Joesoef
29-04-05, 07:54
Het kwaad volgens Hannah Arendt
door Kars Veling
In 1961 stond in Jeruzalem Adolf Eichmann terecht. Op de perstribune zat Hannah Arendt verbijsterd te kijken naar de verdachte, een saaie bureaucraat die verantwoordelijk was voor de vernietiging van onvoorstelbaar veel mensenlevens. Daar zat geen monster, geen doortrapte schurk, maar een ambitieuze carrière-ambtenaar. Wat kan het kwaad beangstigend banaal zijn.
Filosofie begint bij verwondering. Soms is het heftiger en wordt filosofische reflectie gemotiveerd door verbijstering. In het werk van de politiek filosoof Hannah Arendt (1906-1975) is de verbijstering over het kwaad van het totalitaire nazisme en van de vernietigingskampen een belangrijke motor geworden.
Hannah Arendt groeide op in een geassimileerd joods gezin in Duitsland. Als 18-jarige ging zij studeren bij Martin Heidegger in Marburg. Tussen de 35-jarige Heidegger, getrouwd en vader van twee kinderen, en Hannah ontstond een verhouding. Deze relatie had geen perspectief. Al na een jaar verliet Hannah Marburg. Zij zette haar studie voort bij Husserl en later bij Jaspers in Heidelberg.
Arendt werd zich steeds meer bewust van haar joodse achtergrond. De opkomst van het nationaal-socialisme en het daaraan verbonden antisemitisme maakte dat onvermijdelijk. Bijzonder pijnlijk voor Arendt was Heideggers collaboratie met de nazi's. Hij werd lid van de nationaal-socialistische partij en had grote verwachtingen van Hitler. Als rector zette hij zich in voor de politisering van de universiteit van Freiburg in nationaal-socialistische zin en was hij ook verantwoordelijk voor de eerste maatregelen tot uitsluiting van Joden. Arendt bekritiseerde het nationaal-socialisme fel, geïnspireerd door communistische en zionistische ideeën. In 1940 ontsnapte zij aan de nazi's en emigreerde naar de Verenigde Staten.
Hannah Arendt is een van de belangrijkste politieke filosofen in de twintigste eeuw. Haar werk wordt veel bestudeerd, getuige een nog steeds voortgaande stroom van publicaties.
Kees van Hattem (geboren 1930!) verdedigde eerder dit jaar in Twente een proefschrift waarin hij een toegankelijk overzicht van Arendts werk biedt. Hij zet daarin centraal haar fascinatie met het probleem van het kwaad. Van Hattem vermeldt in de proloog van zijn boek een persoonlijke herinnering. Als jongen zag hij de verzamelplaats van joden die op transport gesteld zouden worden, bij het Amsterdamse Muiderpoortstation. Het was toen onvoorstelbaar en eigenlijk nog dat miljoenen joden systematisch vernietigd zijn. Hoe is dit verbijsterende kwaad te verklaren?
Geobsedeerd
Mensen zijn van nature geneigd tot het kwaad. We begrijpen wanneer iemand zijn eigen belang laat gelden ten koste van een ander. En we beseffen dat mensen door begeertes van verschillende aard geobsedeerd kunnen raken en kwaad kunnen doen. Maar er zijn uitingen van kwaad waarbij we helemaal niet aan verklaren willen denken, omdat verklaren en dus begrijpen te dicht bij vergoelijken komt.
Het bestaan van het kwaad is de eeuwen door een uitdaging voor filosofen geweest. De nazi-vernietingskampen hebben deze uitdaging voor veel twintigste-eeuwse filosofen van alle vrijblijvendheid ontdaan. Hannah Arendt is één van hen.
De shoah was duivels, was de kwalificatie van sommigen. In een artikel dat in 1945 verscheen, verwierp Arendt deze opvatting. Was het maar zo dat Auschwitz onmenselijk was. De nachtmerrie is dat de nazi's mensen waren zoals wijzelf.
In haar studie uit 1951 over de oorsprong van het totalitarisme doet Arendt een poging het raadsel van het kwaad te benaderen. Maar na het verschijnen van haar boek schrijft ze aan Karl Jaspers dat ze niet weet wat radicaal kwaad echt is. Er is wel gezegd dat het kwaad is, mensen als middel te zien en te misbruiken. Maar het radicale kwaad is erger. Het heeft er misschien mee te maken dat mensen overbodig worden, zelfs niet meer interessant als middel. Van Hattem verwijst in dit verband naar het Achterbergs gedicht Auschwitz. Sprekend over het opschrift op de geblindeerde treinen naar het oosten zegt Achterberg:
'Krijtletters door een vreemde hand geschreven / bestemmen u van buiten koud en klaar / voor deze plek waar gij werd zoekgemaakt.'
Zoekgemaakt, inderdaad.
Maar een verklaring is dit natuurlijk nog niet. Arendt onderzoekt het ontstaan van het nazisme. Expansiedrift, racisme, het ontstaan van amorfe massa's, pervers leiderschap, het zijn allemaal ingrediënten van totalitaire systemen. Een totalitaire maatschappij is iets anders dan een maatschappij die wordt overheerst door een dictator. Een totalitaire leider beschouwt zichzelf als een geroepene. Hij heerst niet van bovenaf, maar de gelijkschakeling komt van binnenuit. Het zijn ook geen reële vijanden die worden bestreden. Het antisemitisme beriep zich op een volstrekt ongeloofwaardige mythe van een joodse wereldsamenzwering. Er moesten vijanden worden gecreëerd om een tegen-samenzwering te rechtvaardigen.
En toen zag Arendt Adolf Eichmann in de beklaagdenbank. Zij zag de banaliteit van het kwaad. Er was niets bijzonders aan deze man. Hij had zijn best gedaan om zijn opdrachten uit te voeren. Zelf zou hij niet in staat zijn geweest tot de gruweldaden in de kampen. Maar hij had ze georganiseerd, heel efficiënt.
Lijdzaam
De typering van het kwaad als banaal heeft veel weerstand opgeroepen. Critici vonden dat Arendt het kwaad bagatelliseerde, dat zij het perspectief van de slachtoffers te weinig had verdisconteerd. Dit laatste werd ook gezegd, omdat Arendt aandacht vroeg voor de rol van de joden zelf. Zij waren vaak lijdzaam geweest. En overal hadden joodse raden bijgedragen tot de ondergang van joodse gemeenschappen.
De controverse over de verklaring van de shoah heeft nog een andere kant. Hannah Arendt heeft - met een onderbreking tijdens de oorlog - tot aan het eind van haar leven contact gehouden met Heidegger. En na de oorlog, toen Heidegger zijn professoraat werd ontnomen, heeft zij hem verdedigd. Zij is altijd gefascineerd gebleven door zijn filosofie en heeft zich verzet tegen de gedachte dat de collaboratie van Heidegger met de nazi's zou voortkomen uit diens filosofische denkbeelden.
Sinds Victor Farias' boek uit 1987 is echter steeds duidelijker geworden dat Heideggers sympathie voor Hitlers beweging niet uit de lucht is komen vallen. Heidegger was bijzonder pessimistisch over de oppervlakkigheid van de moderne wereld. In de moderne wereld van de massamens, die zich laat verleiden door de bevrediging van zijn behoeften, is het besef van het Zijn verloren gegaan. En hij verwachtte dat Hitler door het eerherstel van het Volk en zijn geschiedenis deze oppervlakkigheid zou kunnen doorbreken. Dat die verwachtingen niet werden waargemaakt, heeft Heidegger er nooit toe gebracht radicaal afstand te nemen van zijn nazi-verleden.
De vragen liggen nu voor de hand. Heeft Hannah Arendt in haar spreken over de banaliteit van het kwaad Heidegger in bescherming willen nemen? Heeft haar verklaring van het nazi-tijdperk uit algemene factoren te maken met Arendts eigen wortels in de Duitse romantische cultuurkritiek waarvan Heidegger een woordvoerder was?
Deze vragen worden met een stellig ja beantwoord door Richard Wolin in een boek over Heideggers leerlingen, waaronder Hannah Arendt. En naar mijn mening heeft Wolin recht van spreken. Zijn betoog is intelligent en goed gedocumenteerd. Jammer is dat Van Hattem in zijn proefschrift aan de schatplichtigheid van Arendt aan Heidegger voorbijgaat. Opvallend is dat hij de in 1998 verschenen uitgave van de briefwisseling van Heidegger en Arendt helemaal niet vermeldt.
Boreling
Een dag na de promotie van Van Hattem werd in Tilburg ook een proefschrift over Hannah Arendt verdedigd. De auteur, Marijke Verhoeven, schreef een studie over Arendt vanuit haar interesse in het concept nataliteit, in wat het betekent dat de mens boreling is en beginner kan zijn. Zij knoopt aan bij een motief dat zij bij Arendt vindt, maar ook bij feministische auteurs. Interessant is dat Verhoeven - anders dan in veel studies - ruim aandacht geeft aan Arendts dissertatie over Augustinus, speciaal over het begrip caritas. Arendt wil Augustinus - zoals zij zegt - filosofisch benaderen.
Dat betekent dat zij de religieuze lading van Augustinus' spreken, bij voorbeeld over de schepping en de herschepping van de mens, helemaal terzijde laat. Er is vernieuwing mogelijk, is de boodschap. Arendt vat moed uit de algemene notie dat het voor de mens mogelijk is te ontkomen aan de opgeslotenheid in de wereld. Hier ligt voor Verhoeven natuurlijk de verbinding met nataliteit, een begrip dat Arendt in later werk herhaaldelijk ter sprake brengt. Het kwaad heeft dus niet noodzakelijkerwijs het laatste woord, is de moraal. En er is geen ingrijpen van boven of van buiten nodig om het kwaad te doorbreken. Verhoeven put met Arendt hoop uit het inzicht dat nataliteit volstrekt natuurlijk is en toch een nieuw begin betekent. Elke geboorte van een kind ziet zij 'als een wonder dat de wereld redt'. Elke geboorte heeft een 'Messiaans aspect'.
Het is een sympathieke gedachtegang die Verhoeven ontwikkelt. En er schuilt een zinvolle aansporing in. Maar is het meer dan dat? Ik begrijp dat de ontdekking van de afgrondelijkheid van het kwaad het verlangen naar verlossing doet opkomen. Maar de geboorte van een kind als metafoor kan moeilijk een antwoord zijn op dit verlangen. Hier wordt de filosofie overschat en wordt filosofisch denken wishfull thinking.
Arendt zag tot haar afgrijzen hoe gewoon daders van het kwaad kunnen zijn. Ik vrees dat zij in een belangrijk opzicht gelijk had. Niemand kan erop rekenen immuun te zijn voor het kwaad. Dat geldt voor elke volgende generatie. Ontkomen aan het kwaad is genade.
door Kars Veling
In 1961 stond in Jeruzalem Adolf Eichmann terecht. Op de perstribune zat Hannah Arendt verbijsterd te kijken naar de verdachte, een saaie bureaucraat die verantwoordelijk was voor de vernietiging van onvoorstelbaar veel mensenlevens. Daar zat geen monster, geen doortrapte schurk, maar een ambitieuze carrière-ambtenaar. Wat kan het kwaad beangstigend banaal zijn.
Filosofie begint bij verwondering. Soms is het heftiger en wordt filosofische reflectie gemotiveerd door verbijstering. In het werk van de politiek filosoof Hannah Arendt (1906-1975) is de verbijstering over het kwaad van het totalitaire nazisme en van de vernietigingskampen een belangrijke motor geworden.
Hannah Arendt groeide op in een geassimileerd joods gezin in Duitsland. Als 18-jarige ging zij studeren bij Martin Heidegger in Marburg. Tussen de 35-jarige Heidegger, getrouwd en vader van twee kinderen, en Hannah ontstond een verhouding. Deze relatie had geen perspectief. Al na een jaar verliet Hannah Marburg. Zij zette haar studie voort bij Husserl en later bij Jaspers in Heidelberg.
Arendt werd zich steeds meer bewust van haar joodse achtergrond. De opkomst van het nationaal-socialisme en het daaraan verbonden antisemitisme maakte dat onvermijdelijk. Bijzonder pijnlijk voor Arendt was Heideggers collaboratie met de nazi's. Hij werd lid van de nationaal-socialistische partij en had grote verwachtingen van Hitler. Als rector zette hij zich in voor de politisering van de universiteit van Freiburg in nationaal-socialistische zin en was hij ook verantwoordelijk voor de eerste maatregelen tot uitsluiting van Joden. Arendt bekritiseerde het nationaal-socialisme fel, geïnspireerd door communistische en zionistische ideeën. In 1940 ontsnapte zij aan de nazi's en emigreerde naar de Verenigde Staten.
Hannah Arendt is een van de belangrijkste politieke filosofen in de twintigste eeuw. Haar werk wordt veel bestudeerd, getuige een nog steeds voortgaande stroom van publicaties.
Kees van Hattem (geboren 1930!) verdedigde eerder dit jaar in Twente een proefschrift waarin hij een toegankelijk overzicht van Arendts werk biedt. Hij zet daarin centraal haar fascinatie met het probleem van het kwaad. Van Hattem vermeldt in de proloog van zijn boek een persoonlijke herinnering. Als jongen zag hij de verzamelplaats van joden die op transport gesteld zouden worden, bij het Amsterdamse Muiderpoortstation. Het was toen onvoorstelbaar en eigenlijk nog dat miljoenen joden systematisch vernietigd zijn. Hoe is dit verbijsterende kwaad te verklaren?
Geobsedeerd
Mensen zijn van nature geneigd tot het kwaad. We begrijpen wanneer iemand zijn eigen belang laat gelden ten koste van een ander. En we beseffen dat mensen door begeertes van verschillende aard geobsedeerd kunnen raken en kwaad kunnen doen. Maar er zijn uitingen van kwaad waarbij we helemaal niet aan verklaren willen denken, omdat verklaren en dus begrijpen te dicht bij vergoelijken komt.
Het bestaan van het kwaad is de eeuwen door een uitdaging voor filosofen geweest. De nazi-vernietingskampen hebben deze uitdaging voor veel twintigste-eeuwse filosofen van alle vrijblijvendheid ontdaan. Hannah Arendt is één van hen.
De shoah was duivels, was de kwalificatie van sommigen. In een artikel dat in 1945 verscheen, verwierp Arendt deze opvatting. Was het maar zo dat Auschwitz onmenselijk was. De nachtmerrie is dat de nazi's mensen waren zoals wijzelf.
In haar studie uit 1951 over de oorsprong van het totalitarisme doet Arendt een poging het raadsel van het kwaad te benaderen. Maar na het verschijnen van haar boek schrijft ze aan Karl Jaspers dat ze niet weet wat radicaal kwaad echt is. Er is wel gezegd dat het kwaad is, mensen als middel te zien en te misbruiken. Maar het radicale kwaad is erger. Het heeft er misschien mee te maken dat mensen overbodig worden, zelfs niet meer interessant als middel. Van Hattem verwijst in dit verband naar het Achterbergs gedicht Auschwitz. Sprekend over het opschrift op de geblindeerde treinen naar het oosten zegt Achterberg:
'Krijtletters door een vreemde hand geschreven / bestemmen u van buiten koud en klaar / voor deze plek waar gij werd zoekgemaakt.'
Zoekgemaakt, inderdaad.
Maar een verklaring is dit natuurlijk nog niet. Arendt onderzoekt het ontstaan van het nazisme. Expansiedrift, racisme, het ontstaan van amorfe massa's, pervers leiderschap, het zijn allemaal ingrediënten van totalitaire systemen. Een totalitaire maatschappij is iets anders dan een maatschappij die wordt overheerst door een dictator. Een totalitaire leider beschouwt zichzelf als een geroepene. Hij heerst niet van bovenaf, maar de gelijkschakeling komt van binnenuit. Het zijn ook geen reële vijanden die worden bestreden. Het antisemitisme beriep zich op een volstrekt ongeloofwaardige mythe van een joodse wereldsamenzwering. Er moesten vijanden worden gecreëerd om een tegen-samenzwering te rechtvaardigen.
En toen zag Arendt Adolf Eichmann in de beklaagdenbank. Zij zag de banaliteit van het kwaad. Er was niets bijzonders aan deze man. Hij had zijn best gedaan om zijn opdrachten uit te voeren. Zelf zou hij niet in staat zijn geweest tot de gruweldaden in de kampen. Maar hij had ze georganiseerd, heel efficiënt.
Lijdzaam
De typering van het kwaad als banaal heeft veel weerstand opgeroepen. Critici vonden dat Arendt het kwaad bagatelliseerde, dat zij het perspectief van de slachtoffers te weinig had verdisconteerd. Dit laatste werd ook gezegd, omdat Arendt aandacht vroeg voor de rol van de joden zelf. Zij waren vaak lijdzaam geweest. En overal hadden joodse raden bijgedragen tot de ondergang van joodse gemeenschappen.
De controverse over de verklaring van de shoah heeft nog een andere kant. Hannah Arendt heeft - met een onderbreking tijdens de oorlog - tot aan het eind van haar leven contact gehouden met Heidegger. En na de oorlog, toen Heidegger zijn professoraat werd ontnomen, heeft zij hem verdedigd. Zij is altijd gefascineerd gebleven door zijn filosofie en heeft zich verzet tegen de gedachte dat de collaboratie van Heidegger met de nazi's zou voortkomen uit diens filosofische denkbeelden.
Sinds Victor Farias' boek uit 1987 is echter steeds duidelijker geworden dat Heideggers sympathie voor Hitlers beweging niet uit de lucht is komen vallen. Heidegger was bijzonder pessimistisch over de oppervlakkigheid van de moderne wereld. In de moderne wereld van de massamens, die zich laat verleiden door de bevrediging van zijn behoeften, is het besef van het Zijn verloren gegaan. En hij verwachtte dat Hitler door het eerherstel van het Volk en zijn geschiedenis deze oppervlakkigheid zou kunnen doorbreken. Dat die verwachtingen niet werden waargemaakt, heeft Heidegger er nooit toe gebracht radicaal afstand te nemen van zijn nazi-verleden.
De vragen liggen nu voor de hand. Heeft Hannah Arendt in haar spreken over de banaliteit van het kwaad Heidegger in bescherming willen nemen? Heeft haar verklaring van het nazi-tijdperk uit algemene factoren te maken met Arendts eigen wortels in de Duitse romantische cultuurkritiek waarvan Heidegger een woordvoerder was?
Deze vragen worden met een stellig ja beantwoord door Richard Wolin in een boek over Heideggers leerlingen, waaronder Hannah Arendt. En naar mijn mening heeft Wolin recht van spreken. Zijn betoog is intelligent en goed gedocumenteerd. Jammer is dat Van Hattem in zijn proefschrift aan de schatplichtigheid van Arendt aan Heidegger voorbijgaat. Opvallend is dat hij de in 1998 verschenen uitgave van de briefwisseling van Heidegger en Arendt helemaal niet vermeldt.
Boreling
Een dag na de promotie van Van Hattem werd in Tilburg ook een proefschrift over Hannah Arendt verdedigd. De auteur, Marijke Verhoeven, schreef een studie over Arendt vanuit haar interesse in het concept nataliteit, in wat het betekent dat de mens boreling is en beginner kan zijn. Zij knoopt aan bij een motief dat zij bij Arendt vindt, maar ook bij feministische auteurs. Interessant is dat Verhoeven - anders dan in veel studies - ruim aandacht geeft aan Arendts dissertatie over Augustinus, speciaal over het begrip caritas. Arendt wil Augustinus - zoals zij zegt - filosofisch benaderen.
Dat betekent dat zij de religieuze lading van Augustinus' spreken, bij voorbeeld over de schepping en de herschepping van de mens, helemaal terzijde laat. Er is vernieuwing mogelijk, is de boodschap. Arendt vat moed uit de algemene notie dat het voor de mens mogelijk is te ontkomen aan de opgeslotenheid in de wereld. Hier ligt voor Verhoeven natuurlijk de verbinding met nataliteit, een begrip dat Arendt in later werk herhaaldelijk ter sprake brengt. Het kwaad heeft dus niet noodzakelijkerwijs het laatste woord, is de moraal. En er is geen ingrijpen van boven of van buiten nodig om het kwaad te doorbreken. Verhoeven put met Arendt hoop uit het inzicht dat nataliteit volstrekt natuurlijk is en toch een nieuw begin betekent. Elke geboorte van een kind ziet zij 'als een wonder dat de wereld redt'. Elke geboorte heeft een 'Messiaans aspect'.
Het is een sympathieke gedachtegang die Verhoeven ontwikkelt. En er schuilt een zinvolle aansporing in. Maar is het meer dan dat? Ik begrijp dat de ontdekking van de afgrondelijkheid van het kwaad het verlangen naar verlossing doet opkomen. Maar de geboorte van een kind als metafoor kan moeilijk een antwoord zijn op dit verlangen. Hier wordt de filosofie overschat en wordt filosofisch denken wishfull thinking.
Arendt zag tot haar afgrijzen hoe gewoon daders van het kwaad kunnen zijn. Ik vrees dat zij in een belangrijk opzicht gelijk had. Niemand kan erop rekenen immuun te zijn voor het kwaad. Dat geldt voor elke volgende generatie. Ontkomen aan het kwaad is genade.