PDA

Bekijk Volledige Versie : "We mogen studenten universiteit niet als religieuze analfabeten de wereld insturen"



Marsipulami
04-06-05, 13:25
Nieuwe Leuvense rector gaat voor "K"

"We mogen studenten niet als religieuze analfabeten de wereld insturen"

Geplaatst op 4/6 '05 om 0:26u
Door Theo Borgermans (Bron: Tertio)



LEUVEN (RKnieuws.net) - Met Marc Vervenne krijgt de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) voor het eerst sinds monseigneur Albert Descamps, halfweg de jaren zestig, weer een theoloog als rector. Hoe kijkt Vervenne aan tegen de ‘K’ van zijn universiteit? En hoe verhouden geloof, leergezag en wetenschappelijk onderzoek zich tot elkaar? Het christelijk weekblad Tertio legde die vragen voor aan de nieuwe rector die het in een spannende verkiezing haalde van zijn opponent kerkjurist Rik Torfs.

Merkwaardig toch dat in de laatste ronde precies een theoloog en een kerkjurist tegenover elkaar stonden. Mag je weer geloven aan de KU Leuven?

"Ik weet niet of je het zo moet zien. In de ogen van velen was ik evenveel vice-rector als theoloog. Maar nu je het zegt: toen ik vier jaar geleden vice-rector werd, beweerden sommigen: ‘tot daar aan toe, maar tot rector schopt een theoloog het nooit’. En kijk.’’

Raakt het geloof uit de taboesfeer? Ziet u een kentering?

"Ik denk het wel. In mijn contacten binnen de universiteit voel ik hoe geloof en levensbeschouwing bespreekbaar zijn. Ik herinner me een gesprek in een klinische afdeling met een niet-gelovige wetenschapper. ‘Als niet-gelovige voel ik mij hier thuis, maar ik verwacht ook van een katholieke universiteit dat ze zegt wat ze te zeggen heeft,’ zei hij tot slot. Dat is interessant. Het komt mij voor dat het onbehagen over de ‘K’ zich oplost.’’

De Nederlandse universiteiten van Nijmegen en Tilburg lieten nochtans de voorbije jaren hun katholieke etiket vallen. Maar u wil die ‘K’ opnieuw invullen, zei u vorige week aan De Morgen. Hoe dan?

"Ik vond de overgang in Nijmegen naar ‘Radbouduniversiteit’, wat verwijst naar een lokale heilige, een beetje krakkemikkig. En Tilburg verwijst nu in een ondertiteltje naar zijn afkomst. Dat is ook niet erg geslaagd.

Het gaat mij niet om de ‘K’ op zich. Die staat er pas vanaf 1834 in de specifieke context van de negentiende-eeuwse verzuiling. Van die verzuilde benadering moeten we af. Het zijn vooral mensen buiten de universiteit die het daar moeilijk mee hebben, omdat zij nog vasthangen aan het confessionele beeld van een katholieke universiteit.

Hier en daar leeft er nog wel een schaamtegevoel over de ‘K’. Internationaal zouden we ons volgens sommigen veeleer moeten profileren als ‘University of Louvain’. Dat is voor mij geen punt. De vrees bestaat dat je internationaal niet voor vol wordt aangezien omdat je katholiek bent. Maar is dat wel zo? De medische faculteit van de universiteit van Pamplona, een volbloed Opus Dei-instelling, heeft een uitstekende reputatie. Uiteindelijk telt de kwaliteit van je onderzoek en onderwijs.’’

De ‘K’ mag dus blijven, maar waarvoor staat ze?

"In ieder geval niet alleen voor ‘kwaliteit’. Elke universiteit is het zichzelf verplicht kwaliteitsvol te zijn. De ‘K’ staat voor het katholieke karakter. Dat betekent ten eerste dat het in deze academische ruimte toegelaten is expliciet je geloof te belijden. Een universitaire parochie kan een kleine kern zijn, maar ze is geen vreemde eend in de bijt. Uiteraard met respect voor andere levensbeschouwingen.

Ten tweede wijs ik op het belang van de theologische faculteit. Daar kunnen het geloof en de christelijke traditie wetenschappelijk worden getoetst en bevraagd. Dat is iets unieks, want de theologie is – naast de geloofszin van de gelovigen en het leergedrag – een volwaardige bron van waarheid in de kerk. Als je niet meer vrij zou mogen nadenken, zit je met een probleem. Want vrij nadenken is al sinds de Middeleeuwen de essentiële opdracht voor de universiteit.’’

In uw beleidstekst verwijst u ook naar de ‘evangelische waarden’. Wat bedoelt u daarmee?

"Dat is een derde punt voor de invulling van het katholieke karakter. Het betekent dat je de evangelische waarden, die vaak zeer tegendraads zijn, een plaats geeft. Concreet: dat je bij je personeelsbeleid bijvoorbeeld naast puur bedrijfseconomische criteria ook kijkt naar de menselijkheid. Of dat je bij je onderzoek naast de centrale plaats voor de gezondheidszorg ook aandacht hebt voor thema’s die aansluiten bij het maatschappelijke debat en die soms schijnbaar ‘nutteloos’ zijn. Ik denk aan de prioriteiten van de millenniumtop in New York. Zo hielden we vier jaar geleden samen met de UCL een symposium over schuldenlastverminderingen voor arme landen. Dat had concrete politieke impact.’’

Welke plaats is er voor het transcendente?

"Dat element is het moeilijkste. Je durft het in het kader van de wetenschapsbeoefening amper uitspreken. En toch. Hoe ver je ook in de wetenschap gaat, ergens stuit je altijd op een grens. Want de mens is niet de maker van zichzelf. Ik merk dat dit besef in de exacte of biomedische wetenschappen diep leeft bij professoren en wetenschappers, en dat zijn heus geen ‘watjes’. Het is een Job-gevoel: op een bepaald moment moet je je hand op je mond leggen en zwijgen.’’

Op onderwijsvlak is er het vak ‘Religie, zingeving en levensbeschouwing’ (RZL). Hoe belangrijk is dat?

"Belangrijk is dat dit in alle opleidingen wordt gegeven. Ik heb daar sterk voor gepleit toen ik decaan was van de Faculteit godgeleerdheid. Ik vond dat we als katholieke universiteit onze studenten niet als religieuze analfabeten de wereld mochten insturen. Zij moeten daar als intellectuelen minstens over kunnen nadenken, want er bestaat veel naïviteit en domheid op dat vlak. Dat vak is geen catechese, het gaat erom wetenschappelijk met geloofsvraagstukken bezig te zijn.

Ikzelf heb aan dat vak de beste herinneringen. Vooral de gesprekken op de mondelinge examens blijven me bij, niet het minst met islamitische of niet-gelovige studenten. Ik herinner mij een moslim die zei dat hij door dat vak respect heeft gekregen voor andere levensbeschouwingen en ook voor het eerst kritisch leerde nadenken over zijn eigen godsdienst. Dan hebben wij ons doel bereikt.’’

Hoe speelt u in op die bestaande pluraliteit? Doet een katholieke universiteit wel recht aan de vraag naar ‘actief pluralisme’?

"Het gaat erom je eigen levensbeschouwelijke overtuiging niet weg te moffelen. Het katholieke karakter slaat op het universele, zoals in de geloofsbelijdenis. Dat valt niet samen met het puur institutionele. Het betekent ook dat er aan onze universiteit ruimte moet zijn voor veel visies en meningen, ook levensbeschouwelijke. Als we dat mogelijk maken, bereiken we iets dat recht doet aan het katholieke karakter, in de echte zin van het woord. Nogmaals, we moeten niet blijven haperen aan het woord ‘katholiek’, maar kijken welke lading die vlag dekt.’’

Toch behoudt de universiteit een structurele band met de rooms-katholieke kerk. De bisschoppen maken deel uit van de inrichtende macht, de kardinaal is grootkanselier.

"De institutionele band tussen de universiteit als vrije academische instelling en het kerkelijke instituut is uitstekend. Onze grootkanselier en bisschoppen zijn verstandige mensen die de universiteit de volle vrijheid geven. Zij moeien zich niet, maar voelen zich mee verantwoordelijk. Belangrijk is dat zij vinden dat de universiteit echt universiteit moet zijn. Dat kan natuurlijk veranderen als de samenstelling van het bisschoppencollege wijzigt.’’

Want Rome kijkt kritisch toe. Paus Benedictus XVI heeft eerder duidelijke standpunten ingenomen die soms tot wrijvingen leidden met wie pleit voor de vrijheid van het onderzoek. Gaat u de dialoog aangaan?

"Ik ben daar pragmatisch in. Ik geloof in dialoog en overleg. Als die dialoog vastloopt, kun je uiteindelijk met een groot probleem zitten. In ieder geval vind ik dat je als universiteit geen verraad kunt plegen aan je fundamentele zending om aan onbevangen en kritisch vrij onderzoek te doen. Daarbij komt dat de overheid ons subsidieert en daarvoor kwaliteitsvol onderzoek en onderwijs in de plaats verwacht.’’

Het kerkelijke gezag is vierkant tegen experimenten met menselijke embryo’s, zoals dat bijvoorbeeld in het stamcelonderzoek gebeurt. Dat leidde onlangs nog tot een dispuut met de UCL (franstalige universiteit van Leuven).

"Ook hier geloof ik in de dialoog. Veel hangt af van wie je concrete gesprekspartners zijn en van wie er aan het hoofd staat van de betrokken congregatie. Ik hoop alleen maar dat ze in Rome de moeite doen om zich in te leven in de maatschappelijke context waarin wij aan onderzoek en onderwijs moeten doen. Anders gaan we grote problemen tegemoet en dat zou bijzonder jammer zijn.

Als universiteit moet je niet uitdagen, maar wel in dialoog treden met de kerk waar je een institutionele band mee hebt. Ik ben wat dat betreft niet van plan bij de pakken te blijven zitten.’’

In deze tijd ondergaat de maatschappelijke positie van de kerk een grote mutatie. Hoe kijkt u daar tegenaan? Welke rol is er voor de Leuvense universiteit weggelegd?

"Ik ben geen pessimist. De kerk heeft haar vroegere machtspositie verloren, maar dat is daarom geen slechte evolutie. We moeten er wel voor opletten niet ten onder te gaan aan naïviteit, aan simplistische geloofs- of kerkvoorstellingen. Het intellectuele debat moet gevoed blijven.

Ik verwijs naar Frankrijk: de secularisatie ging daar snel, maar het intellectuele en spirituele leven van de katholieken behield er altijd een hoog niveau. Daar kunnen wij van leren. Dat geldt trouwens ook voor de liturgie: in de kerken in Parijs voel je je echt gedragen door de rituelen van de beproefde liturgie.

Onze theologische faculteit kan helpen bij het intellectuele debat. Het doet me plezier dat de faculteit de afgelopen tien jaar zeer professioneel werd in haar onderzoek en onderwijs. Dat zie je aan de middelen die ze krijgt van het Fonds voor wetenschappelijk onderzoek (FWO) of van de Bijzondere onderzoeksfondsen (Bof). Er gebeurt ernstig onderzoek en dat komt ook haar positie in de hele universiteit ten goede. Ik zie ook heil in de samenwerking met het Hoger instituut voor wijsbegeerte.

Dit is een gunstige tijd voor de kerk, want het is het uur van de waarheid. Een kerk als de Franse is weliswaar zeer arm geworden, maar inhoudelijk zeer solide. Daar moeten wij ook naar toe.’’ (tb)