PDA

Bekijk Volledige Versie : De geschiedenis leert ons niets



TonH
25-04-05, 19:29
De grr-factor
Anil Ramdas
NRC, 25 april 2005

Interessante vergelijking van Frank Westerman, vorige maand in deze krant, tussen de gedachte achter de vroegere ontwikkelingshulp en de gedachte achter het huidige integratiebeleid (Opinie & debat, 26 maart). Ik had gehoopt op een stevige discussie naar aanleiding van zijn verhaal, maar na een maand verscheen een enkele reactie van een paar ontwikkelingswerkers die de stelling poneerden dat nieuwsgierigheid naar wat ,,de ander beweegt tamelijk belangrijk is” (NRC Handelsblad, 22 april). Zover waren we in de jaren zeventig ook al, toen ik aan mijn opleiding tot ontwikkelingsgeograaf begon.

Het aardige in het artikel van Frank Westerman is dat nu eens niet de ontvangers van hulp worden onderzocht, maar de gevers. Wat bezielde die blanken die de strijd aanbonden met armoede en ongelijkheid in de Derde Wereld? Net als in de koloniale tijd hadden ook deze blanke jongens en meisjes een missie, een beschavingsmissie, die dankzij Rudyard Kipling ook wel the white man’s burden heet.

Die white man’s burden was het enige gemeenschappelijke onder de hulpgevers, voor de rest was het een verwoestende veldslag tussen links en rechts. Links vond dat de rijke landen een politieke schuld hadden, omdat de arme landen door koloniale uitbuiting arm waren gemaakt.

Rechts vond dat de rijke landen een politieke plicht hadden, omdat de arme landen door hun armoede erg vatbaar waren voor revolutionaire gedachten.

Niet voor niets heette het leerboek van rechts The Stages of Economic Growth: A noncommunist Manifesto, geschreven door Walt Rostow in 1960. Rostow gebruikte de metafoor van het vliegtuig dat eerst langzaam vanuit stilstand (lees: de traditionele cultuur) op gang komt, een sprintje trekt, wat veel brandstof (lees ontwikkelingshulp) kost, en dan opstijgt en vrolijk meezweeft in de moderne vaart der volkeren.

Links geloofde hier niets van. Tegenover het vliegtuig zat links nog met zijn oude metafoor van het vrachtschip dat alle kostbaarheden uit de periferie wegsleepte naar het centrum. Als oplossing kwam links met de weinig opbeurende stelling dat het schip moest worden lekgeslagen, opdat de grondstoffen in de arme landen zelf zouden worden benut.

Maar de scherpste kritiek van links kwam door een herontdekking van de theorie van Frans Boas: hoezo was de traditionele cultuur van de arme landen een staat van stilstand? Alle culturen zijn gelijkwaardig en hebben hun eigen dynamiek, de ene was niet achterlijker dan de andere, ze waren alleen maar ‘anders’. Tegen het universalisme van rechts - alle samenlevingen hebben een gemeenschappelijk einddoel, dat door de rijke landen al is bereikt — werd dit relativisme ingezet, waarbij alle culturen eigen doelen hadden die onderling niet te vergelijken waren.

Nu was nieuwsgierigheid naar de beweegredenen van die culturen geboden en in snel tempo werd het jargon aangepast: arme landen werden onderontwikkelde landen en toen ontwikkelingslanden en toen landen in de Derde Wereld en toen landen in het Zuiden; rijke landen werden donorlanden en liefdadigheidsorganisaties werden niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en hulp werd samenwerking en ontwikkelingswerkers werden technische assistenten.

Maar door woorden te veranderen, verander je nog niet de werkelijkheid, en die werd steeds ingewikkelder. Sommige ontwikkelingslanden, in Azië vooral, raakten steeds meer ontwikkeld en het was overduidelijk dat dit niet kwam dankzij de hulp, maar ondanks de hulp. De landen in Afrika die de meeste hulp ontvingen, raakten bovendien steeds meer onderontwikkeld.

Als hun cultuur al een eigen dynamiek had, dan was het een dynamiek in de richting van afgrond, anarchie en burgeroorlog.

Links had nu niets meer in handen en Rostow leek gelijk te krijgen. Zie India, China, Taiwan, Brazilië, Mexico naar de moderniteit opstijgen. Hoezo relativisme?

Alle landen hadden het universele einddoel om te worden zoals het Westen.

Culturen die dat einddoel niet haalden, hadden het aan zichzelf te wijten en die ontwikkelingswerkers die technische assistenten waren geworden, trokken zich met heel hun white man’s burden grommend terug. Frank Westerman noemt dat de grr-factor en hiermee maakt hij de koppeling met het huidige integratiebeleid.

De omgang met migranten begon in Nederland met een flinke dosis relativisme.

Ze waren anders, ze hadden hun eigen doelen en idealen, wie waren wij om hun het moderne Nederlandse burgerschap op te leggen? Maar bliksemsnel is de grr-factor in het integratiebeleid geslopen.

Ze moeten Nederlanders worden, zo niet goedschiks dan kwaadschiks, met dwang, dreiging en straf.

Zo ver is Frank Westerman ook gekomen en hij concludeert dat de grr-factor, ofwel hardhandigheid en bevoogding, in ieder geval niet helpt. Zoals het denken over ontwikkelingssamenwerking warrig is geëindigd, zo eindigt nu ook het denken over het integratiebeleid in een janboel, omdat we niet weten welke principes we moeten nastreven en wat werkt en wat niet.

Maar misschien valt er wel wat te leren uit de discussie over ontwikkeling: allereerst moeten we erkennen dat zowel het universalisme van Rostow als het relativisme van Boas veel te algemene en daarom onzinnige uitgangspunten zijn. India en China zijn niet machtig aan het worden omdat ze de westerse landen imiteren, maar omdat ze pragmatisch omgaan met de voor- en nadelen van de eigen cultuur.

Wel scholing voor de kinderen, maar de partner laten kiezen door de ouders.

Vervolgens moeten we inzien dat er inderdaad veel te leren valt van de mislukking van ontwikkelingssamenwerking.

Ontwikkeling kun je niet opleggen en integratie kun je niet afdwingen, en dat is geen pleidooi voor zacht heelmeesterschap.


Van dictaturen hebben we kunnen leren dat zij ogenschijnlijk zeer effectief integratie konden afdwingen, maar het was schijn: zodra de dictatuur viel, barstte de onderlinge haat los.

Maar vooral moet die white man’s burden overboord. Het is een mateloos arrogant motief dat bij iedereen achterdocht wekt. Als je je gehaat wilt maken, moet je beslist roepen dat jij de beschaving in pacht hebt en die aan de ander kunt leren.

En als de ander niet meteen wil worden zoals jij, moet je beslist de grr-factor inzetten.

Mij leek een ministerie voor Integratie aanvankelijk een hoopvol begin. Maar we kunnen nu alleen maar erkennen dat de gedachte achter het integratiebeleid niet deugt, zoals de gedachte achter het ontwikkelingsbeleid niet deugde. Hoe zei Sting het ook al weer: History will teach us nothing.

[email protected]

mark61
25-04-05, 20:10
Geplaatst door TonH
India en China zijn niet machtig aan het worden omdat ze de westerse landen imiteren, maar omdat ze pragmatisch omgaan met de voor- en nadelen van de eigen cultuur.

Beetje onzin natuurlijk. Alle landen imiteren nu het westen; er is geen alternatief (bedacht).


Vervolgens moeten we inzien dat er inderdaad veel te leren valt van de mislukking van ontwikkelingssamenwerking.

De vraag is wat. Misschien dat het dweilen met de kraan open is als er geen level playing field is?

TonH
25-04-05, 20:23
Geplaatst door mark61
Beetje onzin natuurlijk. Alle landen imiteren nu het westen; er is geen alternatief (bedacht).

Grotere denkfout zit hem in het vergeten dat India dan wel machtig aan het worden is en een middenklasse van ruim 200 miljoen mensen ongeëvenaard is, maar dat nog altijd 250 miljoen (?) beneden de armoedegrens leven en dat getal is al op zijn minst 20 jaar stabiel.


De vraag is wat. Misschien dat het dweilen met de kraan open is als er geen level playing field is?


"Vervolgens moeten we inzien dat er inderdaad veel te leren valt van de mislukking van ontwikkelingssamenwerking.

Ontwikkeling kun je niet opleggen en integratie kun je niet afdwingen, en dat is geen pleidooi voor zacht heelmeesterschap."

Lijkt me al meer dan actueel genoeg.

Juliette
26-04-05, 09:33
Geplaatst door TonH
Grotere denkfout zit hem in het vergeten dat India dan wel machtig aan het worden is en een middenklasse van ruim 200 miljoen mensen ongeëvenaard is, maar dat nog altijd 250 miljoen (?) beneden de armoedegrens leven en dat getal is al op zijn minst 20 jaar stabiel.



"Vervolgens moeten we inzien dat er inderdaad veel te leren valt van de mislukking van ontwikkelingssamenwerking.

Ontwikkeling kun je niet opleggen en integratie kun je niet afdwingen, en dat is geen pleidooi voor zacht heelmeesterschap."

Lijkt me al meer dan actueel genoeg.

250 mio onder de armoedegrens in India? Maak daar maar 500 mio van. Als het er niet meer zijn.

Voor de rest is de vergelijking met OS (Ontwikkelingssamenwerking, wat een vreselijk begrip trouwens - het klinkt wat moderner maar het paternalisme blijft er goed inzitten.) wel razend interessant.

Je moet s googelen op Evo Morales. Een indianist uit Bolivia. Z'n stelling is n beetje dat de ngo's het lang geprobeerd hebben zonder merkbaar resultaat. Hij pleit ervoor om de Boliviaanse en Indiaanse bevolking het zelf te laten proberen. Maar uiteraard wordt ie teruggefloten als communist enzo.

TonH
26-04-05, 10:19
Geplaatst door Juliette
250 mio onder de armoedegrens in India? Maak daar maar 500 mio van. Als het er niet meer zijn.

Je hebt helemaal gelijk. Bijna de helft van de bewoners van India leeft nog altijd onder de armoedegrens. Ik zat in mijn kop met het aantal Dalits (200 miljoen) en/of landloze arbeiders (250 miljoen). Ach, maar het verhaal blijft gelijk. Prachtig voor die 200 miljoen middenklasser en die zijn ook heel belangrijk voor de verdere ontwikkeling, maar voorlopig zitten miljoenen meer nog steeds in de bagger.


Voor de rest is de vergelijking met OS (Ontwikkelingssamenwerking, wat een vreselijk begrip trouwens - het klinkt wat moderner maar het paternalisme blijft er goed inzitten.) wel razend interessant.

Ontwikkelingssamenwerking: Hoe paternalistisch e.e.a. is bleek jaren geleden eens. Jan Pronk had 'samenwerking' maar eens geconcretiseerd en het wederzijdse vorm gegeven. In dat kader kwamen hier toen adviseurs uit Bangladesh om adviezen te geven aan Nederlandse gemeenten en boeren.
Het land was toen te klein voor de verontwaardiging, gekrenkte nationale trots enz. Die sloebers moesten gewoon arm blijven, ja! En niet zo brutaal zijn om Nederlanders te willen vertellen hoe zaken ook gedaan konden worden...


Je moet s googelen op Evo Morales. Een indianist uit Bolivia. Z'n stelling is n beetje dat de ngo's het lang geprobeerd hebben zonder merkbaar resultaat. Hij pleit ervoor om de Boliviaanse en Indiaanse bevolking het zelf te laten proberen. Maar uiteraard wordt ie teruggefloten als communist enzo.

Ik zal het zeker eens opzoeken. Hoezo communist. Wat hij lijkt voor te stellen strijkt communisten zowiezo tegen de haren. Hoezo mag het proletariaat het zelf oplossen? Wat is dat voor anarchisme :D

En ik zal Westerman hier nog eens plaatsen.

TonH
26-04-05, 10:23
NRC 26-03-2005
Integratiebeleid moet les van ontwikkelingshulp leren: bevoogding werkt niet
Frank Westerman

Ontwikkelingswerkers dachten lang dat ze andere volkeren beschaving moesten bijbrengen. Dezelfde gedachte komt terug in de pleidooien voor assimilatie van nieuwkomers. Maar hoe dwingender het idee van `word zoals wij', des te groter de weerstand en uiteindelijk de kloof.

Soms moet je eerst de halve wereld over reizen om scherper zicht te krijgen op het land waar je woont. Uitgerekend Park Station in down-town Johannesburg, 80 breedtegraden zuidelijker dan pakweg Den Haag Hollands Spoor, zette me aan het denken over het geknetter tussen de rassen en culturen in eigen land. In een kuipstoeltje zat ik daar vorig jaar april te wachten op een lange-afstandsbus, terwijl ik de resterende tijd liever buiten had doorgebracht. Dat ging niet. Park Station is een zwaarbeveiligde enclave, een vluchtheuvel die je als blanke onder geen beding te voet mag verlaten.

Het hart van Johannesburg is tien jaar na de apartheid veranderd in een no-go area voor blanken. Alsof er bij elke steeg een bordje slegs vir swartmense hangt en wie de proef op de som neemt, wordt tot op zijn witte vel uitgekleed.

De ANC-regering zegt een voorbeeldige `regenboognatie' te willen bouwen en probeert de scheve raciale verhoudingen recht te trekken met `positieve discriminatie' van zwarten. Als buitenstaander kun je daar gemakkelijk kritiek op hebben (is dat niet ook racisme en dus fout?), maar ik wilde mijn meningen liever bewaren voor de samenleving waar ik zelf deel van uitmaak.

Wat vond ik er eigenlijk van dat Nederland de `uitlanders' binnen zijn grenzen met dwang wil voegen naar de dominante (blanke) cultuur? Daar, in het surreële Park Station, dacht ik na over de aanpassingen die `wit' Nederland eist van `zwart' Nederland, en ik zag een parallel tussen het integratiebeleid en de ontwikkelingshulp. Onze inspanningen om niet-westerse culturen in eigen land te `integreren' en inheemse volken in den vreemde te `ontwikkelen', berusten op dezelfde misvatting. In beide gevallen zie je eenzelfde patroon: hoe dwingender het idee van `word zoals wij', des te groter de weerstand en uiteindelijk de kloof.

In Gaborone, Botswana, was ik er achtergekomen dat de ontwikkelingswerker zo zoetjes aan in het museum kan worden bijgezet. Op een feestje op de Franse Ambassade was ik gewezen op een blanke man met wilde krullen, van hetzelfde grijs als zijn wenkbrauwen, die met een cocktail in de hand zat te luisteren naar de uit Madagascar ingevlogen jazzband.

,,Dat is Ernst Engels'', werd er gefluisterd. ,,Hij is de laatste der ontwikkelingswerkers.''

,,Engels?'', vroeg ik, ,,als in Friedrich Engels?''

,,Ja, ja, dat is de broer van zijn overgrootvader.'' Ernst Engels bleek in 1978 in Afrika te zijn beland op een tweejarig contract om nooit meer te vertrekken.

Dat hij een exemplaar van een uitstervende soort was, had voor mij niet als een verrassing hoeven komen. Als irrigatie-ingenieur die korte tijd aan het ontwikkelingswerk had deelgenomen, was ik vooraf gewaarschuwd. Al bij de voorbereiding van mijn reis had ik bemerkt dat ik niet langer kon terugvallen op de werkers in de tropen die ik nog kende uit mijn studietijd. Godelieve, Jaco, Pieter en Agnes bij mijn weten bestierden zij in Botswana hulpprojecten van de SNV, de Stichting Nederlandse Vrijwilligers. Maar kennelijk had ik een jaar of wat niet opgelet, want iedereen was weg. Het SNV-kantoortje in Gaborone was dicht. Bij navraag vernam ik dat de ,,in het veld'' gestationeerde experts de laatste jaren en masse waren teruggeroepen, uit de hele Derde Wereld.

Ook de Nederlandse overheid was in 2000 na vier decennia gestopt met het plaatsen van `technisch assistenten' in de uithoeken van de tropen. Het tijdperk van de archetypische ontwikkelingswerker, waartoe ik zelf was opgeleid, bleek geruisloos en bijna ongemerkt ten einde gekomen.

De ontwikkelingswerker heeft ook al weer een opvolger. In zijn voetspoor treedt tegenwoordig de militair. Ditmaal niet als deelnemer aan `politionele acties', maar als vooruitgeschoven pion bij `vredeshandhaving'. Tot in de jaren zeventig kon je in Nederland onder de dienstplicht uitkomen door je aan te melden voor vrijwilligerswerk in Afrika; sinds kort gaan jongeren vrijwillig bij het leger om met een mitrailleur voor de borst bijvoorbeeld de grens tussen Ethiopië en Eritrea te bewaken als VN-soldaat.

Vroeger als scholier was ik vastbesloten dienst te weigeren, en vreemd genoeg had ik tijdens mijn opleiding tot irrigatie-ingenieur ook gewetensbezwaren gekregen tegen het ontwikkelingswerk. De hoogleraar Irrigatie van onze vakgroep in Wageningen waarschuwde dat negen van de tien bevloeiingsprojecten mislukten of kwalijker: hele gemeenschappen ontwrichtten. Er was iets mis met de ontwikkelingshulp, en dat lag misschien wel aan het achtervoegsel `-hulp', wat te schoolmeesterachtig overkwam en beter plaats kon maken voor het suffix `-samenwerking'.

Maar ook de ontwikkelingssamenwerking bracht niet wat ervan verwacht werd. Hoe de achterstand ook werd aangepakt grootschalig, kleinschalig, programmatisch, projectgericht, participatief niets hielp. De geïnjecteerde miljoenen hadden een corrumperende en verlammende werking, ze veranderden een land als Guinee-Bissau in een collectief van hulpverslaafden dat lusteloos aan het donorinfuus bungelde.

Nadat ik zelf op stage bij de indianen van Peru aan de ontwikkelingspraktijk had meegedaan, raakte ik ervan overtuigd dat de denkfout al zat ingebakken in het woord `ontwikkeling'. Dat veronderstelde dat er een weg moest worden afgelegd, omhoog en vooruit, en dat de aanbieder van die ontwikkeling wist waarheen er ontwikkeld diende te worden.

In de grofweg vier decennia van het ontwikkelingstijdperk (1960-2000) zijn verschillende fasen doorlopen. De aanvankelijke no-nonsense aanpak van het rücksichtlos overplanten van westerse technologie, in de geest van de Marshallhulp die voor Europa zo heilzaam was gebleken, had al in de jaren zestig geleid tot nooit gebruikte tractorparken en onder stuifduinen bedolven machinerie. Van de weeromstuit zwoeren de tropenwerkers een decennium lang bij `aangepaste technologie' (liever een kameel die al rondjes lopend een waterstraaltje oppompt, dan een krachtige, maar onderhoudsgevoelige dieselpomp). Dit houtje-touwtje-idee sloot aan bij de alternatieve bewegingen in West-Europa, maar had geen meetbaar effect in de Derde Wereld. Toen de milieulobby opkwam, ging het roer opnieuw om, in de richting van `duurzame ontwikkeling' ditmaal, en tijdens de laatste feministische golf werden alle kaarten gezet op vrouwenprojecten.

Een studievriend die ik in 1995 in Guinee-Bissau bezocht, reed daar rond in een Nissan Patrol terreinwagen (met een ingebouwd ijskastje voor de blikjes cola op de plek van het handschoenenvak). Zijn taak? Islamitische Fulah-vrouwen minder afhankelijk maken van hun mannen in opdracht van SNV. En nee, ook dat werkte niet.

De snel wisselende modes in het ontwikkelingsjargon waren afspiegelingen van ónze preoccupaties, en gaandeweg, uit ergernis over het uitblijven van resultaat, was de beschavingsdrang dieper en dieper tot de hulpindustrie doorgedrongen. Het idee van the white man's burden, ooit een nuttig voorwendsel voor de onderwerping van Afrika, was terug van nooit echt weggeweest.

In de jaren negentig verdween ook de politieke correctheid uit het van oudsher linkse ontwikkelingscircuit. Ineens was het niet langer taboe je gal te spuwen over plaatselijke opperhoofden die met hun machtswellust en cliëntelisme de ontwikkeling zouden saboteren. Je zag de grr-factor toenemen: het gevoel van grr, die achterlijke natives willen het domweg ook niet leren ook. De opgekropte frustratie baarde weer een nieuw sleutelbegrip: good governance. Vrij vertaald: jullie hebben er zo'n bende van gemaakt dat we alleen nog willen helpen op voorwaarde dat jullie eerst de corruptie afzweren en de stammentwisten staken. Dat de voorafgaande, subtielere vormen van bedilzucht nauwelijks dankbaarheid hadden geoogst maar vooral bot verzet hadden opgeroepen in de gedaanten van een Desi Bouterse en een heel palet aan Afrikaanse krijgsheren dat leek vrijwel niemand onder ogen te willen zien.

De voorhoede van zachte heelmeesters heeft gefaald. Het legioen van 80.000 buitenlandse experts dat in de jaren tachtig op het Afrikaanse continent aan het werk was (meer dan er ooit koloniale ambtsdragers waren), is verslagen bij de strijd tegen de onderontwikkeling. Meer dan eens waren zij door rebellen omsingeld, en moesten ze met helikopters worden ontzet. Hun plaats is nu ingenomen door vredessoldaten die geen palaver beginnen onder de kapokboom, maar met een gebaar van hun geweerloop eisen dat die kofferbak open moet. In door oorlog verscheurde landen als Liberia, Sierra Leone, Congo, Angola en Ethiopië zien deze militairen er vroeg of laat op toe hoe er stembussen worden ingevlogen en verspreid, in de hoop dat er democratieën van Westerse kweek wortel schieten.

Misschien los je zó de ellende in de wereld op, met militaire hand. Maar ik heb mijn twijfels en ben geneigd te zeggen: bemoeizucht vermeerdert smart. Nuttiger, want vrij van wrevel wekkende bevoogding, lijkt me het slechten van oneerlijke handelsbarrières, of het afdwingen van nette gedragscodes voor multinationals die hun fabrieken naar lage-lonenlanden verplaatsen. En ook: het is niet betuttelend om te hulp schieten bij rampen of bij een volkerenmoord, dat is ieders boerenplicht. Een internationale troepenmacht voor de vluchtelingen van Darfur, liefst onder de vlag van de Verenigde Naties, die moet er komen voordat het te laat is.

Waar het telkens weer misgaat, is bij dit scharnierpunt: zodra betrokkenheid omslaat in pogingen de ander te willen heropvoeden. De aanvechting om `word zoals wij'-hulp te bieden, is kennelijk onweerstaanbaar groot, want van alle tijden. Halverwege de twintigste eeuw probeerde de Belgische kolonisator de Congolezen te verheffen tot évolués: wie een blanke levensstijl overnam, kwam (vanaf 1948) in aanmerking voor `de kaart van burgerlijke verdienste', vier jaar later gevolgd door een nog gewichtiger papier: `het statuut van de geïmmatriculeerde'.

Zulke certificaten lijken op de `vignetten' die de Nederlandse minister van Integratie in 2004 wilde toekennen aan allochtonen met een bepaalde graad van inburgering. Ook al is dat plan niet uitgevoerd, het legt de assimilatiegedachte achter het Nederlandse integratiebeleid bloot. Onze niet-westerse landgenoten hebben in die visie nog een hele beschavingsweg af te leggen voordat ze als `geëvolueerden' kunnen opgaan in de maatschappij.

Natuurlijk kun je niet een één op één een vergelijking maken tussen de missie van minister Verdonk en de beschavingsijver van koloniale bestuurders, of die van de beleidsmakers achter het ontwikkelingswerk. Het maakt nogal wat uit of je gedachtegoed dat in West-Europa heeft kunnen rijpen exporteert naar de tropen, of met toewijding cultiveert in eigen land.

Een ander wezenlijk verschil: met de moord op Theo van Gogh heeft een allochtone jihadstrijder op Nederlands grondgebied toegeslagen. Het zou absurd zijn om de beginselen van de rechtsstaat te laten ondermijnen op grond van een doorgeslagen cultuurrelativisme. Maar om nu de gewenste culturele aanpassingen van niet-westerse allochtonen (homofobie afleren, hoofddoekjes afleggen, et cetera) met dirigisme en moralisme af te dwingen, dat werkt averechts.

Precies die bevoogdende aanpak heeft zich ook in de Werdegang van het ontwikkelingswerk afgetekend, en zal zich wreken. In beide gevallen gaat een naïef maakbaarheidsgeloof hand in hand met de minstens zo naïeve veronderstelling dat niet-westerse culturen het zich zullen laten welgevallen wanneer westerlingen hun vermeende culturele zwaktes komen `fixen'.

Als het gaat om gedwongen inburgering en bijbehorende projecten ter correctie van de veronderstelde achterlijkheid van migrantengroepen in Nederland, zie ik akelige overeenkomsten met de stadia die het ontwikkelingswerk heeft doorgemaakt. Het is alsof de geschiedenis van de westerse inspanning om de Derde Wereld te `ontwikkelen', met haar toenemende grr-factor, zich de laatste paar jaar samengebald aan het herhalen is in het Nederlandse beleid om de vreemdelingen hier te lande te `integreren' in de samenleving. De zachte heelmeesters (linkse straathoekwerkers) die ijverden voor een idyllische multiculturele samenleving, zijn verdwenen. De grr-factor is hoog opgelopen en het devies is nu: schikken of stikken. In no time zijn de inburgeringseisen voor allochtonen aangescherpt als onderdeel van een `word zoals wij'-offensief. Of het nu gaat om het publiekelijk aan de kaak stellen van een imam die weigert vrouwen (zelfs een bewindsvrouw) de hand te schudden, of om de aankondiging om gezakte inburgeraars met sancties te straffen, steeds opnieuw krijg je de indruk dat de overheid met het woord integratie assimilatie bedoelt, zo niet disciplinering.

Nederlands spreken, een uitgestrekte hand aannemen, iemand aankijken tegen wie je spreekt dat zijn gangbare omgangsvormen in Nederland. Maar gelukkig nog Nederlandser is de vrijheid om je daar niet aan te hoeven houden. Wat wel en niet is toegestaan, staat omschreven in de wet. Imams uitzetten die tijdens hun preken strafbare feiten plegen, dat lijkt me gewoon het toepassen van de regels - als de toetsing daarvan tenminste aan de rechter wordt overgelaten.

Maar neem nu het besluit om uitgerekend de protestants-christelijke Vrije Universiteit imams te laten opleiden, met overheidsgeld, in de hoop dat zij een verdraagzame uitleg van de koran zullen prediken. Het is een goedbedoeld experiment in maakbaarheid met als voorspelbare uitkomst de radicalisering van al dan niet zelfbenoemde korangeleerden in het huiskamer- of internetcircuit, die deze `valse profeten' te vuur en te zwaard zullen willen bestrijden. Zulke belerende en ondoordachte projecten keren zich tegen zichzelf.

In 1983, het jaar dat ik aan mijn opleiding tot ontwikkelingswerker begon, verscheen er een boek van de Zweed Goran Hyden over de pogingen om Tanzania op te stoten in de vaart der volkeren. No shortcuts to progress, luidt de titel. Hetzelfde gaat op voor de verplichte inburgering van de Nederlanders van buitenlandse afkomst. Dat de groeiende anti-westerse haat onder vooral islamitische allochtonen eerder wordt aangewakkerd dan weggenomen door hen met strakke hand tot `integratie' te bewegen - dat weegt kennelijk niet op tegen de feel good-factor van de tentoongespreide daadkracht.

Info: Schrijver van De Graanrepubliek en El Negro en ik. Voor dat laatste boek kreeg hij vorige week De Gouden Uil. Hij was eerder correspondent van NRC Handelsblad in Moskou (1997-2000) en irrigatie-ingenieur in opleiding in Peru (1987).