Siah
10-11-04, 17:19
OVER DE SUPERIORITEIT VAN DE ENGELSE-AMERIKAANSE LITERATUUR
Gilles Deluze
Claire Parnet
EERSTE DEEL
Vertrekken, ontvluchten, dat is een lijn trekken. Het hoogste doel van literatuur is, volgens Lawrence: ‘Vertrekken, vertrekken, ontvluchten... de horizon overtrekken, binnendringen in een ander leven... Zo komt het dat Melville zich steeds weer midden op de Grote Oceaan bevindt, hij is werkelijk de horizonlijn gepasseerd.’ De vluchtlijn is een deterritorialisatie .
De Fransen weten niet goed wat dat is. Natuurlijk, ze vluchten zoals iedereen, maar ze denken dat vluchten de wereld vaarwel zeggen is, mystiek of kunst, of dat het iets lafhartigs is, omdat je ontsnapt aan verplichtingen en verantwoordelijkheden. Vluchten is beslist niet afzien van daden, niets actievers dan een vlucht. Het is het tegendeel van het imaginaire. Het is evengoed op de vlucht jagen, niet noodzakelijkerwijs de anderen, maar iets op de vlucht jagen, een systeem op de vlucht jagen zoals je een band kapot steekt. George Jackson schnijft vanuit de gevangenis: ‘Het is mogelijk dat ik vlucht, maar tijdens mijn vlucht zoek ik steeds naar een wapen.’
En nogmaals Lawrence: ‘Ik zeg, laat de oude wapens verrotten, maak nieuwe en schiet raak.’ Vluchten is een lijn trekken, lijnen, een uitgebreide cartografie. Werelden kun je alleen maar ontdekken door een lange gebroken vlucht. Onophoudelijk schildert de Engelse-Amenikaanse literatuur die breuken, die personages die hun vluchtlijn scheppen, die scheppen door middel van de vluchtlijn. Thomas Hardy, Melville, Stevenson, Virginia Woolf. Fhomas Wolfe, Lawrence, Fitzgerald, Miller, Kerouac. Alles is bij hen vertrek, worden, passage, sprong, demon, betrekking met het buiten. Zij scheppen een nieuwe Aarde, maar het is mogelijk dat de beweging van de aarde de deterritonialisatie zelf is.
De Amerikaanse Iiteratuur gaat te werk volgens geografische lijnen: de vlucht naar het Westen, de ontdekking dat het echte Oosten in het Westen ligt, het gevoel voor grenzen als iets dat overschreden, teruggeduwd en achter gelaten moet wordent. Het worden is geografisch. iets vergelijkbaars hebben we niet in Frankrijk. De Fransen zijn te menselijk, te historisch en te bezorgd voor de toekomst en het verleden. Ze brengen hun tijd door met de balans opmaken. Ze kunnen niet worden, ze denken in -termen van historisch verleden en toekomst. Zelfs met betrekking tot de revolutie, denken ze eerder aan een ‘toekomst van de revolutie’ dan aan een revolutionair-worden. Ze kunnen geen lijnen trekken, geen kanaal volgen. Ze kunnen niet door de muur heen breken, de muur doorvijlen. Ze houden te veel van de wortels, de bomen, het kadaster, de vertakkingspunten en de eigendommen. Neem nou het structuralisme: dat is een systeem van punten en posities, dat functioneert door middel van zogenaamde betekenisdragende grote sneden, in plaats van te werk te gaan via horten en stoten, en dat de vluchtlijnen stopt, in plaats van ze te volgen, uit te zetten of door te trekken naar een sociaal veld.
Staat hij in Michelet, die mooie bladzijde waar de koningen van Frankrijk tegenover de koningen van Engeland staan: de enen met hun grondpolitiek, hun politiek van erfenissen, huwelijken, processen, list en bedrog; de anderen met hun deterritorialiseringsbeweging, hun zwerftochten en hun verstotingen, hun verraad dat voorbijraast? Zij ontketenen stromen van het kapitalisme, maar de Fransen bedenken het bourgeois-machtsapparaat waarmee ze deze blokkeren en rekenplichtig maken.
Vluchten is niet hetzelfde als reizen, zelfs niet als van plaats veranderen. Om te beginnen omdat er reizen zijn op z’n Frans, te historisch, cultureel en georganiseerd, waarbij men er genoegen mee neemt zijn ‘ik’ te vervoeren. Vervolgens omdat de vluchten zich ter plaatse kunnen afspelen, op een onbeweeglijke reis. Toynbee laat zien dat de nomaden, in strikte zin, in geografische zin, noch migranten noch reizigers zijn, maar juist degenen die niet van plaats veranderen, degenen die zich vastklampen aan de steppe, onbeweeglijk met grote stappen, en die ter plaatse een vluchtlijn volgen, zij, de grootste uitvinders van nieuwe wapens2. Maar de geschiedenis heeft nooit iets begrepen van de nomaden, die noch verleden noch toekomst hebben. Landkaarten zijn intensiteitskaarten, geografie is zowel geestelijk en lichamelijk als fysisch in beweging. In zijn kritiek op Melville verwijt Lawrence hem de reis veel te serieus te hebben genomen.
De reis kan een terugkeer zijn naar de wilden, maar zo’n terugkeer is een regressie. Er is tijdens de reis altijd een manier om je te herterritorialiseren, je komt steeds weer je vader en je moeder (of erger) tegen op reis. ‘Het terugkeren naar de wilden maakte Melville doodziek... Zodra hij vertrokken was, begon hij opnieuw te zuchten en te steunen, het verlies te betreuren van het Paradijs, Huiselijke Haard en Moeder die zich aan het andere eind van de walvisvaart bevonden3.’ Fitzgerald zegt het nog beter: ‘Ik kwam tot het besef dat degenen die overleefd hadden een echte breuk voltrokken hadden. Breuk is een groot woord en heeft niets te maken met het breken van een ketting waarbij men meestal gedwongen wordt om een andere ketting te vinden of de oude weer op te nemen. De beroemde Ontsnapping is een excursie in een val ook al omvat die val de Zuidzee, die alleen gemaakt is voor degenen die haar willen bevaren of schilderen. Een echte breuk is iets waarop je niet meer kunt terugkomen, die onherstetbaar is omdat zij het verteden doet ophouden te bestaan4.’
Maar zetfs als we onderscheid maken tussen de vlucht en de reis, dan nog btijft de vlucht een dubbelzinnige onderneming. Wie zegt ons dat we op een vtuchtlijn niet weer alles terugvinden waarvoor we op de vlucht zijn? Op de vlucht voor de eeuwige vader-moeder, zullen we niet alle oedipale formaties terugvinden op de vtuchtlijn? Op de vlucht voor het fascisme vinden we weer fascistische stollingen op de vluchtlijn. Op de vlucht voor alles, hoe niet weer én ons geboorteland, en onze machtsformaties, onze drinkpartijen, onze psychoanalyses en onze pappa ‘s en mamma’s opnieuw vormen? Hoe vermijden dat de vluchtlijn niet louter een zetfvernietigingsbeweging wordt, Fitzgeratds alcoholisme, Lawrences moedeloosheid, Virginia Woolfs zetfmoord, Kerouacs trieste einde. Door de Engelse en Amerikaanse literatuur loopt duidelijk een somber vernietigingsproces, dat de schrijver meesleurt. Een gelukkige dood? Maar juist dat nu kunnen we alleen leren op de lijn, op hetzetfde ogenblik dat we haar trekken: de gevaren die we er lopen, het geduld en de voorzorgsmaatregeten die ervoor nodig zijn, de correcties die we voortdurend moeten aanbrengen, om haar uit de zandvlakte en de zwarte gaten te halen. We kunnen niet vooruitzien. Een echte breuk kan zich uitstrekken in de tijd, zij is iets anders dan een te veelzeggende snede, zij moet voortdurend beschermd worden, niet alleen tegen vatse schijn, maar ook tegen zichzelf, en tegen de her-territorialisaties die op haar loeren. Daarom springt zij van de ene schrijver naar de andere als iets wat steeds opnieuw begonnen moet worden.
De Engelsen en de Amerikanen hebben niet dezelfde manier van opnieuw beginnen als de Fransen. Het Franse opnieuw beginnen is een tabula rasa , het zoeken naar een eerste zekerheid als uitgangspunt, attijd het vaste punt. De andere manier van opnieuw beginnen daarentegen, is de onderbroken lijn weer opnemen waar zij gestopt was, een segment aan de gebroken lijn toevoegen, haar tussen twee rotsen doorvoeren, door een nauwe bergpas, of over de leegte heen. Het begin en het einde zijn nooit interessant, het begin en het einde zijn punten. Interessant is het midden. Het Engelse nulpunt is altijd in het midden. De beklemming is attijd in het midden. We zitten op het midden van een lijn, en dat is de meest ongemakketijke situatie. We beginnen opnieuw vanuit het midden. De Fransen denken te veel in termen van boom: de boom der kennis, de vertakkingspunten, alfa en omega, de wortets en de kruin. Het is het tegenovergestetde van gras. Niet alleen groeit het gras te midden van de dingen, maar het groeit vanuit het midden. Dat is het Engelse probleem, of het Amerikaanse. Het gras heeft een vluchtlijn, en geen verworteling. We hebben gras in ons hoofd, en geen boom: wat denken betekent, wat de hersenen zijn, ‘een bepaatd nervous system’, gras5.
Neem bijvoorbeeld Thomas Hardy: zijn personages zijn geen personen of subjecten, het zijn verzamelingen van intensieve gewaarwordingen, iedereen is een dergelijke verzameling, een bundel, een blok veranderlijke gewaarwordingen. Er is een vreemd respect voor het individu, een buitengewoon respect: niet omdat hij zichzelf als een persoon zou opvatten, en als een persoon erkend zou worden, op z’n Frans, maar daarentegen, juist, omdat hij zichzelf en de anderen beleeft als evenveel ‘unieke kansen’ —de unieke kans dat die of die combinatie getrokken is . Individuatie zonder subject. En die bundels uiterst scherpe gewaarwordingen, die verzamelingen of combinaties, gaan ervandoor op geluks- of ongelukslijnen, daar waar hun ontmoetingen plaatsvinden, desnoods hun slechte ontmoetingen die tot de dood of doodslag leiden. Hardy beroept zich op zoiets als een Grieks noodlot voor deze empiristische experimentele wereld. Bundels van gewaarwordingen, individuen, schieten over de heide als vluchtlijn, of deterritorialiseringslijn van de aarde.
Een vlucht is een soort waanzin. Waanzinnig zijn is juist uit de getrokken vore raken (zoals ‘op hol slaan’, enz.). Er zit iets demonisch, of iets demonieks, in een vluchtlijn. De demonen onderscheiden zich van goden, omdat de goden attributen hebben, eigenscbappen en vaste functies, territoria en codes: zij hebben te maken met voren, met grenzen en kadasters. Eigen aan demonen is over intervallen heen te springen, en van de ene interval naar de andere. ‘Welke demon maakte de grootste sprong?’, vraagt Oedipus. Er is altijd verraad op een vluchtlijn. Niet bedriegen zoals iemand die op orde uit is en zijn toekomst veilig stelt, maar verraden zoals een eenvoudig mens doet die geen verleden en toekomst meer heeft. We verraden de onverzettelijke machten die ons willen tegenhouden, de gevestigde machten van de aarde.
De beweging van het verraad werd gedefinieerd door de dubbele afwending: de mens wendt zijn gezicht af van God, die eveneens zijn gezicht afwendt van de mens. In deze dubbele afwending, in de ruimte tussen de gezichten, wordt de vluchtlijn getrokken, dat wil zeggen de deterritorialisatie van de mens. Het verraad is als de diefstal, het is altijd dubbel. Men heeft van Oedipus te Colonus, met zijn lange zwerftocht, het typische voorbeeld van de dubbele afwending gemaakt. Maar Oedipus is de enige Semitische tragedie van de Grieken. God die zich afwendt van de mens, die zich afwendt van God, dat is in de eerste plaats het onderwerp van het Oude Testament. Het is het verhaal van Kain, de vluchtlijn van Kain. Het is het verhaal van Jonas: de profeet is te herkennen aan het feit dat hij de richting neemt tegengesteld aan die welke God hem beveelt, en hier-door voert hij het gebod van God beter uit dan wanneer hij had gehoorzaamd. Verrader, hij heeft het kwaad op zich genomen.
Het Oude Testament is van dergelijke vluchtlijnen doortrokken, scheidslijn tussen land en water. ‘Laten de elementen ophouden elkaar te omhelzen en elkaar de rug toekeren. Laat de zeeman zich van zijn menselijke vrouw en van zijn kinderen afwenden... Steek de zeeën over, steek de zeeën over, raadt het hart aan. Verlaat de liefde en de huisetijke haard6.’ Bij de ‘grote ontdekkingen’, de grote expedities, is er niet alleen onzekerheid over wat men zal ontdekken, en verovering van iets onbekends, maar ook de uitvinding van een vluchtlijn, en de kracht van het verraad: de enige verrader zijn, en verrader van allen — Aguirre of de toorn Gods. Christoffel Columbus, zoals Jacques Besse hem beschrijft in een fantastisch verhaal, met inbegrip van het vrouw-worden van Columbus7. De scheppende diefstal van de verrader, tegenover het plagiaat van de bedrieger.
Gilles Deluze
Claire Parnet
EERSTE DEEL
Vertrekken, ontvluchten, dat is een lijn trekken. Het hoogste doel van literatuur is, volgens Lawrence: ‘Vertrekken, vertrekken, ontvluchten... de horizon overtrekken, binnendringen in een ander leven... Zo komt het dat Melville zich steeds weer midden op de Grote Oceaan bevindt, hij is werkelijk de horizonlijn gepasseerd.’ De vluchtlijn is een deterritorialisatie .
De Fransen weten niet goed wat dat is. Natuurlijk, ze vluchten zoals iedereen, maar ze denken dat vluchten de wereld vaarwel zeggen is, mystiek of kunst, of dat het iets lafhartigs is, omdat je ontsnapt aan verplichtingen en verantwoordelijkheden. Vluchten is beslist niet afzien van daden, niets actievers dan een vlucht. Het is het tegendeel van het imaginaire. Het is evengoed op de vlucht jagen, niet noodzakelijkerwijs de anderen, maar iets op de vlucht jagen, een systeem op de vlucht jagen zoals je een band kapot steekt. George Jackson schnijft vanuit de gevangenis: ‘Het is mogelijk dat ik vlucht, maar tijdens mijn vlucht zoek ik steeds naar een wapen.’
En nogmaals Lawrence: ‘Ik zeg, laat de oude wapens verrotten, maak nieuwe en schiet raak.’ Vluchten is een lijn trekken, lijnen, een uitgebreide cartografie. Werelden kun je alleen maar ontdekken door een lange gebroken vlucht. Onophoudelijk schildert de Engelse-Amenikaanse literatuur die breuken, die personages die hun vluchtlijn scheppen, die scheppen door middel van de vluchtlijn. Thomas Hardy, Melville, Stevenson, Virginia Woolf. Fhomas Wolfe, Lawrence, Fitzgerald, Miller, Kerouac. Alles is bij hen vertrek, worden, passage, sprong, demon, betrekking met het buiten. Zij scheppen een nieuwe Aarde, maar het is mogelijk dat de beweging van de aarde de deterritonialisatie zelf is.
De Amerikaanse Iiteratuur gaat te werk volgens geografische lijnen: de vlucht naar het Westen, de ontdekking dat het echte Oosten in het Westen ligt, het gevoel voor grenzen als iets dat overschreden, teruggeduwd en achter gelaten moet wordent. Het worden is geografisch. iets vergelijkbaars hebben we niet in Frankrijk. De Fransen zijn te menselijk, te historisch en te bezorgd voor de toekomst en het verleden. Ze brengen hun tijd door met de balans opmaken. Ze kunnen niet worden, ze denken in -termen van historisch verleden en toekomst. Zelfs met betrekking tot de revolutie, denken ze eerder aan een ‘toekomst van de revolutie’ dan aan een revolutionair-worden. Ze kunnen geen lijnen trekken, geen kanaal volgen. Ze kunnen niet door de muur heen breken, de muur doorvijlen. Ze houden te veel van de wortels, de bomen, het kadaster, de vertakkingspunten en de eigendommen. Neem nou het structuralisme: dat is een systeem van punten en posities, dat functioneert door middel van zogenaamde betekenisdragende grote sneden, in plaats van te werk te gaan via horten en stoten, en dat de vluchtlijnen stopt, in plaats van ze te volgen, uit te zetten of door te trekken naar een sociaal veld.
Staat hij in Michelet, die mooie bladzijde waar de koningen van Frankrijk tegenover de koningen van Engeland staan: de enen met hun grondpolitiek, hun politiek van erfenissen, huwelijken, processen, list en bedrog; de anderen met hun deterritorialiseringsbeweging, hun zwerftochten en hun verstotingen, hun verraad dat voorbijraast? Zij ontketenen stromen van het kapitalisme, maar de Fransen bedenken het bourgeois-machtsapparaat waarmee ze deze blokkeren en rekenplichtig maken.
Vluchten is niet hetzelfde als reizen, zelfs niet als van plaats veranderen. Om te beginnen omdat er reizen zijn op z’n Frans, te historisch, cultureel en georganiseerd, waarbij men er genoegen mee neemt zijn ‘ik’ te vervoeren. Vervolgens omdat de vluchten zich ter plaatse kunnen afspelen, op een onbeweeglijke reis. Toynbee laat zien dat de nomaden, in strikte zin, in geografische zin, noch migranten noch reizigers zijn, maar juist degenen die niet van plaats veranderen, degenen die zich vastklampen aan de steppe, onbeweeglijk met grote stappen, en die ter plaatse een vluchtlijn volgen, zij, de grootste uitvinders van nieuwe wapens2. Maar de geschiedenis heeft nooit iets begrepen van de nomaden, die noch verleden noch toekomst hebben. Landkaarten zijn intensiteitskaarten, geografie is zowel geestelijk en lichamelijk als fysisch in beweging. In zijn kritiek op Melville verwijt Lawrence hem de reis veel te serieus te hebben genomen.
De reis kan een terugkeer zijn naar de wilden, maar zo’n terugkeer is een regressie. Er is tijdens de reis altijd een manier om je te herterritorialiseren, je komt steeds weer je vader en je moeder (of erger) tegen op reis. ‘Het terugkeren naar de wilden maakte Melville doodziek... Zodra hij vertrokken was, begon hij opnieuw te zuchten en te steunen, het verlies te betreuren van het Paradijs, Huiselijke Haard en Moeder die zich aan het andere eind van de walvisvaart bevonden3.’ Fitzgerald zegt het nog beter: ‘Ik kwam tot het besef dat degenen die overleefd hadden een echte breuk voltrokken hadden. Breuk is een groot woord en heeft niets te maken met het breken van een ketting waarbij men meestal gedwongen wordt om een andere ketting te vinden of de oude weer op te nemen. De beroemde Ontsnapping is een excursie in een val ook al omvat die val de Zuidzee, die alleen gemaakt is voor degenen die haar willen bevaren of schilderen. Een echte breuk is iets waarop je niet meer kunt terugkomen, die onherstetbaar is omdat zij het verteden doet ophouden te bestaan4.’
Maar zetfs als we onderscheid maken tussen de vlucht en de reis, dan nog btijft de vlucht een dubbelzinnige onderneming. Wie zegt ons dat we op een vtuchtlijn niet weer alles terugvinden waarvoor we op de vlucht zijn? Op de vlucht voor de eeuwige vader-moeder, zullen we niet alle oedipale formaties terugvinden op de vtuchtlijn? Op de vlucht voor het fascisme vinden we weer fascistische stollingen op de vluchtlijn. Op de vlucht voor alles, hoe niet weer én ons geboorteland, en onze machtsformaties, onze drinkpartijen, onze psychoanalyses en onze pappa ‘s en mamma’s opnieuw vormen? Hoe vermijden dat de vluchtlijn niet louter een zetfvernietigingsbeweging wordt, Fitzgeratds alcoholisme, Lawrences moedeloosheid, Virginia Woolfs zetfmoord, Kerouacs trieste einde. Door de Engelse en Amerikaanse literatuur loopt duidelijk een somber vernietigingsproces, dat de schrijver meesleurt. Een gelukkige dood? Maar juist dat nu kunnen we alleen leren op de lijn, op hetzetfde ogenblik dat we haar trekken: de gevaren die we er lopen, het geduld en de voorzorgsmaatregeten die ervoor nodig zijn, de correcties die we voortdurend moeten aanbrengen, om haar uit de zandvlakte en de zwarte gaten te halen. We kunnen niet vooruitzien. Een echte breuk kan zich uitstrekken in de tijd, zij is iets anders dan een te veelzeggende snede, zij moet voortdurend beschermd worden, niet alleen tegen vatse schijn, maar ook tegen zichzelf, en tegen de her-territorialisaties die op haar loeren. Daarom springt zij van de ene schrijver naar de andere als iets wat steeds opnieuw begonnen moet worden.
De Engelsen en de Amerikanen hebben niet dezelfde manier van opnieuw beginnen als de Fransen. Het Franse opnieuw beginnen is een tabula rasa , het zoeken naar een eerste zekerheid als uitgangspunt, attijd het vaste punt. De andere manier van opnieuw beginnen daarentegen, is de onderbroken lijn weer opnemen waar zij gestopt was, een segment aan de gebroken lijn toevoegen, haar tussen twee rotsen doorvoeren, door een nauwe bergpas, of over de leegte heen. Het begin en het einde zijn nooit interessant, het begin en het einde zijn punten. Interessant is het midden. Het Engelse nulpunt is altijd in het midden. De beklemming is attijd in het midden. We zitten op het midden van een lijn, en dat is de meest ongemakketijke situatie. We beginnen opnieuw vanuit het midden. De Fransen denken te veel in termen van boom: de boom der kennis, de vertakkingspunten, alfa en omega, de wortets en de kruin. Het is het tegenovergestetde van gras. Niet alleen groeit het gras te midden van de dingen, maar het groeit vanuit het midden. Dat is het Engelse probleem, of het Amerikaanse. Het gras heeft een vluchtlijn, en geen verworteling. We hebben gras in ons hoofd, en geen boom: wat denken betekent, wat de hersenen zijn, ‘een bepaatd nervous system’, gras5.
Neem bijvoorbeeld Thomas Hardy: zijn personages zijn geen personen of subjecten, het zijn verzamelingen van intensieve gewaarwordingen, iedereen is een dergelijke verzameling, een bundel, een blok veranderlijke gewaarwordingen. Er is een vreemd respect voor het individu, een buitengewoon respect: niet omdat hij zichzelf als een persoon zou opvatten, en als een persoon erkend zou worden, op z’n Frans, maar daarentegen, juist, omdat hij zichzelf en de anderen beleeft als evenveel ‘unieke kansen’ —de unieke kans dat die of die combinatie getrokken is . Individuatie zonder subject. En die bundels uiterst scherpe gewaarwordingen, die verzamelingen of combinaties, gaan ervandoor op geluks- of ongelukslijnen, daar waar hun ontmoetingen plaatsvinden, desnoods hun slechte ontmoetingen die tot de dood of doodslag leiden. Hardy beroept zich op zoiets als een Grieks noodlot voor deze empiristische experimentele wereld. Bundels van gewaarwordingen, individuen, schieten over de heide als vluchtlijn, of deterritorialiseringslijn van de aarde.
Een vlucht is een soort waanzin. Waanzinnig zijn is juist uit de getrokken vore raken (zoals ‘op hol slaan’, enz.). Er zit iets demonisch, of iets demonieks, in een vluchtlijn. De demonen onderscheiden zich van goden, omdat de goden attributen hebben, eigenscbappen en vaste functies, territoria en codes: zij hebben te maken met voren, met grenzen en kadasters. Eigen aan demonen is over intervallen heen te springen, en van de ene interval naar de andere. ‘Welke demon maakte de grootste sprong?’, vraagt Oedipus. Er is altijd verraad op een vluchtlijn. Niet bedriegen zoals iemand die op orde uit is en zijn toekomst veilig stelt, maar verraden zoals een eenvoudig mens doet die geen verleden en toekomst meer heeft. We verraden de onverzettelijke machten die ons willen tegenhouden, de gevestigde machten van de aarde.
De beweging van het verraad werd gedefinieerd door de dubbele afwending: de mens wendt zijn gezicht af van God, die eveneens zijn gezicht afwendt van de mens. In deze dubbele afwending, in de ruimte tussen de gezichten, wordt de vluchtlijn getrokken, dat wil zeggen de deterritorialisatie van de mens. Het verraad is als de diefstal, het is altijd dubbel. Men heeft van Oedipus te Colonus, met zijn lange zwerftocht, het typische voorbeeld van de dubbele afwending gemaakt. Maar Oedipus is de enige Semitische tragedie van de Grieken. God die zich afwendt van de mens, die zich afwendt van God, dat is in de eerste plaats het onderwerp van het Oude Testament. Het is het verhaal van Kain, de vluchtlijn van Kain. Het is het verhaal van Jonas: de profeet is te herkennen aan het feit dat hij de richting neemt tegengesteld aan die welke God hem beveelt, en hier-door voert hij het gebod van God beter uit dan wanneer hij had gehoorzaamd. Verrader, hij heeft het kwaad op zich genomen.
Het Oude Testament is van dergelijke vluchtlijnen doortrokken, scheidslijn tussen land en water. ‘Laten de elementen ophouden elkaar te omhelzen en elkaar de rug toekeren. Laat de zeeman zich van zijn menselijke vrouw en van zijn kinderen afwenden... Steek de zeeën over, steek de zeeën over, raadt het hart aan. Verlaat de liefde en de huisetijke haard6.’ Bij de ‘grote ontdekkingen’, de grote expedities, is er niet alleen onzekerheid over wat men zal ontdekken, en verovering van iets onbekends, maar ook de uitvinding van een vluchtlijn, en de kracht van het verraad: de enige verrader zijn, en verrader van allen — Aguirre of de toorn Gods. Christoffel Columbus, zoals Jacques Besse hem beschrijft in een fantastisch verhaal, met inbegrip van het vrouw-worden van Columbus7. De scheppende diefstal van de verrader, tegenover het plagiaat van de bedrieger.