade. Het kapitalisme heeft niet als doel de arbeiders uit te hongeren, maar het kan zich niet ontwikkelen zonder ze uit te hongeren. Marx heeft het aanklagen van diefstal vervangen door het analyseren van dé produktie.

Mutatis mutandis is dat zo’n beetje wat ik wilde doen. Het gaat niet om het ontkennen van de seksuele misêre, maar evenmin om die negatief, door middel van onderdrukking verklaren. Uitvinden wat de positieve mechanismen zijn die, door op verschillende wijze seksualiteit te produceren, misère tot gevolg hebben.

Siah
28-10-04, 19:07
vervolg

Masturberende kinderen

Een voorbeeld dat ik in een volgend deel(4) zal behandelen: in het begin van de achttiende eeuw werd er plotseling enorm belang gehecht aan masturbatie bij kinderen, dat overal wordt vervolgd als een plotselinge, verschrikkelijke epidemie die de hele menselijke soort bedreigt. Moeten we nu aannemen dat masturbatie van kinderen plotseling onaanvaardbaar geworden was voor een kapitalistische maatschappij in ontwikkeling? Dat is de veronderstelling van sommige recente Reichianen.(5) Mij lijkt dat nogal onbevredigend.
Wat daarentegen van belang was in die tijd, was de verandering in de verhouding tussen kinderen en volwassenen, ouders, opvoeders; een intensivering van de gezinsverhoudingen; het kind als gemeenschappelijke inzet van ouders, opvoedkundige instituties en instanties van openbare hygiene; het kind als kweekplaats voor toekomstige generaties. Op het kruispunt van lichaam en ziel, van gezondheid en moraal, van opvoeding en lucht, is de kinderlijke seks tegelijkertijd een doelwit en machtsinstrument geworden. Er wordt een specifieke, hachelijke, gevaarlijke seksualiteit gevormd, die constant bewaakt moet worden.
Vandaar de seksuele misêre bij kinderen en pubers, waarvan onze generatie nog niet bevrijd is. Het nagestreefde doel was evenwel niet deze misêre, het doel was niet om te verbieden, maar om door middel van de kinderlijke seks, die plotseling zo belangrijk en geheimzinnig was geworden, een netwerk van macht over de kinderen uit te spreiden.

Het idee, dat misère voortkomt uit de onderdrukking, dat we — om gelukkig te kunnen zijn — onze seksualiteit moeten bevrijden, dat idee is eigenlijk afkomstig van seksuologen, artsen en politici van de seks.

Ja, en daarmee zetten ze ons een geduchte val. Ze zeggen zo ongeveer: ‘Jullie hebben gefrustreerde, stomme seksualiteit, die door hypocriete verboden onderdrukt wordt. Kom dan maar naar ons toe, vertel en toon ons dat allemaal, vertrouw ons jullie treurige geheimen maar toe.’ Dit soort vertoog is in feite een uitstekend werktuig voor controle en machtsuitoefening. Het maakt, zoals
altijd, gebruik van hetgeen de mensen zeggen, voelen en hopen. Het misbruikt hun geloof, dat het, om gelukkig te worden, voldoende is, de drempel van het vertoog te overschrijden en enkele verboden op te heffen. En het loopt uit op het neerslaan en versnipperen van de opstand en de bevrijding.

Daar komt dat misverstand van sommige commentatoren vandaan. ‘Volgens Foucault komt onderdrukking en bevrijding van de seks op hetzelfde neer.’ Of zelfs: ‘De MLAC en de Laat-ze-leven(6) beweging is eigenlijk één en hetzelfde verhaal.’

Ja! ik moet toch helderheid brengen in deze zaken. Men heeft mij inderdaad inderdaad in de mond gelegd, dat er geen werkelijk verschil zou bestaan tussen de taal van de censuur en die van de anticensuur, tussen het vertoog van de zedenmeesters en dat van de seksuele bevrijding. Men beweerde dat ik ze allemaal in één zak stopte om ze te verzuipen als een nest jonge katjes. Volstrekt fout: dat heb ik niet willen zeggen. ik hèb het bovendien helemaal niet gezegd.

De seksualiteit voorbij

Toch moet u toegeven dat er gemeenschappelijke elementen en uitspraken zijn.

Maar een uitspraak is niet hetzelfde als een vertoog. Er zijn gemeenschappelijke tactische elementen en tegenovergestelde strategieën.

Bijvoorbeeld?

De zogenaamde seksuele bevrijdingsbewegingen moeten, geloof ik, verstaan worden als bevestigende bewegingen, die uitgaan van de seksualiteit. Dat wil twee dingen zeggen: het zijn bewegingen die uitgaan van de seksualiteit, van het seksualiteitsdispositief waar we in vast zitten. Ze laten het tot het uiterste functioneren, maar tegelijkertijd verwijderen ze zich daarvan, maken zich ervan los en overstijgen het.

Hoe ziet dat overstijgen er uit?

Neem het geval homoseksualiteit. Omstreeks de jaren zeventig van de vorige eeuw begonnen psychiaters het medisch te analyseren: uitgangspunt voor een hele serie ingrepen en nieuwe controle, dat staat vast. Met begint homoseksuelen ofwel in gestichten op te sluiten, Of men tracht hen te behandelen. Voorheen beschouwde men hen als libertijnen en soms als misdadigers (vandaar de veroordelingen, die erg streng konden zijn — soms, tot en met de achttiende eeuw, de brandstapel — maar die heel zelden voorkwamen). Voortaan zal men hen beschouwen als globaal verwant met de gekken, als seks-zieken. Maar als je zulke vertogen letterlijk neemt en ze zo omdraait, zie je antwoorden verschijnen in de vorm van een uitdaging goed, we zijn wat u zegt, van nature, door ziekte of perversie, zoals u maar wilt. Okay, als we zo zijn, laten we dan zó zijn, en als u wilt weten wat we zijn, zullen we u dat beter zeggen dan u bet doet. Een hele homoliteratuur, die geheel verschilt van de libertijnse vertellingen, verschijnt tegen bet eind van de negentiende eeuw: denk aan Wilde of aan Gide. Het is de strategische omkering van eenzelfde wil tot waarheid.

Dat gebeurt in feite met alle minderheidsgroepen, de vrouwen, de jongeren, cle zwarte Amerikanen...

Ja, zeker. Men heeft lange tijd geprobeerd om vrouwen vast te pinnen op hun seksualiteit. ‘Jullie zijn niets meer dan jullie seks’ heeft men hen eeuwenlang gezegd. En die seks, zo voegden de medici toe, is kwetsbaar, bijna altijd ziekelijk en altijd aanstichter van ziekte. ‘Jullie zijn de ziekte van de man.’ Die oeroude beweging heeft zich tegen de achttiende eeuw versneld, en liep uit op het pathologiseren van de vrouw: het vrouwelijk lichaam wordt een medisch object bij uitstek. Later zal ik de geschiedenis trachten te schrijven van die enorme ‘gynaecologie’, in de ruimste zin van het woord.
Welnu, de feministische bewegingen hebben de uitdaging aangenomen. ‘Zijn wij seks van nature? Nou goed, dan zijn we het, maar dan in onze onherleidbare eigensoortigheid en bijzonderheid. Laten we er de consequentie uit trekken en onze eigen bestaansvorm weer uitvinden, in politiek, economisch en cultureel opzicht. Het is steeds dezelfde gang van zaken: ze gaan uit van de seksualiteit, waarin men hen wil koloniseren, en ze doorkruisen het, om tot andere bevestigingen te komen.

De monarchie van de seks

De strategie die u beschrijft, deze tweetrapsstrategie, is dat nog een bevrijdingsstrategie in klassieke zin? Of moeten we niet liever zeggen dat het bevrijden van de seks voortaan hetzelfde is als haar haten en overstijgen?

Er tekent zich heden ten dage een beweging af, die tegen de stroom ingaat van het ‘steeds meer seks’, ‘steeds meer waarheid in de seks’, waar we eeuwenlang bij hebben gezworen. Het gaat niet zozeer om het ‘herontdekken’, maar kort en goed om het vervaardigen van andere vormen van plezier, relaties, samenlevingsvormen, verbintenissen, liefdes en intensiteiten. 1k heb zo de indruk dat er een ‘antiseks’ stemming in de lucht hangt (ik ben geen profeet, hoogstens een diagnosticus) alsof men zich inspant om die grote ‘seksografie’, die ons de seks als universeel geheim laat ontcijferen, van zich af te schudden.

Zijn er aanwijzingen voor die diagnose?

Alleen een anekdote: een jonge schrijver, Hervé Guibert, schreef kinderverhalen, maar geen enkele uitgever wilde ze. Hij schreef een andere tekst, heel opmerkelij k overigens, en schij nbaar zeer seksgeladen. Dat was de voorwaarde om en gehoor, en een uitgever te vinden. Nu is het dus uitgegeven (het gaat om La Mart Propagande). Lees het maar: het lijkt mij het tegenovergestelde van die seksografische schrijfwijze die in de pornografie, en soms ook in de goede literatuur geboden was: geleidelijk aan zover gaan, dat het onuitsprekelijkste van de seks uitgesproken wordt. Hervé Guibert pakt meteen bij het begin het ergste en extreemste op: ‘Wilt u dat ik erover spreek? Nou goed, daar gaat-ie dan, u zult er meer over horen dan u ooit gehoord hebt.’ Met het gemeenste materiaal bouwt hij lichamen, zinsbegoochelingen, kastelen, samenvoegingen, tederheid, rassen, dronkenschap: heel de zware coëfficiënt van de seks gaat de lucht in. Dat is maar een voorbeeld van de ‘antiseks’ uitdaging, waar nog heel wat andere aanwijzingen voor te vinden zijn. Misschien is dat het einde van die troosteloze woestij n van de seksualiteit, het einde van de monarchie van de seks.

Voor zover we niet onderworpen, geketend zijn aan de seks als aan een noodlot. En dat vanaf onze kindertijd zoals men zegt.

Precies, kijk eens wat er met de kinderen gebeurt. Men zegt: ‘Het leven van kinderen, dat is hun seksuele leven: vanaf de zuigfles tot de pubertijd gaat het alleen maar dáár om. Achter hun wens om te leren lezen, of hun voorliefde voor stripverhalen zit altijd en alleen de seksualiteit.’ Welnu, bent u er zeker van dat dit soort vertoog werkelijk bevrijdend werkt? Bent u er zeker van dat het de kinderen niet opsluit op een soort seksueel eiland? En als ze het tenslotte eens allemaal aan hun laars lapten? Als de vrijheid van het niet-volwassen zijn juist zou bestaan in het niet onderworpen zijn aan de wet, het principe, de immers zo vervelende gemeenplaats van de seksualiteit? Als er polymorfe betrekkingen tot dingen, mensen, lichamen kunnen bestaan, dan toch zeker in de kindertijd? Om zjchzelf gerust te stellen noemen de volwassenen deze veelvormigheid ‘perversiteit’, en kleuren het zo met de grijze eentonigheid van hun eigen seks.

Wordt het kind zelfs onderdrukt door degenen die beweren het te bevrijden?

Lees het boek van Schérer en Hocquenghem(7) maar; zij laten heel goed zien dat kinderen hun plezier beheren op een wijze waarvoor het seksraster een ware gevangenis vormt.

Is dat een paradox?

Seks en staat

Het komt voort uit de gedachte, dat seksualiteit ten diepste niet iets is waar de macht bang voor is, maar dat het veeleer datgene is waardoor de macht werkt.

Maar neem nou de autoritaire staten: kun je zeggen dat daar de macht niet tegen, maar door de seksualiteit heen wordt uitgeoefend?

Twee recente feiten, die schijnbaar elkaar tegenspreken. Ongeveer anderhalf jaar geleden werd in China een campagne begonnen tegen masturbatie bij kinderen, in precies dezelfde stijl als in Europa van de achttiende eeuw (‘dat houdt ze van bet werk, dat maakt ze doof, dat leidt tot degeneratie van de soort’). Anderzijds ontvangt de USSR voor bet einde van dit jaar voor bet eerst een congres van psycho-analytici (ze móeten ze wel ontvangen, want ze hebben ze zelf niet in huis). Liberalisering? Dooi in bet onderbewustzijn? Lente van bet Sovjet-libido tegenover de morele verburgerlijking van de Chinezen?
In de ouderwetse stommiteiten van Peking en de ontwaakte weetgierigheid van de Sovjets zie ik vooral de dubbele erkenning van bet feit dat — verwoord en verboden, gezegd en ontzegd — de seksualiteit een schakelaar is waar geen enkele modern machtssysteem buiten kan. Laten we oppassen voor bet socialisme met een seksueel gezicht!(8)

Anders gezegd macht is niet noodzakelijkerwijs meer dat gene wat censureert en opsluit?

In algemene zin zou ik willen zeggen dat bet verbod, de weigering, de belemmering niet zozeer de essentiële vormen van macht, als wel de uiterste grenzen daarvan zij n, de ruwe en extreme vormen.

In vergelijking met uw vorige boeken is dat een nieuwe gedachte.


Waarheid en macht

Als ik een pose zou willen aannemen, en me in een nogal denkbeeldige samenhang hullen, dan zou ik zeggen dat dat altijd al mijn probleem was: machtseffecten en ‘waarheids’-produktie. Ik heb me nooit op m’n gemak gevoeld met die notie ideologie’, die de laatste jaren zoveel gebruikt wordt. Men heeft er gebruik van gemaakt om de fouten, illusies, projecties, kortom alles wat de vorming van ware vertogen belemmert mee te verklaren. Men heeft zich er ook van bediend om bet verband aan te tonen tussen hetgeen zich in de hoofden van de mensen afspeelt en de produktie-verhoudingen. Grofweg, de economie van bet niet-ware. Ik heb er lang over gedaan am me daar rekenschap van te geven.

Waarom?

Om verschillende redenen. Ten eerste omdat macht in het Westen datgene is wat zich het meest toont, dus datgene wat zich het best verbergt: wat sinds de negentiende eeuw bet politieke leven genoemd wordt, dat is — ongeveer zoals het Hof in het tijdperk van de monarchieën — de wijze waarop de macht zich presenteert. Maar het is noch dáár, noch zó dat de macht functioneert. Machtsverhoudingen behoren misschien wel tot de meest verborgen zaken in het maatschappelijk lichaam.
Anderzijds is de maatschappijkritiek sinds de negentiende eeuw voor een belangrijk deel uitgegaan van het effectief determinerend karakter van de economie. Een gezonde reductie van ‘de politiek’, zeker, maar ook een neiging om de elementaire machtsverhoudingen — die economische verhoudingen zouden kunnen vormen — te veronachtzamen.
Ten derde: de neiging die instituties, partijen, en een hele straining van revolutionaire theorieën en praktijken gemeen hebben, namelijk om macht alleen nog maar te zien in Staatsvormen en Staatsapparaten.
Dat heeft ertoe geleid dat men, wanneer men zich wendt tot het individu, macht alleen nog maar aantreft in diens hoofd — in de vorm van representatie, aanvaarding of verinnerlijking.

En wat wilt u daar aan doen?

Vier dingen: het meest verborgene in de machtsverhoudingen opsporen, greep op hen krijgen tot in hun economische infrastructuur, ze niet alleen in hun Staats-, maar ook in hun infra-Staats- of para-Staatsvormen volgen, en ze in hun materiele spel terugvinden.

Sinds wanneer heeft u zulk soort analyses gemaakt?

Als u wilt dat ik naar een boek verwijs, is dat Toezicht en Straf Maar ik zou liever zeggen dat het begonnen is naar aanleiding van een reeks gebeurtenissen en ervaringen sinds 1968, met betrekking tot de psychiatrie, de criminaliteit, bet schoolwezen, enzovoort. Maar ik.geloof dat deze gebeurtenissen op zichzelf nooit die betekenis en intensiteit hadden gekregen als achter hen niet die twee reusachtige schaduwen van het fascisme en bet stalinisme hadden gestaan. Net zoals de misere van de arbeiders — die sub-existentie — het politieke denken van de negentiende eeuw rond de economie heeft laten draaien, zo hebben die supermachten van het fascisme en het stalinisine in onze huidige samenleving de verontrusting over politiek teweeg gebracht. Dat brengt twee problemen met zich mee: macht, hoe werkt dat? Zijn strenge verboden voldoende voorwaarde voor haar daadwerkelijk functioneren? En verder: verloopt macht altijd van boven naar beneden, van het centrum naar de periferie?

Siah
28-10-04, 19:08
vervolg

In De Wil tot Weten heb ik inderdaad de volgende verandering, een belangrijke verschuiving, gezien dat u dit keer duidelijk breekt met een vaag naturalisme dat in uw vorige boeken rondwaarde.

Dat 'naturalisme' zoals u bet noemt, duidt op twee zaken: een bepaalde theorie, de idee dat onder de macht, onder diens gewelddadigheden en kunstgrepen, de dingen zelf teruggevonden moeten worden in hun primitieve levendigheld: de spontaniteit van de waanzin achter de muren van het gesticht; de edelmoedige koorts van de criminaliteit, door bet strafsysteem heen; de frisheid van het verlangen onder het seksuele verbod. Verder een bepaalde ethischmorele keuze: macht is slecht, lelijk, armzalig, steriel. eentonig. doods, en datgenen waarover hij uitgeoefend wordt dat is goed, dat is best. dat is rijk.

Ja. Uiteindelijk hebben de marxistiscke Vulgata en Nieuw Links eén thema gemeen. ‘onder het plaveisel ligt het strand’.

Zoals u wilt, er zij momenten waarop die simplificaties noodzakelijk zijn. Om zo nu en dan van decor te wisselen, en van voor naar tegen over te gaan is zo’n dualisme voorlopig nuttig.

En dan komt de tijd om stil te staan, na te denken en af te wegen?

Integendeel. Dan moet het moment aanbreken van nieuwe beweeglijkheid en nieuwe verschuivingen, want dat omkeren van voor naar tegen loopt al snel vast; ze kunnen zichzelf immers alleen maar herhalen, en vormgeven aan dat wat Jacques Pancière het ‘linkse dogma’ noemt. Zolang men alleen maar eindeloos hetzelfde refrein van het anti-onderdrukkingsliedje herhaalt, blijven de zaken op bun plaats, en wie er ook datzelfde Wijsje zingt, er wordt geen aandacht aan besteed. Die omkering van waarden en waarheden, waarover ik het zo juist had, is in zoverre belangrijk, dat er geen eenvoudig ‘vivat’ (‘leve de waanzin, leve de misdadigheid, leve de seks’) meer overblijft, maar dat er nieuwe strategieen mogelijk worden. Ziet u, wat me tegenwoordig vaak stoort, pijn doet zelfs, is dat al het werk, dat ik nu al zo’n vijftien jaar, vaak moeizaam en soms eenzaam verricht, door sommigen alleen maar gebruikt wordt als een teken dat zij aan de ‘goede kant’ staan, aan de kant van de waanzin, van de kinderen, van de delinquenten, van de seks.

Bestaat er geen ‘goede kant’?

Je moet van de andere, van de ‘goede kant’ komen, maar om te trachten, je los te maken van die mechanismen die twee kanten laten zien, om de valse eenheid, de illusoire ‘natuur’ van die andere kant — waar je partij voor getrokken hebt —op te lossen. Daar begint bet ware werk, het werk van de historicus van het heden.

De revolutie

U hebt uzelf al verschillende malen aangeduid als ‘historicus'. Wat betekent dat? Waatom ‘historicus’ en niet filosoof?

Laat ik u — in een vorm die zo naief is als een kinderfabeltje — vertellen hoe de vraag van de filosofie lange tijd heeft geluid: ‘Wat blijft er bestaan in deze wereld, waarin alles vergaat? Wat zijn wij, wij die moeten sterven, in vergelijking met dat wat blijft bestaan?’ Sinds de negentiende eeuw is de filosofie naar mijn idee steeds dichter bij deze vraag gekomen: ‘Wat gebeurt er op dit moment?

Wat zijn wij, wij die misschien niets anders zijn dan wat er op dit moment gebeurt?’ De vraag van de filosofie is de vraag naar het heden, dat wij zelf zijn. Daarom is de filosofie van nu volslagen politiek en volslagen historisch. De filosofie is de politiek die immanent is aan de geschiedenis, en de filosofie is de geschiedenis die onmisbaar is voor de politiek.

Is er tegenwoordig ook niet sprake van een terugkeer naar de meest klassieke, de meest metafysische filosofie?

Ik geloof in geen enkele vorm van terugkeer. Ik zou alleen dit willen zeggen, een beetje voor de grap: het denken van de eerste eeuwen na Christus had de volgende vraag te beantwoorden: ‘Wat gebeurt er tegenwoordig? In wat voor een tijd leven wij? Hoe en wanneer zal de ons beloofde terugkeer van God plaatsvinden? Wat moeten we doen met deze tijd, die als het ware overschiet? En wat zijn wij, wij die de overbrugging vormen?’ Je zou kunnen zeggen dat wij ons aan deze kant van de geschiedenis, waar de revolutie zich nog moet inhouden en nog niet gekomen is, dezelfde vraag stellen: ‘Wie zijn wij, die teveel zijn in deze tijd, waarin niet gebeurt wat zou moeten gebeuren?’ Heel het moderne denken wordt, evenals de hele politiek, beheerst door het vraagstuk van de revolutie.

Het einde van de politiek

Gaat u er ook mee door die vraag te stellen en te overdenken? Blijft zij in uw ogen de vraag bij uitstek?

Dat er sinds de negentiende eeuw sprake is van politiek, is het gevolg van het feit dat de Revolutie heeft plaatsgevonden. Laatstgenoemde is geen soort of onderdeel van de eerste. De politiek heeft altijd betrekking op de revolutie. Toen Napoleon zei ‘De moderne vorm van het noodlot is de politiek’, trok hij alleen maar de consequentie uit deze waarheid, want hij kwam na de Revolutie en vóór de komst van een volgende. De komst van een volgende revolutie, dat is ons probleem. Zonder dat zou het vraagstuk van het stalinisme ongetwijfeld slechts een scholastieke kwestie zijn — een eenvoudig probleem van maatschappelijke ordening of een waarheidsprobleem van marxistische schema’s. Maar zoals u weet gaat het am heel iets anders in het stalinisme; het is uitgerekend de wenselijkheid van de revolutie die tegenwoordig een probleem vormt...

Verlangt u do revolutie? Wenst u iets dat verder gaat dan de eenvoudige ethische plicht om, hier en nu, aan de zijde van deze of gene, gekken en gevangenen, onderdrukten en ellendigen te strijden?

Daar kan ik geen antwoord op geven. Maar, zoals u wilt, ik geloof dat àls politiek iets anders is dan een spelletje, het inhoudt dat je moet proberen zo eerlijk mogelijk te weten te komen of de revolutie wenselijk is. Dat is het verkennen van die verschrikkelijke molshoop waar de politiek op dreigt vast te lopen.

Als de politiek niet meer wenselijk was, zou de politiek dan blijven zoals u haar beschrijft?

Nee, dat geloof ik niet. Je zou een nieuwe moeten uitvinden, in haar plaats. Misschien beleven wij bet einde van de politiek. Want als het waar is dat de politiek een door de revolutie geopend veld is, en als de vraag van de revolutie niet meer in die termen gesteld kan worden, dan dreigt de politiek te verdwijnen.

Verzet

Laten we terugkomen op uw politiek, zoals u die heeft neergelegd in ‘La Volonté de Savoi? Uzegt: ‘Waar macht is, is verzet. ‘Brengt u daarmee niet die natuur terug, die u net wilde afschaffen?

Ik denk het niet, want dat verzet waarover ik het heb is geen substantie. Het gaat niet vooraf aan de macht die het bestrijdt. Het is coëxtensief en absoluut gelijktiidig met de macht.

Het spiegelbeeld van de macht? Dat zou op hetzelfde neerkomen, het plaveisel onder het strand, nag altijd..

Dat is het evenmin. Als dat alles was, zou het geen verzet bieden. Om verzet te kunnen bieden moet bet net zoals de macht zijn. Net zo inventief, net zo beweeglijk, net zo produktief als de macht, moet ook het verzet zich organiseren, stollen en hecht worden. Ook het verzet moet van onderen komen en zich strategisch weten te verdelen.

‘Waar macht is, is verzet’ is dus vrijwel een tautologie...

Absoluut. Ik plaats geen substantie ‘verzet’ tegenover de substantie ‘macht’, ik wil alleen maar zeggen: zodra er een machtsverhouding is, bestaat er een mogelijkheid tot verzet. De macht heeft ons nooit in de houdgreep: je kunt altijd, onder gegeven omstandigheden en volgens een nauwkeurige strategie, haar greep veranderen.

Macht en verzet... taktiek en strategie... vanwaar deze achtergrond van oorlogs-metaforen? Bent u van mening dat macht voortaan in de vorm van oorlog gedacht moet worden?

Daar weet ik op het moment te weinig vanaf. Eén ding lijkt me zeker, namelijk dat we voor het analyseren van machtsverhoudingen op het ogenblik slechts over twee modellen bescbikken: die van het recht (de macht als wet, verbod, institutie) en het model van oorlog en strategie, in termen van krachtsverhoudingen. Het eerste is heel vaak gebruikt en heeft mijns inziens bewezen inadequaat te zijn: we weten best dat het recht geen beschrijving is van de macht. Ik weet dat er ook veel gesproken wordt over het andere model. Maar het blijft bij woorden: er worden pasklare begrippen gebruikt, of metaforen (‘oorlog van alien tegen alien’, ‘vechten voor je leven’) of ook wel formele schemas (strategieen zij n erg in de mode bij sommige sociologen en economen, vooral Amerikanen). Ik geloof dat we zouden moeten proberen die analyse van krachtsverhoudingen te verscherpen.

Bestond die opvatting van machtsverhoudingen als oorlog al bij de marxisten?

Wat mij in de marxistische analyses opvalt, is dat er altijd sprake is van ‘klassenstrijd’, maar dat men aan een deel van die uitdrukking nauwelijks aandacht besteedt, namelijk het woord ‘strijd’. Maar dat moet ik wel nuanceren. De grootste marxisten (te beginnen met Marx) hebben veel nadruk gelegd op de ‘militaire problemen’ — het leger als een Staatsapparaat, gewapende opstand, revolutionaire oorlog , etc. Maar wanneer ze het over ‘klassenstrijd’ hebben, als algemeen stuwende kracht in de geschiedenis, maken ze zich vooral druk om te weten te komen wat een klasse is, waar die zich bevindt en wie het omvat, maar flooit wat die strijd nu concreet is. Op één uitzondering na, overigens: de niettheoretische, maar historische teksten van Marx zelf, die veel scherpzinniger zijn.

De intellectuelen

Denkt u dat uw boek in die leemte kan voorzien?

Die pretentie heb ik niet. In het algemeen gesproken denk ik dat de intellectuelen — als die categorie nog bestaat, of nog moet bestaan, hetgeen niet zeker en misschien niet wenselijk is — afzien van hun oude, profetische functie.
En daarmee doel ik niet alleen op hun pretentie om te zeggen wat er te gebeuren staat, maar ook op het ambt van wetgever dat ze zo lang geambieerd hebben: ‘Dat moet je doen, dat is goed, volg mij! Temidden van alle beroering waarin jullie je bevinden is hier het vaste punt, en daar sta ik.’ De Griekse wijsgeer, de joodse profeet, de Romeinse wetgever, dat zijn nog nog altijd de modellen die tegenwoordig de beroepssprekers en -schrijvers door het hoofd spoken. Ik droom van de intellectueel die evidenties en universalia vernietigt, die in de hedendaagse traagheidsmomenten en dwingelandijen de zwakke plekken, de openingen, de krachtlijnen opspoort en aangeeft; die zich onophoudelijk verplaatst, zonder precies te weten waar hij morgen zal zijn, of wat hij dan zal denken, want hij is tezeer bedacht op het heden. De intellectueel die daar waar hij op doorreis is zijn bijdrage levert om te weten te komen of de revolutie de moeite waard is, en welke (ik bedoel zowel welke revolutie en welke moeite), zulks onder voorbehoud dat alleen zij mogen antwoorden, die bereid zijn hun leven voor de verwerkelijking ervan in de waagschaal te stellen. Wat betreft al die vragen die men ons stelt naar onze categorie en ons programma — ‘Bent u marxist?’, Wat zou u doen als u de macht had?’, ‘Wie zijn uw bondgenoten en waar behoort u toe?’ — dat zijn vragen die werkelijk secundair zijn vergeleken met de vraag die ik zojuist noemde: want dat is de vraag van het heden:


Noten bij ‘Weg met koning Seks!’

1. Foucaults gebruik van de term economie’ duidt hier niet op een ‘marxistische’ reductie van machtsverhoudingen tot economische krachtsverhoudingen. Met de term ‘economie benadrukt Foucault bet produktieve karakter van macht: verboden is slechts één soort produkt binnen een complexe machtshuishouding.
2. ‘Politiek’ verwijst hier niet naar bet vermeende centrum van machtsuitoefening de Staat, de overheid en dergelijke, maar moet opgevat wnrden als bijvoeglijk naamwoord van ‘macht’.
3. ‘Positief’ houdt geen waarde-oordeel in, maar betekent zoveel als ‘produktief’.
4. Het als derde deel geprogrammeerde, maar nooit verschenen ‘La Croisade des Enfants.
5. Volgelingen van Wilhelm Reich (1897-1957), freudo-marxistisch psychoanalyticus, kopstuk van de ‘Sexpol’-beweging.
6. ‘Beweging voor vrije abortus en anti-konceptie’; ‘Laat-ze-leven’ is een anti-abortusbeweging.
7. René Schérer en Guy Hocquenghem, Co-ire — Album systématique de 1 ‘Enfance, Recherches No. 22, mai 1976.
8. Bernard-Henri Levy is de auteur van ‘De Barbaarsheid met een menselijk Gezicht’ (Parijs 1977/Amsterdam 1978), waarmee hij voortrekker werd van de zogenaamde ‘Nouveaux philosophes’, die vanuit een radicaal anti-étatistisch standpunt kritiek leveren op allerlei vormen van Staatsdenken, met name in bet marxisme. Vgl.: Peter Dews, De nouvelle philosophie en Foucault, in: Krisis 6, jrg. 2, nr. 1, pp. 49-57.


Over vrjendschap als levesstjjl
‘Geen vorm van verlangen, maar iets om naar te verlangen’
wordt vervolgd

~Panthera~
28-10-04, 19:10
Als je dit allemaal moet lezen, kom je nooit meer aan sex toe. :fplet:

:wijs:

Siah
28-10-04, 19:13
in de text zitten wat fouten in;
ik kan die evt. corrigeren :hardlach:

~Panthera~
28-10-04, 19:16
Geplaatst door Siah
in de text zitten wat fouten in;
ik kan die evt. corrigeren :hardlach:
-----------------

Ja graag.
Kun je het dan in zijn GEHEEL weer posten ?? :lachu:

Siah
29-10-04, 03:24
Geplaatst door ~Panthera~
-----------------

Ja graag.
Kun je het dan in zijn GEHEEL weer posten ?? :lachu:

het is nu o k. :hardlach:
en bijna geen fouten meer :D

leuke avaters heb jij :tover:

~Panthera~
29-10-04, 11:22
Geplaatst door Siah
het is nu o k. :hardlach:
en bijna geen fouten meer :D

leuke avaters heb jij :tover:
------------------


Dank je :D

Pleurt je hem er nu weer helemaal op ? :stout:

Siah
01-11-04, 02:37
:tover:

Siah
03-11-04, 04:45
:D