PDA

Bekijk Volledige Versie : Het sprookje van de overgang



Marquis
18-04-05, 19:45
Het sprookje van de overgang
van water naar land


Evolutionisten beweren, dat de ongewervelden uit de zee, die in het tijdperk van het Cambrium verschenen, tien miljoen jaar geleden op de één of andere manier tot vissen evolueerden. Maar, zoals de ongewervelden uit het Cambrium geen voorouders hebben, zo bestaan er ook geen tussenvormen die aanduiden dat er een evolutie heeft plaatsgevonden van ongewervelden naar vissen. Het moet opgemerkt worden, dat ongewervelden en vissen enorm qua structuur verschillen. Ongewervelden hebben hun harde vorm aan de buitenkant van hun lichaam, terwijl vissen gewerveld zijn en hun hardheid aan de binnenkant hebben. Zo’n enorme ‘evolutie’ heeft miljarden stapjes nodig om die te vervolmaken en er zouden dus miljarden tussenvormen moeten zijn die dit laten zien.
De evolutionisten graven nu al 140 jaar in de fossielenlaag op zoek naar deze hypothetische vormen. Zij hebben miljoenen fossielen van ongewervelde dieren gevonden en miljoenen fossielen van vissen, maar niemand heeft er ooit één gevonden dat daartussenin zit.
Een evolutionistische paleontoloog, Gerald T. Todd geeft dit feit toe in zijn artikel getiteld: “De evolutie van de long en de oorsprong van de vissen met een graat”:
Alle drie ondersoorten van de vissen met een graat verschijnen in ongeveer dezelfde tijd in het fossielenarchief. Zij zijn morfologisch gezien dan al ver gedifferentieerd, en zijn zwaar gepantserd. Waar komen zij vandaan? Wat stelde hen in staat om zo’n grote verscheidenheid te ontwikkelen? Hoe kwamen zij allemaal aan die zware bepantsering? En waarom zijn er geen sporen van vroegere tussensoorten?48
Het scenario van de evolutionisten gaat nog een stap verder en beweert dat de vissen, die uit de ongewervelde dieren geëvolueerd waren, zich daarna tot amfibieën ontwikkelden. Maar voor dit scenario ontbreekt ook het bewijs. Er is geen enkel fossiel dat het bewijs levert, dat er ooit een wezen bestaan heeft, dat half-vis/half amfibie is geweest. Dit feit wordt door de bekende evolutionist Robert L. Carroll met tegenzin bevestigd, hij is de schrijver van ‘De paleontologie en evolutie van de gewervelden’: “Wij hebben geen fossielen die een tussenvorm zijn tussen rhipiditiaanse vissen (zijn favoriete voorouder van de tetrapoden) en de vroege amfibieën.”49
Twee evolutionistische paleontologen, Colbert en Morales, geven de volgende toelichting op de drie onderklassen van de amfibieën: de kikkers, salamanders en pootloze amfibieën:
Er is geen bewijs voor welke paleozoïsche amfibie dan ook met de eigenschappen die van een gemeenschappelijke voorvader verwacht worden. De oudst bekende kikkers, salamanders en pootloze amfibieën lijken heel erg op hun levende afstammelingen.50
Tot ongeveer vijftig jaar geleden dachten evolutionisten dat er echt zo’n wezen bestond. De vis, Coelacanth, die op een leeftijd geschat werd van 410 miljoen jaar, werd als tussenvorm met een primitieve long, een ontwikkeld stel hersens, een spijsverteringssysteem en een systeem van de bloedcirculatie dat op het land zou kunnen functioneren, en zelfs met een primitief loopmechanisme naar voren geschoven. Deze anatomische interpretaties werden als een onweerlegbare waarheid aangenomen door de wetenschappelijke kringen tot het einde van de dertiger jaren van de vorige eeuw. De Coelacanth werd als een echte tussenvorm gezien, die het bewijs leverde voor de evolutionistische overgang van water naar land.
Maar op 22 december 1938 werd er een zeer interessante ontdekking in de Indische Oceaan gedaan. Een levend exemplaar van de Coelacanthfamilie, die voorheen als een uitgestorven tussenvorm van zeventig miljoen jaar geleden werd gezien, werd gevangen. De ontdekking van een levend prototype van de Coelacanth gaf de evolutionisten ongetwijfeld een zware schok. De evolutionistische paleontoloog J.L.B. Smith zei dat hij niet verbaasder geweest zou zijn als hij een levende dinosaurus tegen was gekomen.51 In de daaropvolgende jaren werden op vele verschillende plaatsen op verschillende momenten 200 Coelacanths gevangen.
De levende Coelacanths laten zien hoe ver de evolutionisten gaan in het verzinnen van hun denkbeeldige scenario’s. In tegenstelling tot wat zij beweren hebben Coelacanths noch een primitieve long, noch een groot hersenstel. Het orgaan waarvan de evolutionisten dachten, dat het een primitieve long was, bleek niets anders dan een vetophoping.52 Verder was de Coelacanth geïntroduceerd als “een kandidaat om reptiel te worden en van de zee naar het land te gaan”, terwijl het in werkelijkheid een vis was die in de diepte van de oceanen leefde en niet dichter bij de oppervlakte kwam dan 180 meter.53



HOOFDSTUK 6

De oorsprong van vogels en zoogdieren



Volgens de evolutietheorie is het leven in de zee ontstaan en heeft zich daar verder ontwikkeld, toen werd het door amfibieën op het land gebracht. Dit scenario van de evolutietheorie suggereert ook, dat amfibieën zich tot reptielen ontwikkelden. Dit zijn wezens die uitsluitend op het land leven. Dit scenario is ook onwaarschijnlijk, vanwege de enorme structurele verschillen tussen deze twee klassen dieren. Bijvoorbeeld, het ei van een amfibie is ontworpen om zich in het water te ontwikkelen, terwijl het amniotische ei (het ei van een reptiel of vogel) ontworpen is om op het land tot ontwikkeling te komen. Een geleidelijke evolutie van de amfibieën is simpelweg onmogelijk want zonder een perfect en volledig ontwikkeld ei, is het voor een soort niet mogelijk te overleven. En er is, zoals gewoonlijk geen bewijs voor overgangsvormen die amfibieën met reptielen zouden moeten verbinden. De evolutionistische paleontoloog en een autoriteit op het gebied van de paleontologie van de gewervelde dieren, Robert L. Carrol, moet wel accepteren dat: “de vroege reptielen erg van de amfibieën verschilden en dat hun voorouders nog niet gevonden zijn.”54
Maar de hopeloze scenario’s van de evolutionisten gaan nog door. Er is nog steeds het probleem om deze wezens te laten vliegen! Omdat evolutionisten geloven dat vogels op de één of andere manier moeten zijn gaan vliegen, beweren zij, dat zij uit reptielen geëvolueerd zijn. Maar geen enkel van de onderscheidende mechanismen van vogels, die heel anders zijn dan de structuur van landdieren, kan uitgelegd worden door geleidelijke evolutie. Ten eerste, de vleugels, die wel het meest kenmerkende aspect van vogels zijn, vormen een grote impasse voor de evolutionisten. Eén van de Turkse evolutionisten, Engin Koruru, bekent de onmogelijkheid van de evolutie van vleugels:
De belangrijkste eigenschap van ogen en vleugels is, dat zij alleen kunnen functioneren als zij volledig ontwikkeld zijn. Met andere woorden: een half ontwikkeld oog kan niet zien; een vogel met halfgevormde vleugels kan niet vliegen. Hoe deze organen tot stand zijn gekomen, blijft één van de geheimen van de natuur die opheldering behoeven.”55
De vraag hoe de perfecte structuur van de vleugel kon ontstaan als een resultaat van opeenvolgende willekeurige mutaties, blijft volledig onbeantwoord. Het is onmogelijk uit te leggen hoe de voorpoten van reptielen door de verstoring in de genen (mutatie) in de perfect functionerende vleugels konden veranderen.
Maar alleen vleugels zijn voor landdieren niet voldoende om te kunnen vliegen. Landdieren hebben ook een aantal andere structurele mechanismen niet die vogels voor het vliegen gebruiken. Bijvoorbeeld, de beenderen van een vogel zijn veel lichter dan die van de landdieren. De longen functioneren op een heel andere manier. Zij hebben andere spieren en een ander soort skelet en een heel bijzondere bloedsomloop. Deze kenmerken zijn een vereiste om te kunnen vliegen, en zijn op z’n minst net zo belangrijk als de vleugels. Al deze mechanismen moesten tegelijkertijd samen bestaan; zij konden niet geleidelijk ontstaan en opeengehoopt worden. Dit is dan ook de reden waarom de bewering dat landdieren tot vliegende dieren geëvolueerd zijn, volkomen onjuist.
Dit alles laat een andere vraag bij ons opkomen; zelfs als we aannemen, dat dit onmogelijke verhaal waar is, waarom kunnen de evolutionisten dan geen half-gevleugeld of enkel gevleugeld fossiel vinden om hun verhaal te ondersteunen?

Een andere zogenaamde overgangsvorm: Archaeopteryx
De evolutionisten noemen de naam van één enkel wezen als antwoord. Dit is het fossiel van een vogel met de naam Archaeopteryx, dat één van de bekendste zogenaamde overgangsvormen is onder de zeer weinige die de evolutionisten nog steeds verdedigen. Archaeopteryx, volgens de evolutionisten de voorouder van de moderne vogels, leefde 150 miljoen jaar geleden. Volgens de theorie hebben een paar dinosauriërs met kleine schubben, de Velociraptor of de Dromeosaurus, zich ontwikkeld door het krijgen van vleugels en zijn gaan vliegen. Archaeopteryx zou dus een tussenvorm zijn die van zijn dinosauriër-voorouder afstamt en voor het eerst is gaan vliegen.
Maar de meest recente studies van de Archaeopteryx fossielen duiden erop dat dit wezen absoluut geen overgangsvorm is, maar een soort vogel die wat eigenschappen heeft die verschillen van die van de hedendaagse vogels.
De thesis, dat de Archaeopteryx een ‘half-vogel’ was, die niet goed kon vliegen, was tot nog niet zo lang geleden heel populair bij evolutionisten. De afwezigheid van het sternum, dat is het borstbeen, bij dit wezen, of dat het op z’n minst niet zo was als het bij vliegende vogels is, werd als één van de belangrijkste bewijsstukken aangevoerd, dat deze vogel niet goed kon vliegen. (Het borstbeen is het been dat onder de thorax gevonden wordt en waaraan de spieren die voor het vliegen nodig zijn, aangehecht zijn). Tegenwoordig wordt het borstbeen bij alle vliegende en niet-vliegende vogels gezien, zelfs bij vleermuizen, een vliegend zoogdier, dat tot een heel andere familie behoort.
Maar het zevende fossiel van de Archaeopteryx, dat in 1992 gevonden werd, veroorzaakte bij de evolutionisten grote verbazing, De reden was dat bij dit pas gevonden Archaeopteryxfossiel, het borstbeen, wat door de evolutionisten geacht werd te ontbreken er daadwerkelijk was! Dit pas gevonden fossiel wordt in het tijdschrift Nature als volgt omschreven:
Het pas gevonden zevende exemplaar van de Archaeopteryx bezit een gedeeltelijk rechthoekig sternum, lang verwacht maar nooit eerder beschreven. Hieraan hechtten zich de sterke vliegspieren.56
Deze ontdekking maakte de belangrijkste beweringen, dat de Archaeopteryx een half-vogel was en dat hij niet goed kon vliegen, ongeldig.
Aan de andere kant, was de structuur van de vogelveren één van de belangrijkste bewijsstukken dat de Archaeopteryx een vliegende vogel was in de ware zin van het woord. De asymmetrische verenstructuur van Archaeopteryx verschilt niet van die van moderne vogels, en duidt erop, dat het dier perfect kon vliegen. Zoals de beroemde paleontoloog Carl O. Dunbar zei: “Door zijn veren moet de Archaeopteryx beslist als vogel geclassificeerd worden.”57
Een ander feit dat door de structuur van de veren van de Archaeopteryx duidelijk werd, was dat de vogel een warmbloedig metabolisme had. Het is bekend, dat reptielen en dinosauriërs koudbloedige dieren waren, die onder invloed van de omgevingstemperatuur stonden, in plaats van dat zij de lichaamstemperatuur onafhankelijk konden regelen. Een heel belangrijke functie van de veren voor een vogel is, dat zij de lichaamswarmte vasthouden. Het feit dat de Archaeopteryx veren had, laat zien dat het een echt warmbloedige vogel was die zijn lichaam warm moest houden, dit in tegenstelling tot de dinosauriërs.

Speculaties van de evolutionisten:
de tanden en klauwen van de Archaeopteryx
Er zijn twee belangrijke punten waarop de evolutionisten steunen als zij beweren dat de Archaeopteryx een overgangsvorm is, dat zijn de klauwen aan de vleugel van de vogel en zijn tanden.
Het is waar dat de Archaeopteryx klauwen aan zijn vleugels had en tanden in zijn mond, maar deze eigenschappen houden niet in, dat dit levende schepsel enige verwantschap met reptielen heeft. Ook twee moderne vogel-soorten: Touraco en Hoatzin, hebben beiden klauwen om zich aan de takken vast te houden. Deze wezens zijn volledig vogel en hebben geen reptieleigenschappen. Dat is dan ook de reden waarom het volledig ongegrond is te beweren, dat de Archaeopteryx een overgangsvorm is, alleen maar omdat die klauwen aan de vleugels heeft.
Noch houden de tanden in Archaeopteryx snavel in, dat het een overgangsvorm is. De evolutionisten maken het bewust moeilijk door te zeggen, dat tanden een eigenschap van de reptielen zijn. Maar tanden zijn niet een typische eigenschap van reptielen. Tegenwoordig hebben sommige reptielen tanden en anderen niet. Verder is de Archaeopteryx niet de enige vogelsoort die tanden heeft. Het is waar, dat er tegenwoordig geen vogels meer zijn met tanden, maar als we in het fossielenarchief kijken, dan zien we dat in dezelfde periode als de Archaeopteryx en daarna, en zelfs tot vrij recent, er een specifiek vogelgeslacht bestond dat als ‘vogels met tanden’ gecategoriseerd kon worden.
Het belangrijkste punt is, dat de structuur van de tanden van de Archaeopteryx en andere vogels met tanden volstrekt verschilde van hun zogenaamde voorouders, de dinosauriërs. De beroemde ornithologen Marin, Steward en Whetstone zagen, dat de Archaeopteryx en andere vogels met tanden, tanden met een vlak oppervlak hadden en met grote wortels, Maar de tanden van de theropooddinosaurus, de zogenaamde voorouder van deze vogels, zijn scherp als een zaag en hebben kleine wortels.58
De onderzoekers vergeleken ook de heupbeenderen van de Archaeopteryx en de zogenaamde voorouders, de dinosauriërs, en zagen geen overeenkomsten tussen hen.59
De studies van anatomen zoals Tarsitano, Hecht en A.D. Walker lieten zien, dat een aantal overeenkomsten waarvan gezegd werd, dat die tussen dit schepsel en de dinosauriërs bestonden, zoals door John Ostrom, een prominente autoriteit die beweert, dat de Archaeopteryx uit dinosauriërs geëvolueerd is, in werkelijkheid op foute interpretaties gebaseerd waren.60
Al deze ontdekkingen duiden erop, dat de Archaeopteryx geen tussenvorm was, maar slechts een vogel die onder de categorie viel van ‘vogels met tanden’

Bofko
18-04-05, 22:39
Dit stuk klopt al veel beter dan die Darwin-topic.

Het laat wel zien dat wetenschap een dynamische activiteit is waarin verschillende theorieen verkondigd worden door verschillende mensen. Theorieen die vervolgens weer getoetst worden door anderen. Maar iedere theorie over onbekende zaken geven weer nieuw vragen en nieuw witte vlekken.Wetenschap is nooit klaar.

Alleen de topictitel klopt niet. De topic-plaatser vergeet dat een hoop zaken nog niet bekend hoeven te zijn. Hij gaat er gemakshalve maar vanuit dat als er nu nog geen overeenstemming is bij alle evolutie-deskundigen over bepaalde zaken het tegendeel wel waar zal zijn. Beste man , nog niet alles is bekend.

mark61
19-04-05, 01:03
Geen bronvermelding.

Geen notenapparaat.

Zal wel weer van die Turkse Harun Yahyaclub zijn. Die hebben dr een dagtaak aan.

Dacht dat het een topic over de menopauze werd. Of anders de hidjra. Ach ja.