Orakel
04-04-05, 21:44
De Koude Oorlog tegen de islam
De Groene Amsterdammer van 14 juni 1995 (!!)
Je hoort het steeds vaker: We staan aan de vooravond van een nieuwe koude oorlog. Tegen de islam. Maar welk bewijs is daar eigenlijk voor? Als er al een nieuwe koude oorlog komt, gaat die eerder tussen postmoderne vrijheid en premodern fundamentalisme. En die oorlog vindt overal plaats.
door Aart Brouwer
SALMAN RUSHDIES grootste probleem is misschien wel dat hij zo vaak gelijk heeft. In de lezing over godsdienst en politiek die hij in 1985 in de Amsterdamse Balie gaf, voorspelde hij de godsdienststrijd waarvan hij vier jaar later zelf het slachtoffer werd. De mens is een wezen met verbeeldingskracht, zei Rushdie; hij droomt dat alles beter wordt. De moderne politieke stelsels hebben echter niet de beloofde vooruitgang gebracht: 'Je zou kunnen zeggen dat het Westen de toekomst heeft verloren, en met de toekomst verliezen de westerse politieke stelsels hun enige legitimerende idee.'
Dit verlies veroorzaakte volgens Rushdie in de hele wereld een godsdienstige heropleving. In de Verenigde Staten, waar de vooruitgangsgedachte heel dicht tegen het nationaal zelfbesef aan ligt, zocht men heil bij het protestantse messianisme. In Iran keerde de islamitische revolutie letterlijk de lineaire tijd de rug toe. Rushdie: 'Ali Shariati, een van de belangrijkste ideologen van de revolutie, omschreef de gebeurtenissen als een ''opstand tegen de geschiedenis''. Met deze vier onvergetelijke woorden wordt de geschiedenis gekenschetst als één kolossale vergissing en stelt de revolutie zich letterlijk ten doel de klok terug te draaien.'
Overal ontstonden ingebeelde gemeenschappen op religieuze grondslag die achterwaarts de toekomst tegemoet gingen, zo meende Rushdie. Het gevaar ging niet alleen uit van islamitische bewegingen, maar misschien nog wel meer van de strategisch oppermachtige Verenigde Staten. 'We zien Amerika bidden', zo besloot hij, 'en de schrik slaat ons om het hart.'
ZIJN WE INDERDAAD getuige van de eerste schermutselingen van een nieuw tijdperk van kruistochten? Volgens Navo-secretaris Willy Claes vormt het islamitisch fundamentalisme een even grote bedreiging voor het Westen als het communisme van weleer. Zijn woorden lenen zich natuurlijk voor historische en semantische haarkloverij, maar daarom is de strekking niet minder actueel. Dat vindt ook Ali Akbar Hasjemi Rafsanjani, de president van de Islamitische Republiek Iran, die eind vorig jaar in Le Figaro verklaarde: 'Tot op zekere hoogte is het waar dat het islamisme het communisme gaat vervangen. Alleen zijn wij islamisten vooruitstrevender op het gebied van het recht, en over het algemeen gematigder dan de communisten.'
En volgens Radovan Karadzić wordt de bestandslijn in Sarajevo een nieuw Checkpoint Charlie in een muur die christendom en islam van elkaar scheidt. Ook die uitspraken zijn voor velerlei analyse vatbaar, maar de boodschap is duidelijk. Als het aan de sprekers ligt, verrijst tussen het Westen en de islamitische wereld een nieuw IJzeren Gordijn. Maar hebben ze de feiten op hun hand?
Sinds de Iraanse revolutie van 1979 namen de terroristische incidenten en militaire confrontaties tussen westerse en islamitische landen hand over hand toe, met als dieptepunt de Golfoorlog. Uit migratiecijfers en onderzoeken naar vreemdelingenhaat verrijst het beeld van een scheiding der geesten die steeds vaker de vorm aanneemt van een fysieke scheiding. Die ontwikkeling blijft niet beperkt tot de christelijke terreur tegen de Bosnische moslims of de islamitische terreur tegen christenen in Soedan. Er vindt een uittocht van christenen uit islamitische landen plaats. De Koptische christenen wijken uit voor de terreur in Egypte; de Syrische, Pakistaanse en Iraakse christenen emigreren op grote schaal, en de maronietische leiders zijn met Franse militaire ondersteuning Libanon ontvlucht.
Tegelijk loopt de spanning tussen islamitische migranten en oorspronkelijke bewoners in Europa en de Verenigde Staten op. Terwijl de grenzen dichtgaan, wordt in Europa hardnekkig gestreden om het bezit van de publieke ruimte, wat resulteert in gettovorming, quoteringsregelingen en een veelvoud aan instellingen die de 'identiteit' van moslim-migranten ofwel moeten veiligstellen, ofwel moeten afbreken met het oog op gedwongen integratie. Zelfs als het alleen maar om een media-hype gaat, zien kennelijk nogal wat leiders, groeperingen en instellingen reikhalzend uit naar een nieuwe koude oorlog. Het is dus urgent om een aantal vragen te beantwoorden.
Zijn de islam en het Westen inderdaad machtsblokken die elkaar uitsluiten en bedreigen? Is het islamisme - het streven naar een theocratische staat op basis van de sharia - verwant aan het communisme? Is de islam per definitie onverenigbaar met democratie, en zo nee, welke westerse belangen zijn er dan gediend met een verkettering van de islam?
De vrees voor een allesoverheersende westers-islamitische confrontatie is betrekkelijk jong, of liever gezegd: atavistisch. Hij grijpt terug op een tegenstelling die zowel in het Westen als in veel islamitische landen overwonnen leek. Na het laatste beleg van Wenen door de Turken verdween de dreiging van de islam uit het westerse bewustzijn, om tijdens het koloniale tijdperk plaats te maken voor een meewarige verachting voor de volgelingen van de Profeet. Terwijl het Westen zijn methoden en denkbeelden aan de islamitische wereld oplegde, verschafte die wereld in ruil slechts voedsel aan het westerse exotisme.
Zo ontstond wat Rushdie de 'fictieve Oriënt' noemt, het denkbeeldige rijk van ongebreidelde wellust en wraakzucht, waaruit de hedendaagse beeldvorming naar hartelust put: 'Er is niet veel veranderd sinds de kruistochten, behalve dat we nu niet eens meer recht hebben op een enkele verkwikkende ''goede moslim'' van het type Saladin.'
En dat terwijl de nationalistische, westers opgeleide elites die na de onafhankelijkheid in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië aan de macht kwamen, doorgaans radicaal met de islam braken. Tijdens de Koude Oorlog gehoorzaamden de conflicten tussen westerse en islamitische landen volledig aan het bipolaire patroon en was de godsdienst nimmer een beletsel voor bondgenootschappen, zoals tussen Frankrijk en Irak, de Verenigde Staten en Pakistan, Groot-Brittannië en Saoedi-Arabië of de Sovjetunie en Zuid-Jemen. De enige uitzondering was de oliecrisis van 1973, toen een aantal islamitische landen rond de Golf zich met andere olieproducenten verbond in een anti-westers front, maar toen was de voornaamste drijfveer van economische en niet van religieuze aard.
Ook na het uiteenvallen van de Sovjetunie werd de revolutionaire islam aanvankelijk beschouwd als een achterhoedegevecht van volken die niet in staat waren tot economische modernisering, terwijl de Iraanse revolutie gezien werd als een bedrijfsongeval van de olie-industrie. In The End of History and the Last Man deelde Fukuyama de islam in bij de culturen die tot economische achterstand veroordeeld zijn, en dat onvermogen veroorzaakte dan weer een begrijpelijke nostalgie naar de tijd waarin de islam een ontembare kracht was. 'In dit opzicht vertoont het islamitisch fundamentalisme een meer dan oppervlakkige overeenkomst met het Europese fascisme', aldus Fukuyama.
Maar anders dan het fascisme of communisme vond de Iraanse revolutie hoogstens weerklank in het traditionele verspreidingsgebied van de islam, niet onder jongeren in Berlijn, Tokyo of Moskou. De meeste commentatoren deelden Fukuyama's oordeel dat de islam vroeg of laat moest wijken voor de Weltgeist van het democratisch kapitalisme. Van een koude oorlog werd niet gerept. De wereld leek eerder af te stevenen op een economische wereldoorlog tussen de Verenigde Staten, Europa en een Aziatisch handelsblok onder leiding van Japan. Zoals een Amerikaanse senator het uitdrukte: 'We hebben de oorlog tegen Duitsland en Japan gewonnen, we hebben de Koude Oorlog tegen de Sovjetunie gewonnen, en nu komt het erop aan de economische oorlog te winnen.' Voor sommige politici is het nu eenmaal altijd oorlog.
PAS SINDS DE Algerijnse burgeroorlog en de aanslag op het Wereldhandelscentrum in New York is er sprake van een doctrine die de islam tot integrale, dat wil zeggen: politieke èn militaire vijand van het Westen verklaart. In deze visie is de islam niet alleen barbaars en repressief, maar ook monolithisch: een Groen Gevaar, een Islamitische Internationale of een 'Khomintern'.
Als oertekst dient het artikel van de Harvard-politicoloog Samuel Huntington, The Clash of Civilizations, dat in de zomer van 1993 in het tijdschrift Foreign Affairs verscheen. Wat Huntington als hypothese presenteerde, is voor veel denktanks inmiddels aanvaarde werkelijkheid: 'De wezenlijke bron van conflicten in de wereld van morgen zal niet in de eerste plaats ideologisch of economisch zijn. De voornaamste bron van de conflicten zal van culturele aard zijn. Natie-staten blijven de machtigste actoren in de internationale betrekkingen, maar de breuklijnen tussen de beschavingen zijn de frontlinies van de toekomst.'
Huntington definieert beschaving als de breedste vorm van cultuur waarmee mensen zich verbonden voelen, gebaseerd op zowel taal, religie en geschiedenis als subjectieve identificatie. Zo bezien is de wereld verdeeld in zeven of acht beschavingen: de westerse, confuciaanse, Japanse, islamitische, hindoeïstische, slavisch-orthodoxe en Latijnsamerikaanse, en 'mogelijkerwijs' ook de Afrikaanse. Iedereen is in te delen bij een van deze beschavingen. Partij kiezen - zoals in ideologische vraagstukken - is niet aan de orde:
'Bij beschavingsconflicten gaat het om de vraag: ''Wat ben je?'' Dat gegeven is onveranderlijk.' Daarom zal het Westen onvermijdelijk in conflict raken met alle andere beschavingen - 'the West against the rest' - en vooral met de islamitische landen, die steeds meer massavernietigingswapens betrekken uit China en Noord-Korea. Het Westen doet er goed aan om zich tegen deze 'confuciaans-islamitische connectie' te wapenen, aldus Huntington.
Daar valt natuurlijk heel wat op af te dingen. Het idee van een fundamentele onverenigbaarheid van culturen is in zekere zin de kern van het hedendaagse racisme. Volgens de Leidse hoogleraar Alex Schmid, specialist op het gebied van politiek geweld, vindt Huntingtons theorie ook geen steun in de feiten. Een voorlopige statistische analyse wijst uit dat er langs Huntingtons beschavingsbreuklijnen niet meer conflicten plaatsvinden dan elders. Schmid: 'Het is een interessante hypothese, maar empirisch onhoudbaar. Die confrontatie vond jongstleden mei plaats op de universiteit van Princeton. Experts uit de hele wereld veegden de vloer aan met Huntingtons statische opvatting van cultuur en vooral met zijn verwijzing naar de 'bloedige grenzen van de islam'. Je kunt immers evengoed spreken van de bloedige grenzen van het christendom (ex-Joegoslavië, de Kaukasus) of van het hindoeïsme (India, Sri Lanka). Om maar te zwijgen van de bloedige grenzen die de grootmachten door de Derde Wereld trekken om hun belangen veilig te stellen. En als de kruisbestuiving tussen islam en christendom al tijdens de Middeleeuwen zo vruchtbaar was - zo vroeg de Midden-Oostenexpert Fouad Ajami retorisch - hoe groot moet de wederzijdse doordringing dan wel niet zijn in het communicatietijdperk?
'Waar we ons ook bevinden, tegenwoordig zijn we allemaal grensbewoners', concludeerde Le Monde Diplomatique.
---->
De Groene Amsterdammer van 14 juni 1995 (!!)
Je hoort het steeds vaker: We staan aan de vooravond van een nieuwe koude oorlog. Tegen de islam. Maar welk bewijs is daar eigenlijk voor? Als er al een nieuwe koude oorlog komt, gaat die eerder tussen postmoderne vrijheid en premodern fundamentalisme. En die oorlog vindt overal plaats.
door Aart Brouwer
SALMAN RUSHDIES grootste probleem is misschien wel dat hij zo vaak gelijk heeft. In de lezing over godsdienst en politiek die hij in 1985 in de Amsterdamse Balie gaf, voorspelde hij de godsdienststrijd waarvan hij vier jaar later zelf het slachtoffer werd. De mens is een wezen met verbeeldingskracht, zei Rushdie; hij droomt dat alles beter wordt. De moderne politieke stelsels hebben echter niet de beloofde vooruitgang gebracht: 'Je zou kunnen zeggen dat het Westen de toekomst heeft verloren, en met de toekomst verliezen de westerse politieke stelsels hun enige legitimerende idee.'
Dit verlies veroorzaakte volgens Rushdie in de hele wereld een godsdienstige heropleving. In de Verenigde Staten, waar de vooruitgangsgedachte heel dicht tegen het nationaal zelfbesef aan ligt, zocht men heil bij het protestantse messianisme. In Iran keerde de islamitische revolutie letterlijk de lineaire tijd de rug toe. Rushdie: 'Ali Shariati, een van de belangrijkste ideologen van de revolutie, omschreef de gebeurtenissen als een ''opstand tegen de geschiedenis''. Met deze vier onvergetelijke woorden wordt de geschiedenis gekenschetst als één kolossale vergissing en stelt de revolutie zich letterlijk ten doel de klok terug te draaien.'
Overal ontstonden ingebeelde gemeenschappen op religieuze grondslag die achterwaarts de toekomst tegemoet gingen, zo meende Rushdie. Het gevaar ging niet alleen uit van islamitische bewegingen, maar misschien nog wel meer van de strategisch oppermachtige Verenigde Staten. 'We zien Amerika bidden', zo besloot hij, 'en de schrik slaat ons om het hart.'
ZIJN WE INDERDAAD getuige van de eerste schermutselingen van een nieuw tijdperk van kruistochten? Volgens Navo-secretaris Willy Claes vormt het islamitisch fundamentalisme een even grote bedreiging voor het Westen als het communisme van weleer. Zijn woorden lenen zich natuurlijk voor historische en semantische haarkloverij, maar daarom is de strekking niet minder actueel. Dat vindt ook Ali Akbar Hasjemi Rafsanjani, de president van de Islamitische Republiek Iran, die eind vorig jaar in Le Figaro verklaarde: 'Tot op zekere hoogte is het waar dat het islamisme het communisme gaat vervangen. Alleen zijn wij islamisten vooruitstrevender op het gebied van het recht, en over het algemeen gematigder dan de communisten.'
En volgens Radovan Karadzić wordt de bestandslijn in Sarajevo een nieuw Checkpoint Charlie in een muur die christendom en islam van elkaar scheidt. Ook die uitspraken zijn voor velerlei analyse vatbaar, maar de boodschap is duidelijk. Als het aan de sprekers ligt, verrijst tussen het Westen en de islamitische wereld een nieuw IJzeren Gordijn. Maar hebben ze de feiten op hun hand?
Sinds de Iraanse revolutie van 1979 namen de terroristische incidenten en militaire confrontaties tussen westerse en islamitische landen hand over hand toe, met als dieptepunt de Golfoorlog. Uit migratiecijfers en onderzoeken naar vreemdelingenhaat verrijst het beeld van een scheiding der geesten die steeds vaker de vorm aanneemt van een fysieke scheiding. Die ontwikkeling blijft niet beperkt tot de christelijke terreur tegen de Bosnische moslims of de islamitische terreur tegen christenen in Soedan. Er vindt een uittocht van christenen uit islamitische landen plaats. De Koptische christenen wijken uit voor de terreur in Egypte; de Syrische, Pakistaanse en Iraakse christenen emigreren op grote schaal, en de maronietische leiders zijn met Franse militaire ondersteuning Libanon ontvlucht.
Tegelijk loopt de spanning tussen islamitische migranten en oorspronkelijke bewoners in Europa en de Verenigde Staten op. Terwijl de grenzen dichtgaan, wordt in Europa hardnekkig gestreden om het bezit van de publieke ruimte, wat resulteert in gettovorming, quoteringsregelingen en een veelvoud aan instellingen die de 'identiteit' van moslim-migranten ofwel moeten veiligstellen, ofwel moeten afbreken met het oog op gedwongen integratie. Zelfs als het alleen maar om een media-hype gaat, zien kennelijk nogal wat leiders, groeperingen en instellingen reikhalzend uit naar een nieuwe koude oorlog. Het is dus urgent om een aantal vragen te beantwoorden.
Zijn de islam en het Westen inderdaad machtsblokken die elkaar uitsluiten en bedreigen? Is het islamisme - het streven naar een theocratische staat op basis van de sharia - verwant aan het communisme? Is de islam per definitie onverenigbaar met democratie, en zo nee, welke westerse belangen zijn er dan gediend met een verkettering van de islam?
De vrees voor een allesoverheersende westers-islamitische confrontatie is betrekkelijk jong, of liever gezegd: atavistisch. Hij grijpt terug op een tegenstelling die zowel in het Westen als in veel islamitische landen overwonnen leek. Na het laatste beleg van Wenen door de Turken verdween de dreiging van de islam uit het westerse bewustzijn, om tijdens het koloniale tijdperk plaats te maken voor een meewarige verachting voor de volgelingen van de Profeet. Terwijl het Westen zijn methoden en denkbeelden aan de islamitische wereld oplegde, verschafte die wereld in ruil slechts voedsel aan het westerse exotisme.
Zo ontstond wat Rushdie de 'fictieve Oriënt' noemt, het denkbeeldige rijk van ongebreidelde wellust en wraakzucht, waaruit de hedendaagse beeldvorming naar hartelust put: 'Er is niet veel veranderd sinds de kruistochten, behalve dat we nu niet eens meer recht hebben op een enkele verkwikkende ''goede moslim'' van het type Saladin.'
En dat terwijl de nationalistische, westers opgeleide elites die na de onafhankelijkheid in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië aan de macht kwamen, doorgaans radicaal met de islam braken. Tijdens de Koude Oorlog gehoorzaamden de conflicten tussen westerse en islamitische landen volledig aan het bipolaire patroon en was de godsdienst nimmer een beletsel voor bondgenootschappen, zoals tussen Frankrijk en Irak, de Verenigde Staten en Pakistan, Groot-Brittannië en Saoedi-Arabië of de Sovjetunie en Zuid-Jemen. De enige uitzondering was de oliecrisis van 1973, toen een aantal islamitische landen rond de Golf zich met andere olieproducenten verbond in een anti-westers front, maar toen was de voornaamste drijfveer van economische en niet van religieuze aard.
Ook na het uiteenvallen van de Sovjetunie werd de revolutionaire islam aanvankelijk beschouwd als een achterhoedegevecht van volken die niet in staat waren tot economische modernisering, terwijl de Iraanse revolutie gezien werd als een bedrijfsongeval van de olie-industrie. In The End of History and the Last Man deelde Fukuyama de islam in bij de culturen die tot economische achterstand veroordeeld zijn, en dat onvermogen veroorzaakte dan weer een begrijpelijke nostalgie naar de tijd waarin de islam een ontembare kracht was. 'In dit opzicht vertoont het islamitisch fundamentalisme een meer dan oppervlakkige overeenkomst met het Europese fascisme', aldus Fukuyama.
Maar anders dan het fascisme of communisme vond de Iraanse revolutie hoogstens weerklank in het traditionele verspreidingsgebied van de islam, niet onder jongeren in Berlijn, Tokyo of Moskou. De meeste commentatoren deelden Fukuyama's oordeel dat de islam vroeg of laat moest wijken voor de Weltgeist van het democratisch kapitalisme. Van een koude oorlog werd niet gerept. De wereld leek eerder af te stevenen op een economische wereldoorlog tussen de Verenigde Staten, Europa en een Aziatisch handelsblok onder leiding van Japan. Zoals een Amerikaanse senator het uitdrukte: 'We hebben de oorlog tegen Duitsland en Japan gewonnen, we hebben de Koude Oorlog tegen de Sovjetunie gewonnen, en nu komt het erop aan de economische oorlog te winnen.' Voor sommige politici is het nu eenmaal altijd oorlog.
PAS SINDS DE Algerijnse burgeroorlog en de aanslag op het Wereldhandelscentrum in New York is er sprake van een doctrine die de islam tot integrale, dat wil zeggen: politieke èn militaire vijand van het Westen verklaart. In deze visie is de islam niet alleen barbaars en repressief, maar ook monolithisch: een Groen Gevaar, een Islamitische Internationale of een 'Khomintern'.
Als oertekst dient het artikel van de Harvard-politicoloog Samuel Huntington, The Clash of Civilizations, dat in de zomer van 1993 in het tijdschrift Foreign Affairs verscheen. Wat Huntington als hypothese presenteerde, is voor veel denktanks inmiddels aanvaarde werkelijkheid: 'De wezenlijke bron van conflicten in de wereld van morgen zal niet in de eerste plaats ideologisch of economisch zijn. De voornaamste bron van de conflicten zal van culturele aard zijn. Natie-staten blijven de machtigste actoren in de internationale betrekkingen, maar de breuklijnen tussen de beschavingen zijn de frontlinies van de toekomst.'
Huntington definieert beschaving als de breedste vorm van cultuur waarmee mensen zich verbonden voelen, gebaseerd op zowel taal, religie en geschiedenis als subjectieve identificatie. Zo bezien is de wereld verdeeld in zeven of acht beschavingen: de westerse, confuciaanse, Japanse, islamitische, hindoeïstische, slavisch-orthodoxe en Latijnsamerikaanse, en 'mogelijkerwijs' ook de Afrikaanse. Iedereen is in te delen bij een van deze beschavingen. Partij kiezen - zoals in ideologische vraagstukken - is niet aan de orde:
'Bij beschavingsconflicten gaat het om de vraag: ''Wat ben je?'' Dat gegeven is onveranderlijk.' Daarom zal het Westen onvermijdelijk in conflict raken met alle andere beschavingen - 'the West against the rest' - en vooral met de islamitische landen, die steeds meer massavernietigingswapens betrekken uit China en Noord-Korea. Het Westen doet er goed aan om zich tegen deze 'confuciaans-islamitische connectie' te wapenen, aldus Huntington.
Daar valt natuurlijk heel wat op af te dingen. Het idee van een fundamentele onverenigbaarheid van culturen is in zekere zin de kern van het hedendaagse racisme. Volgens de Leidse hoogleraar Alex Schmid, specialist op het gebied van politiek geweld, vindt Huntingtons theorie ook geen steun in de feiten. Een voorlopige statistische analyse wijst uit dat er langs Huntingtons beschavingsbreuklijnen niet meer conflicten plaatsvinden dan elders. Schmid: 'Het is een interessante hypothese, maar empirisch onhoudbaar. Die confrontatie vond jongstleden mei plaats op de universiteit van Princeton. Experts uit de hele wereld veegden de vloer aan met Huntingtons statische opvatting van cultuur en vooral met zijn verwijzing naar de 'bloedige grenzen van de islam'. Je kunt immers evengoed spreken van de bloedige grenzen van het christendom (ex-Joegoslavië, de Kaukasus) of van het hindoeïsme (India, Sri Lanka). Om maar te zwijgen van de bloedige grenzen die de grootmachten door de Derde Wereld trekken om hun belangen veilig te stellen. En als de kruisbestuiving tussen islam en christendom al tijdens de Middeleeuwen zo vruchtbaar was - zo vroeg de Midden-Oostenexpert Fouad Ajami retorisch - hoe groot moet de wederzijdse doordringing dan wel niet zijn in het communicatietijdperk?
'Waar we ons ook bevinden, tegenwoordig zijn we allemaal grensbewoners', concludeerde Le Monde Diplomatique.
---->