angkor
29-01-05, 12:57
Haakneuzen, hebben we dat niet eerder gehoord?
ARTHUR VAN AMERONGEN
In de zomer van 1975 stond de hit Aggesus weken bovenaan in de topveertig en zong heel Nederland het lied over de lotgevallen van deze gastarbeider uit volle borst mee. Aggesus was een Turk, al deed zijn wonderlijke naam met keelklanken eerder aan een Marokkaan denken en ook het koeterwaalse refrein 'Aggesus daggena gajanagoet' riep eerder een Arabische dan een Turkse sfeer op.
Turk of Marokkaan, voor Alexander Curly was het één pot nat en de boodschap van zijn smartlap was duidelijk: de gastarbeider geilt op onze blanke dochters en trekt graag een mes (terwijl het toch algemeen bekend is dat Turken bij voorkeur schieten).
Vreemd genoeg protesteerde niemand tegen dit dubieuze nummer, terwijl in datzelfde jaar het lied Wat doen we met die Arabieren hier (want 'ze zijn niet te vertrouwen bij onze mooie vrouwen') van Vader Abraham tot Kamervragen leidde en geboycot werd door de NOS-radio. Vijf Arabische werknemers hadden een strafklacht ingediend tegen Vader Abraham (Pierre Kartner), die tijdelijk onder politiebewaking werd gesteld en later nog zijn excuses aanbood aan de honorair consul van Koeweit (zie de krant van dinsdag, pagina 18).
Moslims en messen blijven, mede dankzij Mohammed B., hardnekkig met elkaar verbonden. In 1988 studeerde ik Midden-Oostenstudies aan de gerenommeerd geachte Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Een hoogleraar, van oorsprong een Canadees, opende het college geschiedenis van het Midden-Oosten met de woorden: ''Als een joodse jongen veertien jaar wordt, krijgt hij boeken van zijn ouders, een Arabische jongen krijgt van zijn vader een mes.'' Overigens is het scheldwoord voor Marokkaanse joden in Israël sakinai'im, messentrekkers, maar dat terzijde.
Op het lijstje met verplichte literatuur dat die hoogleraar uitdeelde, prijkten bovenaan twee boeken van de Israëlische wetenschapper Raphael Patai: The Jewish mind en The Arab mind. Beide boeken genieten in het Witte Huis van George Bush dezelfde autoriteit als de bijbel. Het college heb ik niet afgemaakt.
De 66-jarige Jack Shaheen is hoogleraar massacommunicatie en vecht al sinds 1975 tegen de negatieve manier waarop Arabieren in de Amerikaanse filmindustrie in beeld worden gebracht. Hij publiceerde twee opzienbarende boeken: The TV Arab (Arab and Muslim Stereotyping in American Popular Culture) en onlangs Reel Bad Arabs: How Hollywood Vilifies a People. Voor Reel Bad Arabs bestudeerde Shaheen ruim negenhonderd Amerikaanse films waarin Arabieren of bewoners van het Midden-Oosten voorkomen.
Je wordt niet vrolijk van Shaheens conclusie: Arabieren worden neergezet als terroristen, bloeddorstige strijders, rijke, onethische smeerlappen en als fanatici die in een andere god geloven en weinig of geen waarde aan het leven hechten. Ze willen het Westen vernietigen met olie en terrorisme, ontvoeren, mishandelen en verkrachten westerse vrouwen, hebben vrijwel nooit familie en wonen op primitieve plekken, bij voorkeur in de woestijn. Als
je Arabische vrouwen al ziet in films, zijn ze verborgen in zwarte lappen of gaat het om zwijgende, exotische haremmeisjes.
In de films die Shaheen zag, werden Arabieren zelden als normale mensen geportretteerd. Door Arabieren met dat soort zaken te associëren, worden ze gedemoniseerd en ontmenselijkt. Hollywood heeft, aldus Shaheen, een atmosfeer van intolerantie gekweekt waarin, zeker na 11 september, racisme gedijt.
Om de animatiefilm Pocahontas (door Marokkanen ook wel Pakdiehandtas genoemd) historisch verantwoord te maken (lees: zo politiek-correct mogelijk), gingen de Disney-studios eindeloos te rade bij native Americans, oftewel de indianen. Bij films over joden en negers gebeurt hetzelfde. Voor de Disney-film Aladdin werd nauwelijks met Arabieren overlegd. In deze succesvolle animatiefilm, waarvan de gehele cast uit Arabieren bestaat, hebben de helden een lichtere huid en een Amerikaans accent, terwijl de boosaardige bewakers en koopmannen een donkere huid, haakneuzen en een zwaar Arabisch accent hebben. Als joden zo werden afgebeeld, zou een enorme rel ontstaan.
Shaheen stelt dat de grote zenders, inclusief NBC, Fox, ABC and CBS, sinds 11 september niet alleen de Arabische moslims in een kwaad daglicht hebben gesteld, maar ook nog eens proberen Arabische Amerikanen gelijk te stellen aan terroristen. De ontmenselijking van Arabieren staat voorop; daarom zie je nooit het lijden van Arabieren in het Amerikaanse nieuws en daarom kunnen dode Arabieren worden teruggebracht tot collateral damage. Met Arabieren sympathiseer je nu eenmaal niet.
In het Nederland van de jaren zestig gold de Arabier aanvankelijk nog als exotisch, net als de eerste lichting gastarbeiders. Voor hele generaties Nederlanders was de vliegende fakir in de Efteling de eerste kennismaking met het Midden-Oosten, of de strip Iznogoedh, die jaren in het weekblad Pep stond. Iznogoedh van de tekenaars Tabary en Goscinny was gebaseerd op de Arabische Vertellingen van 1001 nacht. De hoofdrol is voor de boosaardige Iznogoedh, die terzijde wordt gestaan door de onnozele Ali del Dehrel.
Het succes van de strip is het eindeloos uitmelken van één grap: Iznogoedh verzint iets om van de kalief af te komen (hij wil zelf de macht overnemen) en trapt vervolgens in zijn eigen val.
De Arabische wereld vormde in diezelfde tijd ook het decor voor politiek tekenaar Fritz Behrendt, zij het op beduidend minder romantische wijze. Behrendt (die eerst voor Het Parool werkte en dat nu nog voor De Telegraaf doet) tekende Arabieren steevast als grimmige en onbetrouwbare sujetten, terwijl de Israëli's er altijd pico bello en beschaafd uitzagen.
Tijdens de Suez-crisis van 1956 publiceerde Behrendt een tekening waarin premier Ben Goerion, getekend als een vriendelijke opa in een tuinbroek, in het zweet zijns aanschijns staat te wieden en te sproeien in het kleine tuintje dat Israël moet voorstellen. In dat woestijnlandschap, temidden van stenen en rotsen, ontkiemen warempel planten en bloemen. Achter een muur staan de toenmalige Arabische leiders te gluren; de afgunstige blik in hun bolle ogen spreekt boekdelen. Stiekem gooien ze steeds meer stenen in de tuin, in een poging het nobele zionistische project te saboteren. Ben Goerion blijft echter rustig en sereen. Pas op het laatste plaatje raakt zijn geduld op en werpt hij een steen terug over de muur, waarna de Arabische leiders moord en brand schreeuwen, met een haast satanische blik in hun ogen.
De tekeningen van Behrendt hebben ongetwijfeld bijgedragen aan het negatieve beeld van Arabieren, in een tijd dat ze nog amper in Nederland woonden.
Ik had niet stilgestaan bij de tekeningen van Behrendt, totdat ik aan de Universiteit van Amsterdam college kreeg van Leonard C. Biegel. Biegel doceerde moderne geschiedenis van het Midden-Oosten en het Indische subcontinent en kreeg landelijke bekendheid door zijn amusante praatjes voor de radio à la mr. G.B.J. Hiltermann.
Eén van zijn belangrijkste verdiensten was dat hij eerstejaarsstudenten meteen duidelijk maakte hoezeer hun kijk op het Midden-Oosten vertroebeld was, mede door de het schrikbarend slechte en eenzijdige geschiedenisonderwijs in Nederland. Vrijwel alle gebeurtenissen in het Midden-Oosten werden gerelateerd aan Israël.
Veel studenten van de UvA hebben zich dankzij Biegel blijvend verdiept in het Midden-Oosten. Hij liet vol onverholen enthousiasme een vermolmd fruitkistje met het opschrift Product of The Islamic Republic of Iran rondgaan en toonde etiketten van wijnflessen uit Arabische landen, die hij in zijn eigen badkuip had losgeweekt.
Kennelijk is de behoefte groot om de tamelijk ongrijpbare Arabieren in een hokje te plaatsen. Marokkanen worden door de Nederlandse neocons (neoconservatieven) meestal tot de Arabieren gerekend, terwijl ze in meerderheid berbers zijn. In Algerije, dat net als Marokko overwegend berbers is, luidt het gezegde dat een Algerijn die zegt dat hij een Arabier is, een domme berber is. De polderneocons maken de wereld echter graag overzichtelijk en parkeren onze Marokkaanse landgenoten daarom bij de categorie Arabieren en anders wel in het vakje moslims.
Dertig jaar na Aggesus weet de gemiddelde Nederlander inmiddels mede dankzij de spotgoedkope zonvakanties dat in elk geval wat de geografie betreft een wezenlijk verschil bestaat tussen een Turk en een Marokkaan. Marokkanen zijn zichtbaar, dus ook grijpbaar. Voor politici, agenten, buurtbewoners en ook journalisten. Schoffies die tasjesrovend hun zakgeld verdienen en zo hun buurt onveilig maken. Is ooit een samenleving zo ontregeld door een stelletjes tasjesdieven?
Marokkanen hebben zelden grote criminelen voortgebracht, Turken en Koerden wel. Die beheersen de heroïnehandel, de mensensmokkel, illegaal werk en laatste tijd ook de illegale prostitutie in de grote steden. Het is gemakkelijker een tasjesdief op te pakken dan een Turkse of Koerdische heroïnehandelaar in het vizier te krijgen.
Turken zijn kuddedieren, Marokkanen zijn individualisten. Wellicht ook dat het daarom zo vaak botst tussen Marokkanen en Nederlanders. Individualisten die elkaar maar al te vaak tegenkomen, op straat, op school en in het uitgaansleven. Turken gaan naar Turkse cafés en discotheken. Die hoeven dus bij de poort niet geweerd te worden. Daardoor blijven vechtpartijen tussen Nederlanders en Turken als gevolg van 'een deurbeleid', dan ook vaak uit.
Het individualisme onder Marokkanen manifesteert zich duidelijk, bij Marokkaanse schrijvers, sporters, actrices, criminelen. Individuele kwaliteiten gedijen goed bij kanslozen, uitgeslotenen. Als
je jaren op straat moet doorbrengen, word je haast vanzelf crimineel. Of als je je niet thuis voelt op straat tussen criminelen of Nederlanders en ook je ouders je niet kunnen boeien, duik je in de (woorden)boeken en word je schrijver, dichter, cabaretier of columnist.
Turken brengen artsen, advocaten en nog veel meer academici voort, maar die halen de krantenkolommen niet. Terwijl de Marokkanen schreeuwen om een beetje respect, aansluiting en emancipatie, zijn de Turken reeds bezig het middenkader te vormen. Daar komen de Marokkanen nu achteraan.
Uit een onderzoek van het Nipo, in december, blijkt dat 35 procent van de bevolking nu afwijzend tegenover moslims staat, Turkije-vakanties of niet. In landen als Spanje en Italië, waar men toch dezelfde problemen ondervindt met bijvoorbeeld Marokkanen, zijn ze een stuk minder negatief. Daar zijn de percentages respectievelijk negentien en veertien.
Het moge duidelijk zijn dat Nederland inmiddels met afstand het minst gastvrije land van Europa is geworden. In Tilburg spoten onbekenden onlangs nog de tekst 'Marokkanen rot op, ga terug naar Turkije' op een muur, een slogan die typerend is voor de kwaliteit van het gedachtegoed van sommigen in de lage landen.
© Het Parool, 29-01-2005
ARTHUR VAN AMERONGEN
In de zomer van 1975 stond de hit Aggesus weken bovenaan in de topveertig en zong heel Nederland het lied over de lotgevallen van deze gastarbeider uit volle borst mee. Aggesus was een Turk, al deed zijn wonderlijke naam met keelklanken eerder aan een Marokkaan denken en ook het koeterwaalse refrein 'Aggesus daggena gajanagoet' riep eerder een Arabische dan een Turkse sfeer op.
Turk of Marokkaan, voor Alexander Curly was het één pot nat en de boodschap van zijn smartlap was duidelijk: de gastarbeider geilt op onze blanke dochters en trekt graag een mes (terwijl het toch algemeen bekend is dat Turken bij voorkeur schieten).
Vreemd genoeg protesteerde niemand tegen dit dubieuze nummer, terwijl in datzelfde jaar het lied Wat doen we met die Arabieren hier (want 'ze zijn niet te vertrouwen bij onze mooie vrouwen') van Vader Abraham tot Kamervragen leidde en geboycot werd door de NOS-radio. Vijf Arabische werknemers hadden een strafklacht ingediend tegen Vader Abraham (Pierre Kartner), die tijdelijk onder politiebewaking werd gesteld en later nog zijn excuses aanbood aan de honorair consul van Koeweit (zie de krant van dinsdag, pagina 18).
Moslims en messen blijven, mede dankzij Mohammed B., hardnekkig met elkaar verbonden. In 1988 studeerde ik Midden-Oostenstudies aan de gerenommeerd geachte Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Een hoogleraar, van oorsprong een Canadees, opende het college geschiedenis van het Midden-Oosten met de woorden: ''Als een joodse jongen veertien jaar wordt, krijgt hij boeken van zijn ouders, een Arabische jongen krijgt van zijn vader een mes.'' Overigens is het scheldwoord voor Marokkaanse joden in Israël sakinai'im, messentrekkers, maar dat terzijde.
Op het lijstje met verplichte literatuur dat die hoogleraar uitdeelde, prijkten bovenaan twee boeken van de Israëlische wetenschapper Raphael Patai: The Jewish mind en The Arab mind. Beide boeken genieten in het Witte Huis van George Bush dezelfde autoriteit als de bijbel. Het college heb ik niet afgemaakt.
De 66-jarige Jack Shaheen is hoogleraar massacommunicatie en vecht al sinds 1975 tegen de negatieve manier waarop Arabieren in de Amerikaanse filmindustrie in beeld worden gebracht. Hij publiceerde twee opzienbarende boeken: The TV Arab (Arab and Muslim Stereotyping in American Popular Culture) en onlangs Reel Bad Arabs: How Hollywood Vilifies a People. Voor Reel Bad Arabs bestudeerde Shaheen ruim negenhonderd Amerikaanse films waarin Arabieren of bewoners van het Midden-Oosten voorkomen.
Je wordt niet vrolijk van Shaheens conclusie: Arabieren worden neergezet als terroristen, bloeddorstige strijders, rijke, onethische smeerlappen en als fanatici die in een andere god geloven en weinig of geen waarde aan het leven hechten. Ze willen het Westen vernietigen met olie en terrorisme, ontvoeren, mishandelen en verkrachten westerse vrouwen, hebben vrijwel nooit familie en wonen op primitieve plekken, bij voorkeur in de woestijn. Als
je Arabische vrouwen al ziet in films, zijn ze verborgen in zwarte lappen of gaat het om zwijgende, exotische haremmeisjes.
In de films die Shaheen zag, werden Arabieren zelden als normale mensen geportretteerd. Door Arabieren met dat soort zaken te associëren, worden ze gedemoniseerd en ontmenselijkt. Hollywood heeft, aldus Shaheen, een atmosfeer van intolerantie gekweekt waarin, zeker na 11 september, racisme gedijt.
Om de animatiefilm Pocahontas (door Marokkanen ook wel Pakdiehandtas genoemd) historisch verantwoord te maken (lees: zo politiek-correct mogelijk), gingen de Disney-studios eindeloos te rade bij native Americans, oftewel de indianen. Bij films over joden en negers gebeurt hetzelfde. Voor de Disney-film Aladdin werd nauwelijks met Arabieren overlegd. In deze succesvolle animatiefilm, waarvan de gehele cast uit Arabieren bestaat, hebben de helden een lichtere huid en een Amerikaans accent, terwijl de boosaardige bewakers en koopmannen een donkere huid, haakneuzen en een zwaar Arabisch accent hebben. Als joden zo werden afgebeeld, zou een enorme rel ontstaan.
Shaheen stelt dat de grote zenders, inclusief NBC, Fox, ABC and CBS, sinds 11 september niet alleen de Arabische moslims in een kwaad daglicht hebben gesteld, maar ook nog eens proberen Arabische Amerikanen gelijk te stellen aan terroristen. De ontmenselijking van Arabieren staat voorop; daarom zie je nooit het lijden van Arabieren in het Amerikaanse nieuws en daarom kunnen dode Arabieren worden teruggebracht tot collateral damage. Met Arabieren sympathiseer je nu eenmaal niet.
In het Nederland van de jaren zestig gold de Arabier aanvankelijk nog als exotisch, net als de eerste lichting gastarbeiders. Voor hele generaties Nederlanders was de vliegende fakir in de Efteling de eerste kennismaking met het Midden-Oosten, of de strip Iznogoedh, die jaren in het weekblad Pep stond. Iznogoedh van de tekenaars Tabary en Goscinny was gebaseerd op de Arabische Vertellingen van 1001 nacht. De hoofdrol is voor de boosaardige Iznogoedh, die terzijde wordt gestaan door de onnozele Ali del Dehrel.
Het succes van de strip is het eindeloos uitmelken van één grap: Iznogoedh verzint iets om van de kalief af te komen (hij wil zelf de macht overnemen) en trapt vervolgens in zijn eigen val.
De Arabische wereld vormde in diezelfde tijd ook het decor voor politiek tekenaar Fritz Behrendt, zij het op beduidend minder romantische wijze. Behrendt (die eerst voor Het Parool werkte en dat nu nog voor De Telegraaf doet) tekende Arabieren steevast als grimmige en onbetrouwbare sujetten, terwijl de Israëli's er altijd pico bello en beschaafd uitzagen.
Tijdens de Suez-crisis van 1956 publiceerde Behrendt een tekening waarin premier Ben Goerion, getekend als een vriendelijke opa in een tuinbroek, in het zweet zijns aanschijns staat te wieden en te sproeien in het kleine tuintje dat Israël moet voorstellen. In dat woestijnlandschap, temidden van stenen en rotsen, ontkiemen warempel planten en bloemen. Achter een muur staan de toenmalige Arabische leiders te gluren; de afgunstige blik in hun bolle ogen spreekt boekdelen. Stiekem gooien ze steeds meer stenen in de tuin, in een poging het nobele zionistische project te saboteren. Ben Goerion blijft echter rustig en sereen. Pas op het laatste plaatje raakt zijn geduld op en werpt hij een steen terug over de muur, waarna de Arabische leiders moord en brand schreeuwen, met een haast satanische blik in hun ogen.
De tekeningen van Behrendt hebben ongetwijfeld bijgedragen aan het negatieve beeld van Arabieren, in een tijd dat ze nog amper in Nederland woonden.
Ik had niet stilgestaan bij de tekeningen van Behrendt, totdat ik aan de Universiteit van Amsterdam college kreeg van Leonard C. Biegel. Biegel doceerde moderne geschiedenis van het Midden-Oosten en het Indische subcontinent en kreeg landelijke bekendheid door zijn amusante praatjes voor de radio à la mr. G.B.J. Hiltermann.
Eén van zijn belangrijkste verdiensten was dat hij eerstejaarsstudenten meteen duidelijk maakte hoezeer hun kijk op het Midden-Oosten vertroebeld was, mede door de het schrikbarend slechte en eenzijdige geschiedenisonderwijs in Nederland. Vrijwel alle gebeurtenissen in het Midden-Oosten werden gerelateerd aan Israël.
Veel studenten van de UvA hebben zich dankzij Biegel blijvend verdiept in het Midden-Oosten. Hij liet vol onverholen enthousiasme een vermolmd fruitkistje met het opschrift Product of The Islamic Republic of Iran rondgaan en toonde etiketten van wijnflessen uit Arabische landen, die hij in zijn eigen badkuip had losgeweekt.
Kennelijk is de behoefte groot om de tamelijk ongrijpbare Arabieren in een hokje te plaatsen. Marokkanen worden door de Nederlandse neocons (neoconservatieven) meestal tot de Arabieren gerekend, terwijl ze in meerderheid berbers zijn. In Algerije, dat net als Marokko overwegend berbers is, luidt het gezegde dat een Algerijn die zegt dat hij een Arabier is, een domme berber is. De polderneocons maken de wereld echter graag overzichtelijk en parkeren onze Marokkaanse landgenoten daarom bij de categorie Arabieren en anders wel in het vakje moslims.
Dertig jaar na Aggesus weet de gemiddelde Nederlander inmiddels mede dankzij de spotgoedkope zonvakanties dat in elk geval wat de geografie betreft een wezenlijk verschil bestaat tussen een Turk en een Marokkaan. Marokkanen zijn zichtbaar, dus ook grijpbaar. Voor politici, agenten, buurtbewoners en ook journalisten. Schoffies die tasjesrovend hun zakgeld verdienen en zo hun buurt onveilig maken. Is ooit een samenleving zo ontregeld door een stelletjes tasjesdieven?
Marokkanen hebben zelden grote criminelen voortgebracht, Turken en Koerden wel. Die beheersen de heroïnehandel, de mensensmokkel, illegaal werk en laatste tijd ook de illegale prostitutie in de grote steden. Het is gemakkelijker een tasjesdief op te pakken dan een Turkse of Koerdische heroïnehandelaar in het vizier te krijgen.
Turken zijn kuddedieren, Marokkanen zijn individualisten. Wellicht ook dat het daarom zo vaak botst tussen Marokkanen en Nederlanders. Individualisten die elkaar maar al te vaak tegenkomen, op straat, op school en in het uitgaansleven. Turken gaan naar Turkse cafés en discotheken. Die hoeven dus bij de poort niet geweerd te worden. Daardoor blijven vechtpartijen tussen Nederlanders en Turken als gevolg van 'een deurbeleid', dan ook vaak uit.
Het individualisme onder Marokkanen manifesteert zich duidelijk, bij Marokkaanse schrijvers, sporters, actrices, criminelen. Individuele kwaliteiten gedijen goed bij kanslozen, uitgeslotenen. Als
je jaren op straat moet doorbrengen, word je haast vanzelf crimineel. Of als je je niet thuis voelt op straat tussen criminelen of Nederlanders en ook je ouders je niet kunnen boeien, duik je in de (woorden)boeken en word je schrijver, dichter, cabaretier of columnist.
Turken brengen artsen, advocaten en nog veel meer academici voort, maar die halen de krantenkolommen niet. Terwijl de Marokkanen schreeuwen om een beetje respect, aansluiting en emancipatie, zijn de Turken reeds bezig het middenkader te vormen. Daar komen de Marokkanen nu achteraan.
Uit een onderzoek van het Nipo, in december, blijkt dat 35 procent van de bevolking nu afwijzend tegenover moslims staat, Turkije-vakanties of niet. In landen als Spanje en Italië, waar men toch dezelfde problemen ondervindt met bijvoorbeeld Marokkanen, zijn ze een stuk minder negatief. Daar zijn de percentages respectievelijk negentien en veertien.
Het moge duidelijk zijn dat Nederland inmiddels met afstand het minst gastvrije land van Europa is geworden. In Tilburg spoten onbekenden onlangs nog de tekst 'Marokkanen rot op, ga terug naar Turkije' op een muur, een slogan die typerend is voor de kwaliteit van het gedachtegoed van sommigen in de lage landen.
© Het Parool, 29-01-2005