echnaton
25-05-05, 08:33
Trouw, dinsdag 24 mei 2005
Nagorno-Karabach is klaar voor de oorlog
door Jelle Brandt Corstius
Midden in Azerbeidzjan ligt een Armeense enclave: het bergstaatje Nagorno-Karabach (150000 inwoners). De twee landen strijden sinds 1989 om het gebied. Onderhandelingen liepen tot nog toe op niets uit. Een nieuwe uitbarsting van geweld hangt in de lucht.
De weg van Armenië naar Stepanakert, de hoofdstad van Nagorno-Karabach is de levensader van de bergstaat. Vliegverkeer is sinds het eind van de oorlog niet meer mogelijk. Elk vliegtuig dat opstijgt uit Stapanakert wordt resoluut neergehaald door de Azerbeidzjaanse luchtmacht. En dus perst alles en iedereen zich door de corridor die door bezet berggebied kronkelt.
Nergens staat een bordje, maar het is duidelijk voelbaar als het minibusje Armenië verlaat en de zogenaamde 'bufferzone' inrijdt: Azerbeidzjaans gebied rondom de enclave dat tijdens de oorlog is bezet. Elf jaar verwaarlozing van de weg doet het busje en alle passagiers heen en weer schieten als de chauffeur probeert de gaten te vermijden, of op en neer als hij daar niet in slaagt.
Een van de passagiers in het busje is Rita Petrosian, die in Stepanakert werkt als ballistisch deskundige bij het leger. ,,Kort gezegd zorg ik ervoor dat de granaten de plaats van bestemming bereiken,'' vertelt ze. In de sovjetperiode werkte zij in een zijdefabriek, waar ook veel Azeri's werkten.
Tot aan de oorlog had zij nooit problemen met Azerbeidzjan. En ook nu heeft zij geen haatgevoelens. ,,Ik heb twee zoons: de een heeft zijn twee jaar dienstplicht al gedaan, de ander moet nog. Ik denk dat elke moeder vreest voor de levens van haar zoon, en om die reden wil geen enkele moeder oorlog. Het zal niet anders zijn voor Azerbeidzjaanse moeders.''
Even later vertelt ze dat zij haar zoon, toen hij twee jaar werd, een pistool in zijn handen drukte 'voor het gevoel'. En dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Vol trots vertelt ze dat hij vorige week op de testbaan dertien van de vijftien keer raak schoot. ,,Begrijp me niet verkeerd: ik wil echt dat er vrede komt, maar we moeten klaar zijn voor een nieuwe oorlog'', vertelt Petrosian.
In Stepanakert verzamelt de plaatselijke jeugd zich in een internetcafé/cd-winkel/ijssalon aan de hoofdstraat, de Azatamartikneri Poghots, 'de weg van de overwinnaars'. Als Masis (14), die verwikkeld is in het nieuwste computerschietspel uit Rusland, een vraag aan de president van Karabach mocht stellen dan wist hij het wel. ,,Ik zou vragen wanneer we oorlog gaan voeren,'' zegt hij stoer, terwijl hij zijn blik op het beeldscherm gericht houdt. Iedereen moet lachen.
Even later komt Eduard (19) vertellen dat niet alle Karabachers er zo over denken. Het gesprek wordt verstoord door een tank die op een oplegger langs komt denderen. Eduard glimlacht. Geboren en getogen in Stepanakert heeft hij de verschrikkingen van de oorlog meegemaakt. Natuurlijk wil hij niet opnieuw oorlog. Maar: ,,Iedereen zal zijn geboorteland verdedigen.'' Na lang nadenken: ,,Ja, de Azerbeidzjanen ook waarschijnlijk. Het is niet anders.''
Zelfs de doden lijken klaar voor een nieuwe oorlog. Op de oorlogsbegraafplaats, in de groene heuvels even buiten Stepanakert, liggen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de oorlog van de jaren negentig zij aan zij. In de grafsteen staat de beeltenis van de -overwegend jonge- mannen geëtst, allen in legerkledij. Sommigen houden hun kalasjnikov in de aanslag, anderen hebben hun hand aan de pin van een granaat.
Arkadi Choekassian werkte tijdens de oorlog als journalist. Nu is hij de president van Nagorno-Karabach. ,,Azerbeidzjan wil ons gebied terug hebben. Dit is onmogelijk en een weg naar oorlog,'' vertelt Choekassian vanuit zijn werkkamer in het presidentieel paleis. Zijn bureau is bedekt met paperassen. Maar liefst vijf telefoons staan de president ter beschikking. Dat zijn er rijkelijk veel voor een president van een bergstaatje van 150 duizend inwoners, dat bovendien, op Armenië na, door geen enkel ander land wordt erkend.
Aangezien Azerbeidzjan Nagorno-Karabach beschouwt als bezet gebied weigert het te onderhandelen met Choekassian. De -zeer voorzichtige- onderhandelingen die worden gevoerd, gebeuren tussen Armenië en Azerbeidzjan. Dit tot woede van de president: ,,Azerbeidzjan moet ons een kans geven. En zij moeten concessies doen. Als wij al hun eisen zouden inwilligen zou dat neerkomen op totale overgave. Terwijl wij de oorlog gewonnen hebben! Wij zijn bereid tot concessies. Wij hebben geen taboes: opgeven van de bufferzone, terugkeer van Azerbeidzjaanse vluchtelingen: alles is bespreekbaar. Maar Bakoe moet ons erkennen als onafhankelijke staat: daar draait het allemaal om.'' Dat grote broer Armenië op dit moment de besprekingen namens Karabach voert zint de president evenmin: ,,Dit is niet constructief. Uiteindelijk beslissen wij daar over, en niet Armenië'', merkt hij korzelig op.
Vanuit een idealistisch oogpunt ligt vrede binnen handbereik, vanuit pragmatisch oogpunt is dat een ander verhaal, denkt Choekassian. ,,Nu haten wij elkaar. Op deze manier kun je twee landen niet samenbrengen. Maar op een gegeven moment zal de Azerbeidzjaanse regering beseffen dat wij Karabach nooit terug zullen geven, en dat beide landen belang bij vrede hebben, alleen al vanuit economisch perspectief.''
Dertig kilometer buiten Stepanakert krijgen de abstracte woorden 'bufferzone' en 'vluchtelingenprobleem' een concrete betekenis. Hier, in de stad Agdam, woonden ooit honderdduizend Azerbeidzjanen. Tijdens de oorlog zijn zij verdreven. Vervolgens is de stad leeggeplunderd, tot aan de daken toe. Wat overbleef zijn huizen zonder daken, de afgelopen tien jaar overwoekerd met seringen.
Het enige gebouw dat nog een dak heeft is de moskee in het centrum. Een herder houdt er zijn koeien, hij is als een van de weinigen op straat. In de verte halen drie mannen waterleidingbuizen uit de grond en gooien ze in een truck.
Bij de herdenking van de genocide van de Turken op de Armeniërs had de historicus Vahakn Dadrian bitter opgemerkt: ,,Hoewel de Turken de Eerste Wereldoorlog verloren, hebben zij uiteindelijk ons gebied bezet. In feite hebben zij gewonnen. Zij hebben de luxepositie om de genocide te ontkennen. Als de nazi's de oorlog hadden gewonnen, hadden zij de holocaust ook niet erkend. Dat is de macht van de winnaars van een oorlog.'' Ditmaal zijn de etnische Armeniërs van Nagorno-Karabach de winnaars. Het is de vraag wat zij met hun luxepositie gaan doen.
Copyright: Brandt Corstius, Jelle
Nagorno-Karabach is klaar voor de oorlog
door Jelle Brandt Corstius
Midden in Azerbeidzjan ligt een Armeense enclave: het bergstaatje Nagorno-Karabach (150000 inwoners). De twee landen strijden sinds 1989 om het gebied. Onderhandelingen liepen tot nog toe op niets uit. Een nieuwe uitbarsting van geweld hangt in de lucht.
De weg van Armenië naar Stepanakert, de hoofdstad van Nagorno-Karabach is de levensader van de bergstaat. Vliegverkeer is sinds het eind van de oorlog niet meer mogelijk. Elk vliegtuig dat opstijgt uit Stapanakert wordt resoluut neergehaald door de Azerbeidzjaanse luchtmacht. En dus perst alles en iedereen zich door de corridor die door bezet berggebied kronkelt.
Nergens staat een bordje, maar het is duidelijk voelbaar als het minibusje Armenië verlaat en de zogenaamde 'bufferzone' inrijdt: Azerbeidzjaans gebied rondom de enclave dat tijdens de oorlog is bezet. Elf jaar verwaarlozing van de weg doet het busje en alle passagiers heen en weer schieten als de chauffeur probeert de gaten te vermijden, of op en neer als hij daar niet in slaagt.
Een van de passagiers in het busje is Rita Petrosian, die in Stepanakert werkt als ballistisch deskundige bij het leger. ,,Kort gezegd zorg ik ervoor dat de granaten de plaats van bestemming bereiken,'' vertelt ze. In de sovjetperiode werkte zij in een zijdefabriek, waar ook veel Azeri's werkten.
Tot aan de oorlog had zij nooit problemen met Azerbeidzjan. En ook nu heeft zij geen haatgevoelens. ,,Ik heb twee zoons: de een heeft zijn twee jaar dienstplicht al gedaan, de ander moet nog. Ik denk dat elke moeder vreest voor de levens van haar zoon, en om die reden wil geen enkele moeder oorlog. Het zal niet anders zijn voor Azerbeidzjaanse moeders.''
Even later vertelt ze dat zij haar zoon, toen hij twee jaar werd, een pistool in zijn handen drukte 'voor het gevoel'. En dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Vol trots vertelt ze dat hij vorige week op de testbaan dertien van de vijftien keer raak schoot. ,,Begrijp me niet verkeerd: ik wil echt dat er vrede komt, maar we moeten klaar zijn voor een nieuwe oorlog'', vertelt Petrosian.
In Stepanakert verzamelt de plaatselijke jeugd zich in een internetcafé/cd-winkel/ijssalon aan de hoofdstraat, de Azatamartikneri Poghots, 'de weg van de overwinnaars'. Als Masis (14), die verwikkeld is in het nieuwste computerschietspel uit Rusland, een vraag aan de president van Karabach mocht stellen dan wist hij het wel. ,,Ik zou vragen wanneer we oorlog gaan voeren,'' zegt hij stoer, terwijl hij zijn blik op het beeldscherm gericht houdt. Iedereen moet lachen.
Even later komt Eduard (19) vertellen dat niet alle Karabachers er zo over denken. Het gesprek wordt verstoord door een tank die op een oplegger langs komt denderen. Eduard glimlacht. Geboren en getogen in Stepanakert heeft hij de verschrikkingen van de oorlog meegemaakt. Natuurlijk wil hij niet opnieuw oorlog. Maar: ,,Iedereen zal zijn geboorteland verdedigen.'' Na lang nadenken: ,,Ja, de Azerbeidzjanen ook waarschijnlijk. Het is niet anders.''
Zelfs de doden lijken klaar voor een nieuwe oorlog. Op de oorlogsbegraafplaats, in de groene heuvels even buiten Stepanakert, liggen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de oorlog van de jaren negentig zij aan zij. In de grafsteen staat de beeltenis van de -overwegend jonge- mannen geëtst, allen in legerkledij. Sommigen houden hun kalasjnikov in de aanslag, anderen hebben hun hand aan de pin van een granaat.
Arkadi Choekassian werkte tijdens de oorlog als journalist. Nu is hij de president van Nagorno-Karabach. ,,Azerbeidzjan wil ons gebied terug hebben. Dit is onmogelijk en een weg naar oorlog,'' vertelt Choekassian vanuit zijn werkkamer in het presidentieel paleis. Zijn bureau is bedekt met paperassen. Maar liefst vijf telefoons staan de president ter beschikking. Dat zijn er rijkelijk veel voor een president van een bergstaatje van 150 duizend inwoners, dat bovendien, op Armenië na, door geen enkel ander land wordt erkend.
Aangezien Azerbeidzjan Nagorno-Karabach beschouwt als bezet gebied weigert het te onderhandelen met Choekassian. De -zeer voorzichtige- onderhandelingen die worden gevoerd, gebeuren tussen Armenië en Azerbeidzjan. Dit tot woede van de president: ,,Azerbeidzjan moet ons een kans geven. En zij moeten concessies doen. Als wij al hun eisen zouden inwilligen zou dat neerkomen op totale overgave. Terwijl wij de oorlog gewonnen hebben! Wij zijn bereid tot concessies. Wij hebben geen taboes: opgeven van de bufferzone, terugkeer van Azerbeidzjaanse vluchtelingen: alles is bespreekbaar. Maar Bakoe moet ons erkennen als onafhankelijke staat: daar draait het allemaal om.'' Dat grote broer Armenië op dit moment de besprekingen namens Karabach voert zint de president evenmin: ,,Dit is niet constructief. Uiteindelijk beslissen wij daar over, en niet Armenië'', merkt hij korzelig op.
Vanuit een idealistisch oogpunt ligt vrede binnen handbereik, vanuit pragmatisch oogpunt is dat een ander verhaal, denkt Choekassian. ,,Nu haten wij elkaar. Op deze manier kun je twee landen niet samenbrengen. Maar op een gegeven moment zal de Azerbeidzjaanse regering beseffen dat wij Karabach nooit terug zullen geven, en dat beide landen belang bij vrede hebben, alleen al vanuit economisch perspectief.''
Dertig kilometer buiten Stepanakert krijgen de abstracte woorden 'bufferzone' en 'vluchtelingenprobleem' een concrete betekenis. Hier, in de stad Agdam, woonden ooit honderdduizend Azerbeidzjanen. Tijdens de oorlog zijn zij verdreven. Vervolgens is de stad leeggeplunderd, tot aan de daken toe. Wat overbleef zijn huizen zonder daken, de afgelopen tien jaar overwoekerd met seringen.
Het enige gebouw dat nog een dak heeft is de moskee in het centrum. Een herder houdt er zijn koeien, hij is als een van de weinigen op straat. In de verte halen drie mannen waterleidingbuizen uit de grond en gooien ze in een truck.
Bij de herdenking van de genocide van de Turken op de Armeniërs had de historicus Vahakn Dadrian bitter opgemerkt: ,,Hoewel de Turken de Eerste Wereldoorlog verloren, hebben zij uiteindelijk ons gebied bezet. In feite hebben zij gewonnen. Zij hebben de luxepositie om de genocide te ontkennen. Als de nazi's de oorlog hadden gewonnen, hadden zij de holocaust ook niet erkend. Dat is de macht van de winnaars van een oorlog.'' Ditmaal zijn de etnische Armeniërs van Nagorno-Karabach de winnaars. Het is de vraag wat zij met hun luxepositie gaan doen.
Copyright: Brandt Corstius, Jelle