Juliette
21-02-05, 18:50
Het samenleven van oude en nieuwe Vlamingen wordt onder druk gezet door de (internationale) actualiteit: aanslagen van Amsterdam tot Madrid, de aanhoudende bezetting van en het groeiende verzet in Irak, de gewelddadige impasse in het Midden-Oosten, de opvallende impact van de extremistische politieke islam binnen en buiten Europa... Binnenlandse uitspraken over minderwaardige culturen en integratie-onwil gieten olie op een smeulend vuur.
De maatschappelijke polarisering leidt meestal tot vragen als: waarom slagen allochtonen er niet in zich te integreren, of: moeten we schrik hebben voor de islam? Zelden hoor je een verhaal over de toekomstverwachting die jonge en oudere allochtonen op dit moment in Vlaanderen hebben. Zelden stelt men de vraag: hoe gelukkig voelen allochtonen zich? En hoe definiëren ze geluk? Hoe rooskleurig of zwartgallig zien ze de toekomst voor zichzelf en hun kinderen? Wat staat er in de weg om hun toekomstverwachtingen in te lossen? Wie of wat kan helpen om hun dromen ook werkelijk te realiseren? Wat kunnen of moeten ze daar zelf aan doen - individueel en/of met de gemeenschap? En wat verwachten ze van overheden, witte Vlamingen, buren, collega's? Het zijn deze vragen die vijf MO*redacteurs voorlegden aan tien focusgroepen met allochtone Vlamingen (zie kader). De berg tapes en verslagen werd door ons samengevat in een zevenpuntenprogramma dat verplichte lectuur is voor elke overheid of burger die wil voorkomen dat België in Hollandse toestanden verzeilt. Willen de Vlaamse of Belgische politici die extra middelen of inspanningen willen leveren voor rustig geformuleerde verwachtingen nu opstaan. Of moet er eerst een steen door het raam?
1. Wij zijn gehecht aan waarden en normen
Gelukkig zijn. Gelukkig zijn. Daarvoor wil ik alles geven. Dat zingt Raymond, dat zeggen de deelnemers aan de focusgroepen. Hoe allochtonen geluk omschrijven? Een gezin, een thuis, een leuke job, wat geld en genoeg vrienden, niet te veel stress, op tijd en stond rust en een paar vierkante kilometers natuur. Vlaamse autochtonen en allochtonen putten voor hun basisnormen en -waarden uit hetzelfde, universele vaatje. De grote nadruk op het belang van familie, samenhorigheid en solidariteit zou wel eens een electorale kans van formaat kunnen zijn voor CD&V. Haar traditionele (gezins)waarden, die gebaseerd zijn op algemene religieuze overtuigingen, sluiten beter aan bij de waarden en normen van het allochtoon kiespubliek dan de libertijnse moraal van de progressieve groepen en partijen die vandaag knokken voor stemrecht en tegen racisme.
Als we onze gesprekspartners vragen zichzelf op een schaal van 0 tot 10 een gelukscijfer te geven, scoren velen van hen redelijk hoog als het gaat om persoonlijk geluk. Maar zodra gepolst wordt naar het maatschappelijk geluk, keldert de barometer. 'Persoonlijk en maatschappelijk geluk zijn niet van elkaar los te koppelen', klinkt het instemmend bij de jongeren. De oudere generatie van de vaders verbindt het eigen geluk ook aan het oplossen van de conflicten in Irak, Palestina en andere regio's waar moslims betrokken partij zijn.
Het valt op hoeveel mensen rond onze gesprekstafels actief zijn als vrijwilliger in allerhande jeugd-, sport-, cultuur- en moskeeverenigingen. Natuurlijk zijn deze mensen gemakkelijker te motiveren en te bereiken voor een groepsdiscussie, maar toch. 'In vrijwilligerswerk kanaliseer je alle frustraties en moeilijkheden. Andere mensen helpen, geeft ook voldoening. Maar vooraleer je anderen kan helpen, moet je je eerst en vooral zelf goed in je vel voelen. Inzet voor anderen zorgt ervoor dat je jezelf nuttig voelt,' verklaart een Ford-arbeider. Ook het verantwoordelijkheidsbesef voor de volgende generatie is een constante: 'Het is onze taak zaadjes te planten voor morgen,' vult een Turkse vakbondsvrouw aan.
Toch wordt de algemene teneur in alle focusgroepen vrij pessimistisch, als het over de toekomst gaat. Zegt een van de vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap: 'Ik heb altijd in vooruitgang geloofd en die ook in - weliswaar hele kleine - stappen gezien rondom mij. Maar voor de eerste keer in mijn leven ben ik bekommerd om mijn toekomst en die van mijn kinderen. Ik ben bang. Het klimaat is omgeslagen naar antipathie. Ik herken veel symptomen en mechanismen van wat in de jaren dertig met de joden gebeurde. De huidige Europese anti-moslimwetten worden niet door extremisten, maar door democraten gemaakt. Ik ben er niet gerust in.'
De eerste generatie immigranten, die in de vroege jaren zestig arriveerde, sprak geen of slecht Nederlands, was blij dat ze werk had en hield de toekomstblik helemaal op het thuisland gericht. De tweede generatie spreekt Nederlands en begrijpt dus veel beter wat andere Vlamingen over hen zeggen, heeft al wat onderwijskansen gehad, telt zelfs al dokters en advocaten, ziet België evengoed als haar vaderland. De derde generatie wordt -zeker sinds 9/11- meer dan haar voorgangers geconfronteerd met een dagelijks voelbare racistische omgeving, onvoldoende kansen op degelijke scholing en weinig uitzicht op werk, laat staan carrière. Zegt een vrouw, achteraan in de twintig: 'Onze ouders werden graag gezien, de eerste generatie heeft het goed gehad. Ik heb in een gemengde klas gezeten en het niet zo moeilijk gehad. Maar als ik naar de kinderen van mijn zus kijk, die hebben het veel zwaarder dan wij het ooit gehad hebben.' Dat duistere beeld wordt er niet vrolijker op als de deelnemers vaststellen dat de eerste generatie sneller tevreden was en andere verwachtingen had van het leven hier. Al zijn de hogere verwachtingen en ambities van de jongeren tegelijk een uiting van toegenomen integratie.
2. Discussieer mét ons en niet over ons
Wie is verantwoordelijk voor dat negatieve toekomstbeeld? De lijst is lang en er figureren zowel autochtone als allochtone namen in, maar de media worden in bijna alle groepen spontaan tot probleem nummer één uitgeroepen. Een van de Turkse arbeidsters vat de gemeenschappelijke frustratie zo samen: 'De kranten en televisiejournaals berichten voortdurend op een negatieve manier over ons. De media verkondigen gewoonweg leugens en fouten, en ze stellen ons op een sensationele manier voor als terroristen. Een viervoudige moord wordt: Turkse islamiet vermoordt gezin. Waarom is de dader van een gezinsdrama in een Turks gezin in de eerste plaats een islamiet en een extremist? Een week later wordt peuter Jansien door haar Belgische moeder vermoord. Dan spreekt men het plots van een depressieve vrouw. Een Turk kan toch ook depressief zijn? Een man die zijn gezin uitmoordt, daar is iets mis mee. Dat heeft niets met islamisme te maken.' Dat kranten en televisie veel macht hebben, dat ze zowel beleidsmakers als de man in de straat beïnvloeden, beseffen de mensen aan deze discussietafels maar al te goed. Vandaar de oproep: 'Discussieer alsjeblieft mét ons en niet over ons.'
Met name de manier waarop de media over islam berichten, zit de allochtonen dwars. De groep met imams en islamleerkrachten gaat dieper in op deze frustratie: 'Journalisten laten niet de juiste of bevoegde personen aan het woord over de islam. Zo krijgt het publiek verkeerde informatie. Ik heb als imam en leraar Arabisch, oriëntatie en integratie voldoende kennis en bekwaamheid om over ons geloof te spreken. Bij een islamdiscussie moeten ze een deskundige vragen en niet de "man in de straat" interviewen.' Een andere ergernis is dat de media het onderscheid niet weten te maken tussen geloof en traditie, of tussen de vele meningen en stromingen binnen de islam.
Ook politici discussiëren te vaak over een islam waarover ze weinig weten. 'Als wij integratie- en oriëntatiecursussen moeten volgen om iets bij te leren over een andere cultuur, dan kunnen de Belgen misschien iets bijleren over de islamitische cultuur. Waarom niet meer islamlessen op scholen?'
3. Zorg ervoor dat wij ons hier thuis kunnen voelen
Op de vraag wie er dagdagelijks met racisme te maken heeft, gaan er veel ijverige jufjuf-vingers de lucht in. Iedereen heeft voorbeelden en verhalen over subjectief, subtiel of zeer objectief, expliciet racisme. Van aangestaard worden in de sportclub, over je scheef bekeken en minderwaardig voelen op straat tot geweigerd worden aan de ingang van cafés of dancings. Van racistische leerkrachten, over het verbod op je moedertaal spreken op de speelplaats of werkvloer, geen stageplaats vinden en ondanks de juiste kwalificaties niet uitgenodigd worden voor sollicitaties tot pure fysieke agressie. De derde generatie lijkt het nog het hardst te voelen. Moeders zitten met de handen in het haar als hun kinderen weer met pestverhalen thuiskomen. 'Mijn kinderen vragen soms of we niet terug in Turkije gaan wonen. "Daar worden we niet gepest, daar zeggen ze niet dat we stinken." Het wordt erger en erger op school. Een klimaat van intolerantie en discriminatie maakt de kans op ontsporing of mislukking bij onze jongeren groter.' Het Vlaams Belang zou het als intimidatiestrategie niet beter hebben kunnen bedenken. Als de democratische partijen de racistische aanpak van het VB willen bestrijden, moeten ze misschien snel uit de comfortzone van hun zelf opgetrokken cordon komen om op het terrein een positieve samenlevingsboodschap uit te zaaien.
'Op straat voel ik me absoluut niet thuis, alleen in mijn eigen huis voel ik me op mijn gemak. Ik hoop dat de volgende generatie zich hier thuis zal voelen,' zucht een van de vaders. Jongeren weten het niet zo zeker of die hoop uitkomt. Ze omschrijven zich allemaal anders - Turk, Marokkaan, Belg, Genkenaar, Belgische moslim... - maar ze voelen zich wel thuis in twee culturen. 'Onze afkomst blijft belangrijk. We zijn anders. Maar wanneer kan dat in Vlaanderen gewoon vanzelfsprekend zijn?', zucht een Marokkaanse studente geneeskunde - met hoofddoek. 'Wanneer ga ik me hier echt thuis voelen? Wanneer kan ik met fierheid zeggen dat ik een Belgische moslim ben?', klinkt het ook in de groep van de jongens. Nog anderen beklemtonen dat het verschil tussen een Marokkaanse Vlaming en een Antwerpse Vlaming niet groter hoeft te zijn dan tussen Vlamingen onderling.
De reacties op het dagelijks racisme variëren: negeren, proberen onverschillig te blijven, je afsluiten, je gefrustreerd en machteloos voelen, dialoog zoeken... De meest radicale reactie - die meer dan eens geopperd wordt - is terugkeren. Zegt een van de Turkse moeders met tieners: 'Ik ben naar hier gekomen toen ik één jaar was. Ik had nooit gedacht dat ik terug naar Turkije wilde, maar dat is de laatste jaren veranderd. Het is moeilijk je hier nog thuis te voelen.' Diegenen die er zo over denken, wachten wel liever tot de kinderen groter zijn en een diploma hebben. Een andere Turkse moeder herkent dit gevoel: 'Velen van ons hebben een vakantiehuis in ons thuisland dat elf maanden per jaar leegstaat. Als we hier een lepel kopen, kopen we er ook een voor daar. We moeten zorgen dat we terugkunnen, voor de dag dat we hier buiten worden gegooid.'
De hand wordt ook in eigen boezem gestoken. Een jong Marokkaans meisje met haar eigen zaak bevestigt: 'Natuurlijk is er ook omgekeerd racisme van allochtonen tegenover autochtonen. Veel allochtonen geloven dat alle Belgen slecht, racistisch en schijnheilig zijn. En als een meisje zich te westers of modern kleedt, wordt haar verweten te veel onder westerse invloed te staan.' Er moet ook paal en perk gesteld worden aan de cultuur van zelfmedelijden, vinden heel wat deelnemers aan de focusgroepen. We pikken de woorden van een van de moeders er uit: 'Je mag de oorzaken van je problemen niet altijd bij de anderen of de samenleving leggen. Er is aan twee kanten gettovorming. De Turken van de eerste generatie zetten een grote stap van het Turkse platteland naar de Europese steden. Om zichzelf te beschermen tegen die al te vreemde, nieuwe wereld zijn ze zich gaan afsluiten. En het is blijkbaar moeilijk daar uit te geraken. Als je hier al vijftig jaar woont, moet je Nederlands spreken. Je kan te gemakkelijk blijven functioneren zonder Nederlands te leren: er is een Turkse slager, Turkse bakker, op het ACV-kantoor of school is er een brugfiguur die Turks spreekt...'
De maatschappelijke polarisering leidt meestal tot vragen als: waarom slagen allochtonen er niet in zich te integreren, of: moeten we schrik hebben voor de islam? Zelden hoor je een verhaal over de toekomstverwachting die jonge en oudere allochtonen op dit moment in Vlaanderen hebben. Zelden stelt men de vraag: hoe gelukkig voelen allochtonen zich? En hoe definiëren ze geluk? Hoe rooskleurig of zwartgallig zien ze de toekomst voor zichzelf en hun kinderen? Wat staat er in de weg om hun toekomstverwachtingen in te lossen? Wie of wat kan helpen om hun dromen ook werkelijk te realiseren? Wat kunnen of moeten ze daar zelf aan doen - individueel en/of met de gemeenschap? En wat verwachten ze van overheden, witte Vlamingen, buren, collega's? Het zijn deze vragen die vijf MO*redacteurs voorlegden aan tien focusgroepen met allochtone Vlamingen (zie kader). De berg tapes en verslagen werd door ons samengevat in een zevenpuntenprogramma dat verplichte lectuur is voor elke overheid of burger die wil voorkomen dat België in Hollandse toestanden verzeilt. Willen de Vlaamse of Belgische politici die extra middelen of inspanningen willen leveren voor rustig geformuleerde verwachtingen nu opstaan. Of moet er eerst een steen door het raam?
1. Wij zijn gehecht aan waarden en normen
Gelukkig zijn. Gelukkig zijn. Daarvoor wil ik alles geven. Dat zingt Raymond, dat zeggen de deelnemers aan de focusgroepen. Hoe allochtonen geluk omschrijven? Een gezin, een thuis, een leuke job, wat geld en genoeg vrienden, niet te veel stress, op tijd en stond rust en een paar vierkante kilometers natuur. Vlaamse autochtonen en allochtonen putten voor hun basisnormen en -waarden uit hetzelfde, universele vaatje. De grote nadruk op het belang van familie, samenhorigheid en solidariteit zou wel eens een electorale kans van formaat kunnen zijn voor CD&V. Haar traditionele (gezins)waarden, die gebaseerd zijn op algemene religieuze overtuigingen, sluiten beter aan bij de waarden en normen van het allochtoon kiespubliek dan de libertijnse moraal van de progressieve groepen en partijen die vandaag knokken voor stemrecht en tegen racisme.
Als we onze gesprekspartners vragen zichzelf op een schaal van 0 tot 10 een gelukscijfer te geven, scoren velen van hen redelijk hoog als het gaat om persoonlijk geluk. Maar zodra gepolst wordt naar het maatschappelijk geluk, keldert de barometer. 'Persoonlijk en maatschappelijk geluk zijn niet van elkaar los te koppelen', klinkt het instemmend bij de jongeren. De oudere generatie van de vaders verbindt het eigen geluk ook aan het oplossen van de conflicten in Irak, Palestina en andere regio's waar moslims betrokken partij zijn.
Het valt op hoeveel mensen rond onze gesprekstafels actief zijn als vrijwilliger in allerhande jeugd-, sport-, cultuur- en moskeeverenigingen. Natuurlijk zijn deze mensen gemakkelijker te motiveren en te bereiken voor een groepsdiscussie, maar toch. 'In vrijwilligerswerk kanaliseer je alle frustraties en moeilijkheden. Andere mensen helpen, geeft ook voldoening. Maar vooraleer je anderen kan helpen, moet je je eerst en vooral zelf goed in je vel voelen. Inzet voor anderen zorgt ervoor dat je jezelf nuttig voelt,' verklaart een Ford-arbeider. Ook het verantwoordelijkheidsbesef voor de volgende generatie is een constante: 'Het is onze taak zaadjes te planten voor morgen,' vult een Turkse vakbondsvrouw aan.
Toch wordt de algemene teneur in alle focusgroepen vrij pessimistisch, als het over de toekomst gaat. Zegt een van de vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap: 'Ik heb altijd in vooruitgang geloofd en die ook in - weliswaar hele kleine - stappen gezien rondom mij. Maar voor de eerste keer in mijn leven ben ik bekommerd om mijn toekomst en die van mijn kinderen. Ik ben bang. Het klimaat is omgeslagen naar antipathie. Ik herken veel symptomen en mechanismen van wat in de jaren dertig met de joden gebeurde. De huidige Europese anti-moslimwetten worden niet door extremisten, maar door democraten gemaakt. Ik ben er niet gerust in.'
De eerste generatie immigranten, die in de vroege jaren zestig arriveerde, sprak geen of slecht Nederlands, was blij dat ze werk had en hield de toekomstblik helemaal op het thuisland gericht. De tweede generatie spreekt Nederlands en begrijpt dus veel beter wat andere Vlamingen over hen zeggen, heeft al wat onderwijskansen gehad, telt zelfs al dokters en advocaten, ziet België evengoed als haar vaderland. De derde generatie wordt -zeker sinds 9/11- meer dan haar voorgangers geconfronteerd met een dagelijks voelbare racistische omgeving, onvoldoende kansen op degelijke scholing en weinig uitzicht op werk, laat staan carrière. Zegt een vrouw, achteraan in de twintig: 'Onze ouders werden graag gezien, de eerste generatie heeft het goed gehad. Ik heb in een gemengde klas gezeten en het niet zo moeilijk gehad. Maar als ik naar de kinderen van mijn zus kijk, die hebben het veel zwaarder dan wij het ooit gehad hebben.' Dat duistere beeld wordt er niet vrolijker op als de deelnemers vaststellen dat de eerste generatie sneller tevreden was en andere verwachtingen had van het leven hier. Al zijn de hogere verwachtingen en ambities van de jongeren tegelijk een uiting van toegenomen integratie.
2. Discussieer mét ons en niet over ons
Wie is verantwoordelijk voor dat negatieve toekomstbeeld? De lijst is lang en er figureren zowel autochtone als allochtone namen in, maar de media worden in bijna alle groepen spontaan tot probleem nummer één uitgeroepen. Een van de Turkse arbeidsters vat de gemeenschappelijke frustratie zo samen: 'De kranten en televisiejournaals berichten voortdurend op een negatieve manier over ons. De media verkondigen gewoonweg leugens en fouten, en ze stellen ons op een sensationele manier voor als terroristen. Een viervoudige moord wordt: Turkse islamiet vermoordt gezin. Waarom is de dader van een gezinsdrama in een Turks gezin in de eerste plaats een islamiet en een extremist? Een week later wordt peuter Jansien door haar Belgische moeder vermoord. Dan spreekt men het plots van een depressieve vrouw. Een Turk kan toch ook depressief zijn? Een man die zijn gezin uitmoordt, daar is iets mis mee. Dat heeft niets met islamisme te maken.' Dat kranten en televisie veel macht hebben, dat ze zowel beleidsmakers als de man in de straat beïnvloeden, beseffen de mensen aan deze discussietafels maar al te goed. Vandaar de oproep: 'Discussieer alsjeblieft mét ons en niet over ons.'
Met name de manier waarop de media over islam berichten, zit de allochtonen dwars. De groep met imams en islamleerkrachten gaat dieper in op deze frustratie: 'Journalisten laten niet de juiste of bevoegde personen aan het woord over de islam. Zo krijgt het publiek verkeerde informatie. Ik heb als imam en leraar Arabisch, oriëntatie en integratie voldoende kennis en bekwaamheid om over ons geloof te spreken. Bij een islamdiscussie moeten ze een deskundige vragen en niet de "man in de straat" interviewen.' Een andere ergernis is dat de media het onderscheid niet weten te maken tussen geloof en traditie, of tussen de vele meningen en stromingen binnen de islam.
Ook politici discussiëren te vaak over een islam waarover ze weinig weten. 'Als wij integratie- en oriëntatiecursussen moeten volgen om iets bij te leren over een andere cultuur, dan kunnen de Belgen misschien iets bijleren over de islamitische cultuur. Waarom niet meer islamlessen op scholen?'
3. Zorg ervoor dat wij ons hier thuis kunnen voelen
Op de vraag wie er dagdagelijks met racisme te maken heeft, gaan er veel ijverige jufjuf-vingers de lucht in. Iedereen heeft voorbeelden en verhalen over subjectief, subtiel of zeer objectief, expliciet racisme. Van aangestaard worden in de sportclub, over je scheef bekeken en minderwaardig voelen op straat tot geweigerd worden aan de ingang van cafés of dancings. Van racistische leerkrachten, over het verbod op je moedertaal spreken op de speelplaats of werkvloer, geen stageplaats vinden en ondanks de juiste kwalificaties niet uitgenodigd worden voor sollicitaties tot pure fysieke agressie. De derde generatie lijkt het nog het hardst te voelen. Moeders zitten met de handen in het haar als hun kinderen weer met pestverhalen thuiskomen. 'Mijn kinderen vragen soms of we niet terug in Turkije gaan wonen. "Daar worden we niet gepest, daar zeggen ze niet dat we stinken." Het wordt erger en erger op school. Een klimaat van intolerantie en discriminatie maakt de kans op ontsporing of mislukking bij onze jongeren groter.' Het Vlaams Belang zou het als intimidatiestrategie niet beter hebben kunnen bedenken. Als de democratische partijen de racistische aanpak van het VB willen bestrijden, moeten ze misschien snel uit de comfortzone van hun zelf opgetrokken cordon komen om op het terrein een positieve samenlevingsboodschap uit te zaaien.
'Op straat voel ik me absoluut niet thuis, alleen in mijn eigen huis voel ik me op mijn gemak. Ik hoop dat de volgende generatie zich hier thuis zal voelen,' zucht een van de vaders. Jongeren weten het niet zo zeker of die hoop uitkomt. Ze omschrijven zich allemaal anders - Turk, Marokkaan, Belg, Genkenaar, Belgische moslim... - maar ze voelen zich wel thuis in twee culturen. 'Onze afkomst blijft belangrijk. We zijn anders. Maar wanneer kan dat in Vlaanderen gewoon vanzelfsprekend zijn?', zucht een Marokkaanse studente geneeskunde - met hoofddoek. 'Wanneer ga ik me hier echt thuis voelen? Wanneer kan ik met fierheid zeggen dat ik een Belgische moslim ben?', klinkt het ook in de groep van de jongens. Nog anderen beklemtonen dat het verschil tussen een Marokkaanse Vlaming en een Antwerpse Vlaming niet groter hoeft te zijn dan tussen Vlamingen onderling.
De reacties op het dagelijks racisme variëren: negeren, proberen onverschillig te blijven, je afsluiten, je gefrustreerd en machteloos voelen, dialoog zoeken... De meest radicale reactie - die meer dan eens geopperd wordt - is terugkeren. Zegt een van de Turkse moeders met tieners: 'Ik ben naar hier gekomen toen ik één jaar was. Ik had nooit gedacht dat ik terug naar Turkije wilde, maar dat is de laatste jaren veranderd. Het is moeilijk je hier nog thuis te voelen.' Diegenen die er zo over denken, wachten wel liever tot de kinderen groter zijn en een diploma hebben. Een andere Turkse moeder herkent dit gevoel: 'Velen van ons hebben een vakantiehuis in ons thuisland dat elf maanden per jaar leegstaat. Als we hier een lepel kopen, kopen we er ook een voor daar. We moeten zorgen dat we terugkunnen, voor de dag dat we hier buiten worden gegooid.'
De hand wordt ook in eigen boezem gestoken. Een jong Marokkaans meisje met haar eigen zaak bevestigt: 'Natuurlijk is er ook omgekeerd racisme van allochtonen tegenover autochtonen. Veel allochtonen geloven dat alle Belgen slecht, racistisch en schijnheilig zijn. En als een meisje zich te westers of modern kleedt, wordt haar verweten te veel onder westerse invloed te staan.' Er moet ook paal en perk gesteld worden aan de cultuur van zelfmedelijden, vinden heel wat deelnemers aan de focusgroepen. We pikken de woorden van een van de moeders er uit: 'Je mag de oorzaken van je problemen niet altijd bij de anderen of de samenleving leggen. Er is aan twee kanten gettovorming. De Turken van de eerste generatie zetten een grote stap van het Turkse platteland naar de Europese steden. Om zichzelf te beschermen tegen die al te vreemde, nieuwe wereld zijn ze zich gaan afsluiten. En het is blijkbaar moeilijk daar uit te geraken. Als je hier al vijftig jaar woont, moet je Nederlands spreken. Je kan te gemakkelijk blijven functioneren zonder Nederlands te leren: er is een Turkse slager, Turkse bakker, op het ACV-kantoor of school is er een brugfiguur die Turks spreekt...'