MarinadeMix
31-03-05, 08:32
Stop tijdelijk toepassing van shari'a
TARIQ RAMADAN
Het zwart-wit-denken over het islamitische strafrecht verstoort de betrekkingen tussen beschavingen. Tariq Ramadan roept daarom op tot een moratorium op de toepassing van de shari'a en bepleit een open debat in de islamitische wereld over de bronnen ervan.
De toepassing van 'islamitische strafrecht' (beter bekend onder de omstreden aanduiding van 'shari'a') in landen waar moslims in de meerderheid zijn is een van de controversieelste onderwerpen in de dialoog tussen 'het Westen' en 'de islamitische wereld'.
Voor het Westen zijn lijfstraffen, steniging en doodstraf in naam van een religieuze verwijzing die aan een hele maatschappij wordt opgelegd niet aanvaardbaar: men moet deze praktijken zonder meer veroordelen.
De islamitische wereld geeft zeer tegenstrijdige signalen af: harde en definitieve veroordelingen komen van een kleine minderheid van intellectuelen of sociale en politieke actoren, terwijl bepaalde regeringen proberen hun 'islamitische' karakter te laten zien door de toepassing van deze repressieve praktijken.
Delen van de islamitische wereld (van Nigeria tot Maleisie) eisen strikte toepassing van de shari'a, terwijl de meeste ulema's (islamitische schriftgeleerden - red.) verzekeren dat deze straffen 'bijna nooit opgelegd kunnen worden' (door op de vereiste voorwaarden te wijzen), maar zij vermijden zich daarover duidelijk uit te spreken (meestal om hun geloofwaardigheid bij de bevolking niet te verliezen).
Hoe kan men deelnemen aan een dergelijk debat, dat bijna een schoolvoorbeeld is van de betrekkingen tussen beschavingen en culturen? Moet men de islamitische wereld sommeren deze praktijken te veroordelen en aan de eisen van 'universele waarden' te voldoen? Moet men naar de stemmen luisteren (en ze respecteren) die zich vanuit de islamitische bronnen uitspreken voor de erkenning van eigenaardigheden en van culturele relativering? Bestaat er een andere weg die het mogelijk maakt om boven het gepassioneerde debat en de respectieve doofheid uit te stijgen door ruimte te bieden voor discussie en overleg om het eens te worden over gemeenschappelijke universele waarden? Is het niet mogelijk universele waarden vast te stellen waarvan de naleving niet onderhandelbaar is (integriteit van de persoon, rechtsgelijkheid, verbod op mishandelingen enzovoort), met de erkenning van de verscheidenheid en de eigenheden van de godsdienstige en culturele referentiekaders en van de geschiedenis die ertoe heeft geleid dat deze zo uitgesproken en opgeeist worden?
Wij bevinden ons hier, op dit tijdstip van mondialisering, in het hart van een fundamenteel debat over de toekomst van de betrekkingen tussen beschavingen, godsdiensten en culturen. Wanneer wij oproepen tot een moratorium op lijfstraffen, steniging en doodstraf, gaan er in het Westen stemmen op die stellen: 'Dat is onacceptabel, dat is onvoldoende!' Anderen, in de islamitische wereld, roepen uit: 'Dat is onaanvaardbaar, dat is verraad aan onze bronnen!'
Met mijn oproep stel ik mij tussen deze twee standpunten op. Een oproep voor een moratorium is een directe en noodzakelijke interpellatie aan het adres van de islamitische wereld vanuit haar eigen bronnen (en van binnenuit). Ik ben ervan overtuigd dat er alleen discussie en mentaliteitsverandering mogelijk is als we uitgaan van bewegingen die uit de gemeenschappen zelf voortkomen.
Ik roep op tot een onmiddellijk moratorium in de islamitisch wereld in naam van de principes van de islam zelf. Ik gebruik drie argumenten:
1. Onder ulema's bestaat geen overeenstemming over de interpretatie die aan de inhoud (en soms aan de echtheid) gegeven moet worden van de teksten die over deze praktijken gaan. Er is evenmin overeenstemming over de voorwaarden en de sociaal-politieke context waarin uitvoering mogelijk is. Er moet een uitgebreid en pluralistisch debat worden geopend, en deze praktijken moeten onmiddellijk ophouden aangezien er geen consensus over is.
2. De toepassing van de shari'a is verworden tot een instrument van onderdrukking van vrouwen, van armen en van politieke tegenstanders binnen een juridisch vacuuem waar executies van veroordeelden na schijnprocessen zonder verdediging, zonder advocaat, zonder eerbied voor de menselijke waardigheid steeds vaker voorkomen. Het eigentijdse islamitische geweten verwerpt dit onrecht.
3. De islamitische bevolkingen, die vaak geen toegang tot de bronnen hebben, laten zich door een soort hartstocht leiden die trouw aan de islam verbindt aan het strikte en zichtbare karakter van lijfstraffen of aan hun verzet tegen 'het Westen', waarvan men vaak een karikaturaal beeld heeft. Ook hier moet men zich verzetten tegen deze irrationele uitwassen die grenzen aan formalisme en die allerlei vormen van onderdrukking rechtvaardigen.
Deze feiten zijn bekend bij ulema's en intellectuelen en ook bij hoogopgeleide moslims die sociaal of politiek geengageerd zijn. Zij erkennen dat een debat binnen de islamitische wereld dringend noodzakelijk is en dat de onrechtvaardigheden die in naam van de godsdienst worden begaan legio en onaanvaardbaar zijn.
De oproep tot een moratorium heeft een dubbel voordeel: het onmiddellijk stoppen van deze praktijken in naam van de rechtvaardigheid van de islam, en nu een fundamentele discussie starten over de richting en de voorwaarden voor toepassing van de shari'a. Het gaat niet om een ontkenning van het bestaan van de schriftelijke bronnen van de islam over de shari'a, maar om een discussie over interpretaties, voorwaarden en wat vandaag de dag nog toegepast kan worden en wat op moet houden. Een mentaliteitsverandering zal in de islamitische wereld slechts door middel van een dergelijk debat plaatsvinden en het zal ervoor zorgen dat men zich verzoent met de essentie van de boodschap van rechtvaardigheid, gelijkheid en pluralisme. Dat is beter dan een obsessie met zijn repressieve en gewelddadige aspecten die voortkomt uit frustraties en/of gevoelens van vervreemding die gevoed worden door het Leitmotiv van de Westerse overheersing.
Om dit tegen te gaan moet men het debat openen, en opnieuw een antwoord zoeken middels het islamitische verplichting tot ijtihad (kritische en vernieuwde exegese van de teksten en het zwijgen van teksten) om de uitdagingen van deze tijd aan te gaan.
De eenzijdige veroordelingen die men in het Westen hoort, helpen niet om de dingen te veranderen. Overigens zijn wij van precies het omgekeerde verschijnsel getuige: islamitische samenlevingen zijn overtuigd van het islamitische karakter van deze praktijken door de afwijzende reacties van het Westen volgens de simplistische redenering: 'Hoe minder westers het is, hoe islamitischer.'
We moeten van deze waangedachte af. Westerse regeringen en intellectuelen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om het de islamitische wereld mogelijk te maken om met bezinning aan dit debat in en binnen de islam deel te nemen. Zij moeten zich zien los te maken van hun referentiekader: de Westerse eis van het universele dient ruimte te laten om de bronnen van de ander te begrijpen, de logica te omvatten van de gedachten van de ander en van de wegen die het naar het gemeenschappelijk universele leiden.
Op politiek gebied is het dringend noodzakelijk een einde te maken aan allerlei vormen van selectieve verontwaardiging: of het nu om arme of rijke landen gaat, bevriende of vijandige landen, onrechtvaardigheden moeten zonder concessie aan de kaak gesteld worden. De wegen die tot ontmoeting en dialoog leiden, vragen van iedereen de bereidheid om de eigen zekerheden en incoherenties op religieus en politiek niveau ter discussie te stellen.
Tariq Ramadan is een in Zwitserland wonende filosoof van Egyptische afkomst die pleit voor de vestiging van een moderne Europese islam. In Frankrijk wordt hij echter gezien als een wolf in schaapskleren omdat hij geen afstand neemt van radicaal-islamitische opvattingen. Ook werd hem vorig jaar een visum voor Amerika geweigerd. Dit artikel verschijnt vandaag in verscheidene grote Europese kranten.
NRC Handelsblad 30/03/05
TARIQ RAMADAN
Het zwart-wit-denken over het islamitische strafrecht verstoort de betrekkingen tussen beschavingen. Tariq Ramadan roept daarom op tot een moratorium op de toepassing van de shari'a en bepleit een open debat in de islamitische wereld over de bronnen ervan.
De toepassing van 'islamitische strafrecht' (beter bekend onder de omstreden aanduiding van 'shari'a') in landen waar moslims in de meerderheid zijn is een van de controversieelste onderwerpen in de dialoog tussen 'het Westen' en 'de islamitische wereld'.
Voor het Westen zijn lijfstraffen, steniging en doodstraf in naam van een religieuze verwijzing die aan een hele maatschappij wordt opgelegd niet aanvaardbaar: men moet deze praktijken zonder meer veroordelen.
De islamitische wereld geeft zeer tegenstrijdige signalen af: harde en definitieve veroordelingen komen van een kleine minderheid van intellectuelen of sociale en politieke actoren, terwijl bepaalde regeringen proberen hun 'islamitische' karakter te laten zien door de toepassing van deze repressieve praktijken.
Delen van de islamitische wereld (van Nigeria tot Maleisie) eisen strikte toepassing van de shari'a, terwijl de meeste ulema's (islamitische schriftgeleerden - red.) verzekeren dat deze straffen 'bijna nooit opgelegd kunnen worden' (door op de vereiste voorwaarden te wijzen), maar zij vermijden zich daarover duidelijk uit te spreken (meestal om hun geloofwaardigheid bij de bevolking niet te verliezen).
Hoe kan men deelnemen aan een dergelijk debat, dat bijna een schoolvoorbeeld is van de betrekkingen tussen beschavingen en culturen? Moet men de islamitische wereld sommeren deze praktijken te veroordelen en aan de eisen van 'universele waarden' te voldoen? Moet men naar de stemmen luisteren (en ze respecteren) die zich vanuit de islamitische bronnen uitspreken voor de erkenning van eigenaardigheden en van culturele relativering? Bestaat er een andere weg die het mogelijk maakt om boven het gepassioneerde debat en de respectieve doofheid uit te stijgen door ruimte te bieden voor discussie en overleg om het eens te worden over gemeenschappelijke universele waarden? Is het niet mogelijk universele waarden vast te stellen waarvan de naleving niet onderhandelbaar is (integriteit van de persoon, rechtsgelijkheid, verbod op mishandelingen enzovoort), met de erkenning van de verscheidenheid en de eigenheden van de godsdienstige en culturele referentiekaders en van de geschiedenis die ertoe heeft geleid dat deze zo uitgesproken en opgeeist worden?
Wij bevinden ons hier, op dit tijdstip van mondialisering, in het hart van een fundamenteel debat over de toekomst van de betrekkingen tussen beschavingen, godsdiensten en culturen. Wanneer wij oproepen tot een moratorium op lijfstraffen, steniging en doodstraf, gaan er in het Westen stemmen op die stellen: 'Dat is onacceptabel, dat is onvoldoende!' Anderen, in de islamitische wereld, roepen uit: 'Dat is onaanvaardbaar, dat is verraad aan onze bronnen!'
Met mijn oproep stel ik mij tussen deze twee standpunten op. Een oproep voor een moratorium is een directe en noodzakelijke interpellatie aan het adres van de islamitische wereld vanuit haar eigen bronnen (en van binnenuit). Ik ben ervan overtuigd dat er alleen discussie en mentaliteitsverandering mogelijk is als we uitgaan van bewegingen die uit de gemeenschappen zelf voortkomen.
Ik roep op tot een onmiddellijk moratorium in de islamitisch wereld in naam van de principes van de islam zelf. Ik gebruik drie argumenten:
1. Onder ulema's bestaat geen overeenstemming over de interpretatie die aan de inhoud (en soms aan de echtheid) gegeven moet worden van de teksten die over deze praktijken gaan. Er is evenmin overeenstemming over de voorwaarden en de sociaal-politieke context waarin uitvoering mogelijk is. Er moet een uitgebreid en pluralistisch debat worden geopend, en deze praktijken moeten onmiddellijk ophouden aangezien er geen consensus over is.
2. De toepassing van de shari'a is verworden tot een instrument van onderdrukking van vrouwen, van armen en van politieke tegenstanders binnen een juridisch vacuuem waar executies van veroordeelden na schijnprocessen zonder verdediging, zonder advocaat, zonder eerbied voor de menselijke waardigheid steeds vaker voorkomen. Het eigentijdse islamitische geweten verwerpt dit onrecht.
3. De islamitische bevolkingen, die vaak geen toegang tot de bronnen hebben, laten zich door een soort hartstocht leiden die trouw aan de islam verbindt aan het strikte en zichtbare karakter van lijfstraffen of aan hun verzet tegen 'het Westen', waarvan men vaak een karikaturaal beeld heeft. Ook hier moet men zich verzetten tegen deze irrationele uitwassen die grenzen aan formalisme en die allerlei vormen van onderdrukking rechtvaardigen.
Deze feiten zijn bekend bij ulema's en intellectuelen en ook bij hoogopgeleide moslims die sociaal of politiek geengageerd zijn. Zij erkennen dat een debat binnen de islamitische wereld dringend noodzakelijk is en dat de onrechtvaardigheden die in naam van de godsdienst worden begaan legio en onaanvaardbaar zijn.
De oproep tot een moratorium heeft een dubbel voordeel: het onmiddellijk stoppen van deze praktijken in naam van de rechtvaardigheid van de islam, en nu een fundamentele discussie starten over de richting en de voorwaarden voor toepassing van de shari'a. Het gaat niet om een ontkenning van het bestaan van de schriftelijke bronnen van de islam over de shari'a, maar om een discussie over interpretaties, voorwaarden en wat vandaag de dag nog toegepast kan worden en wat op moet houden. Een mentaliteitsverandering zal in de islamitische wereld slechts door middel van een dergelijk debat plaatsvinden en het zal ervoor zorgen dat men zich verzoent met de essentie van de boodschap van rechtvaardigheid, gelijkheid en pluralisme. Dat is beter dan een obsessie met zijn repressieve en gewelddadige aspecten die voortkomt uit frustraties en/of gevoelens van vervreemding die gevoed worden door het Leitmotiv van de Westerse overheersing.
Om dit tegen te gaan moet men het debat openen, en opnieuw een antwoord zoeken middels het islamitische verplichting tot ijtihad (kritische en vernieuwde exegese van de teksten en het zwijgen van teksten) om de uitdagingen van deze tijd aan te gaan.
De eenzijdige veroordelingen die men in het Westen hoort, helpen niet om de dingen te veranderen. Overigens zijn wij van precies het omgekeerde verschijnsel getuige: islamitische samenlevingen zijn overtuigd van het islamitische karakter van deze praktijken door de afwijzende reacties van het Westen volgens de simplistische redenering: 'Hoe minder westers het is, hoe islamitischer.'
We moeten van deze waangedachte af. Westerse regeringen en intellectuelen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om het de islamitische wereld mogelijk te maken om met bezinning aan dit debat in en binnen de islam deel te nemen. Zij moeten zich zien los te maken van hun referentiekader: de Westerse eis van het universele dient ruimte te laten om de bronnen van de ander te begrijpen, de logica te omvatten van de gedachten van de ander en van de wegen die het naar het gemeenschappelijk universele leiden.
Op politiek gebied is het dringend noodzakelijk een einde te maken aan allerlei vormen van selectieve verontwaardiging: of het nu om arme of rijke landen gaat, bevriende of vijandige landen, onrechtvaardigheden moeten zonder concessie aan de kaak gesteld worden. De wegen die tot ontmoeting en dialoog leiden, vragen van iedereen de bereidheid om de eigen zekerheden en incoherenties op religieus en politiek niveau ter discussie te stellen.
Tariq Ramadan is een in Zwitserland wonende filosoof van Egyptische afkomst die pleit voor de vestiging van een moderne Europese islam. In Frankrijk wordt hij echter gezien als een wolf in schaapskleren omdat hij geen afstand neemt van radicaal-islamitische opvattingen. Ook werd hem vorig jaar een visum voor Amerika geweigerd. Dit artikel verschijnt vandaag in verscheidene grote Europese kranten.
NRC Handelsblad 30/03/05