Marsipulami
22-11-04, 09:08
Vanwaar toch die fascinatie?
door Yves Desmet
Kreten en tegenkreten, slogans en tegenslogans, en het liefst in niet meer dan dertig seconden. Ziedaar de stand van het maatschappelijk debat in Vlaanderen bij het begin van de nieuwe eeuw. Misschien zit daar de grootste verklaring voor het wel onstuitbaar lijkende appeal van en fascinatie voor het BlokDecennia niet eens zo onverdienstelijk beleid worden vandaag probleemloos weggeblazen door goedkope oneliners van mensen die geen minuut bestuurservaring hebben en grossieren in ranzigheden
Zestig miljoen oude Belgische franken wil het Blok besteden aan de campagne die zijn naamsverandering moet bekendmaken aan het Vlaamse volk. Je vraagt je af waarvoor het nog nodig is, nu alle media een veelvoud van dat bedrag aan redactionele ruimte hebben opgesoupeerd voor berichtgeving over wat in wezen een non-event was: de bevestiging van een eerdere veroordeling. Wat heeft dat Blok - excuseer, Belang - toch dat het ons met zijn allen, voor- en tegenstanders, zo blijft fascineren?
Yves Desmet / Tekening Jan Vanriet
Je houdt er als journalist zonder al te veel moeite een behoorlijke dagtaak aan over, wil je alle pure verzinsels, leugens en kromme redeneringen van het Blok rechtzetten. 'Veroordeeld door de rechtbank, vrijgesproken door het volk', was er zo eentje. Klinkt heel mooi, maar slaat nergens op. Hoeveel stemmen moet een kopstuk van het Blok dan halen om weg te komen met een parkeerboete? Met een aanklacht wegens slagen en verwondingen? Drugshandel? Moord? Sinds wanneer groeit je onschendbaarheid samen met je voorkeurstemmen? Maar zelfs dat elementaire basisprincipe van de rechtsstaat moet je nu al stilaan wanhopig proberen uit te leggen. Het fenomeen doet zich vaker voor, zo hebben stilaan zowat alle media moeten ervaren: iedere strategie tegen het Blok glijdt erop af als water. Doodzwijgen helpt niet, het harde debat evenmin, en de partij behandelen als alle andere werkt ook niet.
Het Blok kan probleemloos liegen zonder noemenswaardig tegengesproken te worden. Het kan zich veroorloven diametraal tegenovergestelde posities in te nemen, zonder daarop afgerekend te worden. Zo is het Blok tegen de havenuitbreiding op linkeroever, en ervoor op de rechteroever. Men is voor DHL op een economisch congres, men is voorvechter tegen het nachtlawaai in de lokale actiecomités. En bovenal, men komt ermee weg: het Blok wordt alles vergeven, zolang het maar ieder protest en ieder ongenoegen, hoe intern tegenstrijdig ook, blijft ventileren. Neem de Visa-affaire. In Mechelen heeft Blok-senator Creyelman met geld uit de stadskas - en als lid van de oppositie - meer persoonlijke uitgaven gedaan dan het voltallige Antwerpse schepencollege met al hun Visa-kaarten samen. Hij geraakt er moeiteloos mee weg, terwijl de anderen 'de zakkenvullers' blijven. Beangstigend was de analyse van Antwerps schepen Tuur Van Wallendael daarover: "In de Antwerpse crisis was ik de enige goeie. Waarom? Omdat ik dat volgens het Blok was, en alleen dan durft de pers het nog te schrijven."
Nog zo'n mooie: de partij die de meest fundamentele mensenrechten van allochtone bevolkingsgroepen drastisch wil beperken benoemt zichzelf tot kampioen van de vrije meningsuiting, die door het arrest kapot zou zijn gemaakt. Dat is manifest niet zo. In het arrest staat zelfs letterlijk dat vooral politieke partijen het recht moeten behouden om hard en vrijuit kritiek te leveren op alle donkere kantjes van de multiculturele samenleving, de migratiestromen, illegalen en asielzoekers. Alleen het systematisch en herhaaldelijk stigmatiseren en tot haat oproepen tegen een bevolkingsgroep op basis van ras is bestraft. Een redelijk evenwichtig arrest dus, dat getuigt van veel gezond verstand, zou je denken, maar toch slaagt het Blok erin zijn volledig vertekende beeld van het arrest in het centrum van het maatschappelijke debat te plaatsen, alle goedbedoelde pogingen van verschillende media tot een juiste uitleg ten spijt. Terwijl je toch haast analfabeet moet zijn om de redenering van het Blok over het arrest te willen volgen. Het maakt geen ene moer uit, de versie van het Blok overheerst de publieke opinie.
Bovendien kan men in één moeite door meteen alle rechters als partijpolitieke creaturen afschilderen, zetbaasjes in dienst van politieke tegenstrevers die zelfs in bijna niet te mis te verstane termen 'gewaarschuwd' worden voor de rest van hun loopbaan. Het is een groteske kritiek, een getuigenis van onvoorstelbaar dédain, maar het passeert met gemak. Dertig minuten na het arrest komt voorman Philip Dewinter op de proppen met nog altijd diezelfde taal: "Alle moslimvrouwen met een hoofddoek tekenen daarmee een terugkeercontract." Het krijgt ternauwernood enige aandacht.
Integendeel, daags na het vakkundig gecreëerde mediamoment over de nieuwe naam en het logo melden sommige commentatoren dat in het politieke landschap het evenwicht opnieuw hersteld is: er is voortaan opnieuw een rechts, een centrum- en een links kamp. Het Vlaams Belang, net veroordeeld, met net dezelfde kopstukken, net dezelfde taal, net hetzelfde programma als bij de laatste verkiezingen, is plots, waarschijnlijk net in die seconde dat we even niet opgelet hebben, een salonfähige partij geworden. De uitspraken van Dewinter zijn plots niet meer de kernboodschap van deze partij, het alfa en omega, de reden zelf van hun veroordeling, maar een wat ongelukkige uitschuiver van één figuur die niet zou mogen verhinderen dat er weldra volop in alle steden en gemeenten van dit land coalitiegesprekken moeten worden opgestart. Je gelooft het niet als je het niet zelf zwart op wit zag staan. De goodwill die ontstaan is om toch maar deze partij en vooral haar miljoen kiezers weer in het debat te betrekken, om haar toch maar als 'veranderd' te willen zien, terwijl de kopstukken zelf overal hardop roepen dat het tegendeel het geval is, is lichtjes verbijsterend.
Het contrast met de aanpak die andere politici te beurt valt, is stuitend groot. Een beeld van de laatste Nederlandse verkiezingen blijft op mijn netvlies gegrift: bij de talrijke vox populi-reacties die de Nederlandse zenders brachten, zat een keurige man van middelbare leeftijd, die met een nauwelijks verholen grijns vertelde dat het "hoog tijd werd dat de broek van die hoge heren in Den Haag even afzakte". Ten overvloede voegde hij eraan toe: "Tot onder hun knieën." En om geen enkel mogelijk misverstand te laten overblijven, besloot hij: "Zodat ze met de billen bloot staan." Waarop hij vergenoegd het stemlokaal binnenwandelde.
Het was symptomatisch voor de aversie die zowat elke zittende regering in Europa oproept. Los van de balans van een regering, los van iedere rationele analyse van plus- en minpunten van een regeringsperiode, vindt de hedendaagse mondige en kritische burger dat het zijn eerste taak is om de 'powers that be' even gezellig de duivel aan te doen. Hij wil een stem uitbrengen die niet langer een rapportcijfer is voor een gevoerd beleid, maar veeleer een prop die de balorige leerling op de leraar voor de klas afschiet. Even lekker jennen.
Zowel in de publieke opinie als in de meerderheid van de media is macht een negatief beladen begrip geworden. Ieder initiatief dat door een zetelend politicus wordt genomen, wordt steevast geëvalueerd vanuit opportunistische of machtsgeile motieven. Er is een klimaat ontstaan waarin elke beleidsmaatregel geduid wordt in die termen, waarin de simpele opmerking dat een klassieke politicus wel eens iets zou kunnen doen met het oog op het algemeen belang dadelijk met hoongelach begroet wordt. Dat een klassieke politicus echt met de res publica bezig zou kunnen zijn, ach kom, voor wie houd je ons, voor naïeve gekken? Allemaal zakkenvullers en postjesjagers zijn het, en eindelijk hebben we ontdekt dat we met onze stem "hun broek kunnen afdoen".
Dat is het publieke klimaat geworden waarin politici manmoedig overeind moeten trachten te blijven. Dat de klassieke partijen een redelijk voorbeeldig begrotingstraject kunnen voorleggen, het land tot een ongekende materiële welvaart hebben gebracht, de Belgen tot het rijkste volk van Europa hebben gemaakt, de langste periode van vrede in de vorige eeuw hebben bewerkstelligd: het kan allemaal niet baten. Decennia niet eens zo onverdienstelijk beleid worden vandaag probleemloos weggeblazen door goedkope oneliners van mensen die geen minuut bestuurservaring hebben en grossieren in ranzigheden.
Het moet daarbij gezegd dat het Blok deze prestatie niet helemaal op zijn eentje heeft kunnen klaren. Er zijn nogal wat maatschappelijke krachten, ter rechter- maar ook ter linkerzijde, die bewust of onbewust minstens het maatschappelijk klimaat mee hebben gecreëerd waarop het Blok gedijt. Binnen de 'oude' rechterzijde zijn er nogal wat mensen die niet onterecht de bedenking hebben gemaakt dat het cordon sanitaire als ongewild neveneffect inderdaad heeft dat een grote groep rechtse kiezers van elk beleid uitgesloten blijft, en dat daardoor het soortelijk gewicht van de progressieve kiezer opgewaardeerd wordt. Bovendien menen ze, eveneens niet onterecht, dat een behoorlijke groep Blok-kiezers niet echt als racistisch of fascistisch kan worden beschouwd, omdat zij enkel als waarschuwing of uit ongenoegen op die partij stemmen, die ze als enig echt alternatief zien. De enige manier om die terug te winnen, is volgens hen het Blok ertoe te verplichten in het bad van de macht te gaan, het dezelfde compromissen te laten sluiten waardoor zij, zo denken ze, hun stemmen kwijt zijn geraakt.
Binnen de politieke elite blijft dat een minderheidstendens, zelfs ter rechterzijde, maar in de respectieve achterban van hun partijen wint het idee meer en meer veld. Zowel bij de VLD als bij CD&V is stilaan geen meerderheid onder de leden meer te vinden om het cordon te behouden. Niet zozeer om strategische of rationele motieven, maar weer omwille van die ongelooflijke aantrekkingskracht die van een manifest verkeerde voorstelling van zaken lijkt uit te gaan. Nooit eerder is het gegeven dat een partij die een kwart van de stemmen behaalde en desondanks niet in de regering kwam, als ondemocratisch aangevoeld. Maar het Blok, zo vinden vele gewone kiezers, moet nu maar eens de kans krijgen, en weigeren de partij te betrekken bij een coalitie wordt als ondemocratisch aangevoeld. Dat het Blok aantoonbaar de minst democratische partij uit het hele politieke spectrum is, in zijn programma en in zijn eigen werking, is een argument dat als niet ter zake doend wordt afgewimpeld.
Maar ook ter linkerzijde werd het Blok danig geholpen. Door jarenlang een omerta uit te spreken over de reële problemen die de multiculturele samenleving met zich brengt, door halsstarrig te blijven ontkennen dat er minder leuke mensen rondlopen in de migrantengemeenschap, door steeds te minimaliseren en te bagatelliseren, door mensen met problemen makkelijkheidshalve dan maar direct tot halve of hele racist te verklaren, heeft progressief Vlaanderen veel mensen naar de extreem-rechtse hoek gejaagd, waar ze zich plots best thuis blijken te voelen. De langzame poging van enkelingen om de zaken toch wat te benoemen wordt door het Blok natuurlijk als 'too little, too late' afgedaan. Volgens de Nederlandse inlichtingendiensten zijn er maximaal 250 zich op de islam beroepende fundamentalisten in het land actief, op een moslimbevolking van 900.000 zielen. Net omdat ter linkerzijde bijna stelselmatig ontkend is dat die er zijn, of omdat zelfs betoogd werd dat er misschien wel redenen zijn om hun visie en gedrag te vergoelijken, is rechts erin geslaagd de al even groteske beeldvorming te verspreiden dat er 900.000 potentiële terroristen op Nederlands grondgebied rondlopen.
Eenzelfde kritiek treft trouwens de grote meerderheid van gematigde moslims. Ook zij hebben zich medeplichtig gemaakt aan schuldig stilzwijgen, door niet veel vroeger en feller te protesteren tegen het gegeven dat hun godsdienst gekaapt werd en wordt door politieke misdadigers. Door permanent te protesteren tegen het - reële - onrecht dat hun groep wordt aangedaan op de onderwijs- en de arbeidsmarkt maar tegelijk te weigeren zelf een oefening in zelfkritiek te maken die ze wel van de autochtone bevolking verwachten, hebben ook zij het Blok in de kaart gespeeld. Dat 'slachtofferisme' waarin veel vertegenwoordigers van de allochtone gemeenschap zich blijven wentelen, heeft bijzonder contraproductief gewerkt.
En natuurlijk is het zoals altijd ook de schuld van de media, die vergeten zijn op de kleintjes te letten. Toen in 1972 Richard Nixon de Amerikaanse presidentsverkiezingen won, liet Pauline Kael, gewaardeerde filmcritica voor The New Yorker, zich stomverbaasd ontvallen: "I can't believe it! I don't know a single person who voted for him!" Ze zei dat overigens bloedserieus, na een verkiezing waarbij Nixon in 49 van de 50 staten had gewonnen. Pauline Kael loog niet: niemand in haar kennissenkring van rijke, liberal denkende New Yorkers zou er ook maar één moment aan gedacht hebben om op Nixon te stemmen. Net zomin als er veel Franse journalisten rondlopen die op Le Pen stemmen, Vlaamse journalisten die Philip Dewinter omarmen of Nederlandse die dweepten met het gedachtegoed van professor Pim. Dat komt heel simpel omdat het journalistenmilieu in overgrote meerderheid een links-liberaal-progressief milieu is, en vanuit dat wereldbeeld zijn beroep beoefent. Nu is er niets mis met die politieke overtuiging, maar het wordt wel problematisch wanneer ze een correcte uitoefening van de stiel in de weg staat en een filter wordt waardoor het beeld van de samenleving wordt hertekend. De waarden van die overtuiging, en het daaruit voortvloeiende mens- en maatschappijbeeld, worden zo vanzelfsprekend geacht dat ze als universeel worden beschouwd. Nochtans zijn ze dat niet.
Journalisten hebben een bovengemiddeld inkomen, een leuk huis, en de multiculturele maatschappij betekent voor hen een lekkere couscous bij een vriendelijke Marokkaan, gevolgd door een goede Cubaanse rum, uitgeschonken door een bloedmooie Chileense in een trendy bar. Het trauma van de net door jonge allochtonen van haar handtas beroofde oudere vrouw kennen ze niet. En wanneer een van hen durft te wijzen op de minder leuke kanten van het multiculturalisme wordt hij als een intellectuele paria uit de kudde gestoten.
door Yves Desmet
Kreten en tegenkreten, slogans en tegenslogans, en het liefst in niet meer dan dertig seconden. Ziedaar de stand van het maatschappelijk debat in Vlaanderen bij het begin van de nieuwe eeuw. Misschien zit daar de grootste verklaring voor het wel onstuitbaar lijkende appeal van en fascinatie voor het BlokDecennia niet eens zo onverdienstelijk beleid worden vandaag probleemloos weggeblazen door goedkope oneliners van mensen die geen minuut bestuurservaring hebben en grossieren in ranzigheden
Zestig miljoen oude Belgische franken wil het Blok besteden aan de campagne die zijn naamsverandering moet bekendmaken aan het Vlaamse volk. Je vraagt je af waarvoor het nog nodig is, nu alle media een veelvoud van dat bedrag aan redactionele ruimte hebben opgesoupeerd voor berichtgeving over wat in wezen een non-event was: de bevestiging van een eerdere veroordeling. Wat heeft dat Blok - excuseer, Belang - toch dat het ons met zijn allen, voor- en tegenstanders, zo blijft fascineren?
Yves Desmet / Tekening Jan Vanriet
Je houdt er als journalist zonder al te veel moeite een behoorlijke dagtaak aan over, wil je alle pure verzinsels, leugens en kromme redeneringen van het Blok rechtzetten. 'Veroordeeld door de rechtbank, vrijgesproken door het volk', was er zo eentje. Klinkt heel mooi, maar slaat nergens op. Hoeveel stemmen moet een kopstuk van het Blok dan halen om weg te komen met een parkeerboete? Met een aanklacht wegens slagen en verwondingen? Drugshandel? Moord? Sinds wanneer groeit je onschendbaarheid samen met je voorkeurstemmen? Maar zelfs dat elementaire basisprincipe van de rechtsstaat moet je nu al stilaan wanhopig proberen uit te leggen. Het fenomeen doet zich vaker voor, zo hebben stilaan zowat alle media moeten ervaren: iedere strategie tegen het Blok glijdt erop af als water. Doodzwijgen helpt niet, het harde debat evenmin, en de partij behandelen als alle andere werkt ook niet.
Het Blok kan probleemloos liegen zonder noemenswaardig tegengesproken te worden. Het kan zich veroorloven diametraal tegenovergestelde posities in te nemen, zonder daarop afgerekend te worden. Zo is het Blok tegen de havenuitbreiding op linkeroever, en ervoor op de rechteroever. Men is voor DHL op een economisch congres, men is voorvechter tegen het nachtlawaai in de lokale actiecomités. En bovenal, men komt ermee weg: het Blok wordt alles vergeven, zolang het maar ieder protest en ieder ongenoegen, hoe intern tegenstrijdig ook, blijft ventileren. Neem de Visa-affaire. In Mechelen heeft Blok-senator Creyelman met geld uit de stadskas - en als lid van de oppositie - meer persoonlijke uitgaven gedaan dan het voltallige Antwerpse schepencollege met al hun Visa-kaarten samen. Hij geraakt er moeiteloos mee weg, terwijl de anderen 'de zakkenvullers' blijven. Beangstigend was de analyse van Antwerps schepen Tuur Van Wallendael daarover: "In de Antwerpse crisis was ik de enige goeie. Waarom? Omdat ik dat volgens het Blok was, en alleen dan durft de pers het nog te schrijven."
Nog zo'n mooie: de partij die de meest fundamentele mensenrechten van allochtone bevolkingsgroepen drastisch wil beperken benoemt zichzelf tot kampioen van de vrije meningsuiting, die door het arrest kapot zou zijn gemaakt. Dat is manifest niet zo. In het arrest staat zelfs letterlijk dat vooral politieke partijen het recht moeten behouden om hard en vrijuit kritiek te leveren op alle donkere kantjes van de multiculturele samenleving, de migratiestromen, illegalen en asielzoekers. Alleen het systematisch en herhaaldelijk stigmatiseren en tot haat oproepen tegen een bevolkingsgroep op basis van ras is bestraft. Een redelijk evenwichtig arrest dus, dat getuigt van veel gezond verstand, zou je denken, maar toch slaagt het Blok erin zijn volledig vertekende beeld van het arrest in het centrum van het maatschappelijke debat te plaatsen, alle goedbedoelde pogingen van verschillende media tot een juiste uitleg ten spijt. Terwijl je toch haast analfabeet moet zijn om de redenering van het Blok over het arrest te willen volgen. Het maakt geen ene moer uit, de versie van het Blok overheerst de publieke opinie.
Bovendien kan men in één moeite door meteen alle rechters als partijpolitieke creaturen afschilderen, zetbaasjes in dienst van politieke tegenstrevers die zelfs in bijna niet te mis te verstane termen 'gewaarschuwd' worden voor de rest van hun loopbaan. Het is een groteske kritiek, een getuigenis van onvoorstelbaar dédain, maar het passeert met gemak. Dertig minuten na het arrest komt voorman Philip Dewinter op de proppen met nog altijd diezelfde taal: "Alle moslimvrouwen met een hoofddoek tekenen daarmee een terugkeercontract." Het krijgt ternauwernood enige aandacht.
Integendeel, daags na het vakkundig gecreëerde mediamoment over de nieuwe naam en het logo melden sommige commentatoren dat in het politieke landschap het evenwicht opnieuw hersteld is: er is voortaan opnieuw een rechts, een centrum- en een links kamp. Het Vlaams Belang, net veroordeeld, met net dezelfde kopstukken, net dezelfde taal, net hetzelfde programma als bij de laatste verkiezingen, is plots, waarschijnlijk net in die seconde dat we even niet opgelet hebben, een salonfähige partij geworden. De uitspraken van Dewinter zijn plots niet meer de kernboodschap van deze partij, het alfa en omega, de reden zelf van hun veroordeling, maar een wat ongelukkige uitschuiver van één figuur die niet zou mogen verhinderen dat er weldra volop in alle steden en gemeenten van dit land coalitiegesprekken moeten worden opgestart. Je gelooft het niet als je het niet zelf zwart op wit zag staan. De goodwill die ontstaan is om toch maar deze partij en vooral haar miljoen kiezers weer in het debat te betrekken, om haar toch maar als 'veranderd' te willen zien, terwijl de kopstukken zelf overal hardop roepen dat het tegendeel het geval is, is lichtjes verbijsterend.
Het contrast met de aanpak die andere politici te beurt valt, is stuitend groot. Een beeld van de laatste Nederlandse verkiezingen blijft op mijn netvlies gegrift: bij de talrijke vox populi-reacties die de Nederlandse zenders brachten, zat een keurige man van middelbare leeftijd, die met een nauwelijks verholen grijns vertelde dat het "hoog tijd werd dat de broek van die hoge heren in Den Haag even afzakte". Ten overvloede voegde hij eraan toe: "Tot onder hun knieën." En om geen enkel mogelijk misverstand te laten overblijven, besloot hij: "Zodat ze met de billen bloot staan." Waarop hij vergenoegd het stemlokaal binnenwandelde.
Het was symptomatisch voor de aversie die zowat elke zittende regering in Europa oproept. Los van de balans van een regering, los van iedere rationele analyse van plus- en minpunten van een regeringsperiode, vindt de hedendaagse mondige en kritische burger dat het zijn eerste taak is om de 'powers that be' even gezellig de duivel aan te doen. Hij wil een stem uitbrengen die niet langer een rapportcijfer is voor een gevoerd beleid, maar veeleer een prop die de balorige leerling op de leraar voor de klas afschiet. Even lekker jennen.
Zowel in de publieke opinie als in de meerderheid van de media is macht een negatief beladen begrip geworden. Ieder initiatief dat door een zetelend politicus wordt genomen, wordt steevast geëvalueerd vanuit opportunistische of machtsgeile motieven. Er is een klimaat ontstaan waarin elke beleidsmaatregel geduid wordt in die termen, waarin de simpele opmerking dat een klassieke politicus wel eens iets zou kunnen doen met het oog op het algemeen belang dadelijk met hoongelach begroet wordt. Dat een klassieke politicus echt met de res publica bezig zou kunnen zijn, ach kom, voor wie houd je ons, voor naïeve gekken? Allemaal zakkenvullers en postjesjagers zijn het, en eindelijk hebben we ontdekt dat we met onze stem "hun broek kunnen afdoen".
Dat is het publieke klimaat geworden waarin politici manmoedig overeind moeten trachten te blijven. Dat de klassieke partijen een redelijk voorbeeldig begrotingstraject kunnen voorleggen, het land tot een ongekende materiële welvaart hebben gebracht, de Belgen tot het rijkste volk van Europa hebben gemaakt, de langste periode van vrede in de vorige eeuw hebben bewerkstelligd: het kan allemaal niet baten. Decennia niet eens zo onverdienstelijk beleid worden vandaag probleemloos weggeblazen door goedkope oneliners van mensen die geen minuut bestuurservaring hebben en grossieren in ranzigheden.
Het moet daarbij gezegd dat het Blok deze prestatie niet helemaal op zijn eentje heeft kunnen klaren. Er zijn nogal wat maatschappelijke krachten, ter rechter- maar ook ter linkerzijde, die bewust of onbewust minstens het maatschappelijk klimaat mee hebben gecreëerd waarop het Blok gedijt. Binnen de 'oude' rechterzijde zijn er nogal wat mensen die niet onterecht de bedenking hebben gemaakt dat het cordon sanitaire als ongewild neveneffect inderdaad heeft dat een grote groep rechtse kiezers van elk beleid uitgesloten blijft, en dat daardoor het soortelijk gewicht van de progressieve kiezer opgewaardeerd wordt. Bovendien menen ze, eveneens niet onterecht, dat een behoorlijke groep Blok-kiezers niet echt als racistisch of fascistisch kan worden beschouwd, omdat zij enkel als waarschuwing of uit ongenoegen op die partij stemmen, die ze als enig echt alternatief zien. De enige manier om die terug te winnen, is volgens hen het Blok ertoe te verplichten in het bad van de macht te gaan, het dezelfde compromissen te laten sluiten waardoor zij, zo denken ze, hun stemmen kwijt zijn geraakt.
Binnen de politieke elite blijft dat een minderheidstendens, zelfs ter rechterzijde, maar in de respectieve achterban van hun partijen wint het idee meer en meer veld. Zowel bij de VLD als bij CD&V is stilaan geen meerderheid onder de leden meer te vinden om het cordon te behouden. Niet zozeer om strategische of rationele motieven, maar weer omwille van die ongelooflijke aantrekkingskracht die van een manifest verkeerde voorstelling van zaken lijkt uit te gaan. Nooit eerder is het gegeven dat een partij die een kwart van de stemmen behaalde en desondanks niet in de regering kwam, als ondemocratisch aangevoeld. Maar het Blok, zo vinden vele gewone kiezers, moet nu maar eens de kans krijgen, en weigeren de partij te betrekken bij een coalitie wordt als ondemocratisch aangevoeld. Dat het Blok aantoonbaar de minst democratische partij uit het hele politieke spectrum is, in zijn programma en in zijn eigen werking, is een argument dat als niet ter zake doend wordt afgewimpeld.
Maar ook ter linkerzijde werd het Blok danig geholpen. Door jarenlang een omerta uit te spreken over de reële problemen die de multiculturele samenleving met zich brengt, door halsstarrig te blijven ontkennen dat er minder leuke mensen rondlopen in de migrantengemeenschap, door steeds te minimaliseren en te bagatelliseren, door mensen met problemen makkelijkheidshalve dan maar direct tot halve of hele racist te verklaren, heeft progressief Vlaanderen veel mensen naar de extreem-rechtse hoek gejaagd, waar ze zich plots best thuis blijken te voelen. De langzame poging van enkelingen om de zaken toch wat te benoemen wordt door het Blok natuurlijk als 'too little, too late' afgedaan. Volgens de Nederlandse inlichtingendiensten zijn er maximaal 250 zich op de islam beroepende fundamentalisten in het land actief, op een moslimbevolking van 900.000 zielen. Net omdat ter linkerzijde bijna stelselmatig ontkend is dat die er zijn, of omdat zelfs betoogd werd dat er misschien wel redenen zijn om hun visie en gedrag te vergoelijken, is rechts erin geslaagd de al even groteske beeldvorming te verspreiden dat er 900.000 potentiële terroristen op Nederlands grondgebied rondlopen.
Eenzelfde kritiek treft trouwens de grote meerderheid van gematigde moslims. Ook zij hebben zich medeplichtig gemaakt aan schuldig stilzwijgen, door niet veel vroeger en feller te protesteren tegen het gegeven dat hun godsdienst gekaapt werd en wordt door politieke misdadigers. Door permanent te protesteren tegen het - reële - onrecht dat hun groep wordt aangedaan op de onderwijs- en de arbeidsmarkt maar tegelijk te weigeren zelf een oefening in zelfkritiek te maken die ze wel van de autochtone bevolking verwachten, hebben ook zij het Blok in de kaart gespeeld. Dat 'slachtofferisme' waarin veel vertegenwoordigers van de allochtone gemeenschap zich blijven wentelen, heeft bijzonder contraproductief gewerkt.
En natuurlijk is het zoals altijd ook de schuld van de media, die vergeten zijn op de kleintjes te letten. Toen in 1972 Richard Nixon de Amerikaanse presidentsverkiezingen won, liet Pauline Kael, gewaardeerde filmcritica voor The New Yorker, zich stomverbaasd ontvallen: "I can't believe it! I don't know a single person who voted for him!" Ze zei dat overigens bloedserieus, na een verkiezing waarbij Nixon in 49 van de 50 staten had gewonnen. Pauline Kael loog niet: niemand in haar kennissenkring van rijke, liberal denkende New Yorkers zou er ook maar één moment aan gedacht hebben om op Nixon te stemmen. Net zomin als er veel Franse journalisten rondlopen die op Le Pen stemmen, Vlaamse journalisten die Philip Dewinter omarmen of Nederlandse die dweepten met het gedachtegoed van professor Pim. Dat komt heel simpel omdat het journalistenmilieu in overgrote meerderheid een links-liberaal-progressief milieu is, en vanuit dat wereldbeeld zijn beroep beoefent. Nu is er niets mis met die politieke overtuiging, maar het wordt wel problematisch wanneer ze een correcte uitoefening van de stiel in de weg staat en een filter wordt waardoor het beeld van de samenleving wordt hertekend. De waarden van die overtuiging, en het daaruit voortvloeiende mens- en maatschappijbeeld, worden zo vanzelfsprekend geacht dat ze als universeel worden beschouwd. Nochtans zijn ze dat niet.
Journalisten hebben een bovengemiddeld inkomen, een leuk huis, en de multiculturele maatschappij betekent voor hen een lekkere couscous bij een vriendelijke Marokkaan, gevolgd door een goede Cubaanse rum, uitgeschonken door een bloedmooie Chileense in een trendy bar. Het trauma van de net door jonge allochtonen van haar handtas beroofde oudere vrouw kennen ze niet. En wanneer een van hen durft te wijzen op de minder leuke kanten van het multiculturalisme wordt hij als een intellectuele paria uit de kudde gestoten.