PDA

Bekijk Volledige Versie : De huishoudster van de pastoor



Marsipulami
07-06-05, 16:00
Eeuwige figurante achter de pastoor


Geplaatst op 7/6 '05 om 8:36u
Door Theo Borgermans (Bron: Trouw)


UTRECHT (RKnieuws.net) - Een pastoor moet beschikbaar zijn voor zijn parochianen en zich niet gebonden voelen aan vrouw en kinderen. Toch vallen priesters wel degelijk terug op vrouwen voor de verzorgende en koesterende functie. Welke voldoening vinden vrouwen in hun rol achter de coulissen? Trouw publiceerde het eerste deel van een tweeluik over figurantes in de rk kerk. Het gaat over de huisgenotes van meneer pastoor.


Sinds 35 jaar is Judith Goesten (1943) de huisgenote van emeritus-pastoor Frans Receveur (1928).

"Ik kende Frans via mijn werk als psychiatrisch verpleegkundige. Toen hij mij vroeg of ik bij hem in de pastorie kwam wonen en werken, heb ik ja gezegd. Ik wilde het wel proberen. Natuurlijk heb ik nagedacht over het celibaat. Ik was 27. Voor ons is het celibaat een keuze geweest, we hebben het altijd gerespecteerd, maar we vinden allebei dat het verplichte celibaat afgeschaft zou moeten worden. Die tijd is voorbij. Allebei vonden we dat ik niet alleen de huishouding moest doen, maar me ook moest verdiepen in het pastorale werk. Ik ben nu, samen met vrijwilligers, verantwoordelijk voor de kinder- en jongerencatechese.

Ik ben één keer naar de door het bisdom georganiseerde bijeenkomst voor huisgenotes geweest. Die viel me niet mee. De dag begon met een eucharistieviering met monseigneur Simonis als voorganger. Hij vroeg of wij konden raden welke lezing hij had uitgekozen. Een paar vrouwen zeiden braaf: ’De lezing over Martha en Maria’. Dat klopte. In die preek werd uiteengezet hoe wij dienstbaar konden zijn aan de pastoor. Inhoudelijk had ik van zo’n dag meer verwacht.

Het bisdom zorgt slecht voor huisgenotes. Na 40 dienstjaren krijg je 200 euro pensioen. Zoveel dienstjaren had ik nog niet toen Frans met emeritaat ging. Ik ben dus weer gaan werken in de zorg. Inmiddels krijg ik een WAO-uitkering, gebaseerd op het laatstverdiende loon. Dit is bijna drie keer zoveel als ik ooit op een pastorie verdiend heb.

Na het overlijden van de pastoor moet een huisgenote maar zien hoe ze een andere pastorie of ander werk vindt. Ik weet dat één huisgenote, zonder opleiding, scholen is gaan schoonmaken.

Frans en ik hebben een testament waarmee de langstlevende alles erft van de ander. Priesters konden het beter overmaken aan het bisdom, suggereerde het bisdom zelf. ’Huisgenotes krijgen toch een pensioen!’ Het komt mij allemaal als nogal vrouwonvriendelijk voor. Maar ik lig er niet meer wakker van. De parochiebesturen waren mijn werkgevers. Zij hebben mij altijd wel gewaardeerd.

Als het celibaat wordt opgeheven is dat, denk ik, een verlies van macht ten gunste van vrouwen.

Wij moeten zoveel mogelijk de ’dienstmaagd des Heren’ blijven. Het is waar: ook al zijn vrouwen daar boos over, toch blijven ze rennen. Maar het gaat mij uiteindelijk niet om de kerk als instituut maar om het werk aan de basis.

En om Frans. Samen hebben wij iets kunnen opbouwen. We zijn er allebei gelukkig in. Tot op de dag van vandaag.’’

Dieny Veltmaat (1942) is meer dan veertig jaar huishoudster op een pastorie. Ze is huisgenote van pastoor Henk Jacobs (1937) in Keijenborg.

"Ik kwam uit een dorp. Als oudste van 15 kinderen had ik niks voor mezelf. Een middelbare school zat er niet in, want ik moest meehelpen thuis.

En dan ben je ineens ’tweede meisje’ op de pastorie van de deken van Utrecht. Dat was een openbaring.

Ik woonde naast kardinaal Alfrink en hoorde ineens bij een club mannen die wat te vertellen hadden in de wereld.

Het was midden in de roerige jaren zestig, de tijd van het pastorale concilie. Ik zag de consternatie toen priesters gingen trouwen, soms met hele jonge meisjes. Dan had zo’n priester ineens andere kleren aan. Drama’s waren dat voor de familie.

Voor mijn deken was het ook moeilijk: er ging een nieuwe generatie priesters verloren.

Natuurlijk had ik graag willen trouwen. Maar de deken zei telkens: ’Ik laat je pas los als het een hele goeie is.’ Die kwam natuurlijk nooit.

Vooral als mijn zussen met hun baby’tjes kwamen logeren was dat moeilijk, hoor. Dan stond ik bij zo’n bedje en dacht: waarom zij wel? Maar de vrijheid was ook heerlijk.

Een vrouw op de pastorie is belangrijk. Mensen durven narigheid sneller aan mij te vertellen dan aan de pastoor. Dan zeg ik: ’Zal ik het de pastoor vertellen? Dan komt hij vast wel langs.’

Ook een pastoor zelf heeft vrouwelijke aandacht nodig. Het celibaat is heilig, maar ’s avonds moet hij dingen van zich af kunnen praten. Ik ken verschillende pastorieën waar geen vrouw is. Zo’n man alleen vereenzaamt dan vaak. Dat is zo verdrietig.

Inmiddels zijn veel interessante huishoudsterstaken overgenomen door vrijwilligers en een parochiesecretariaat.

We zijn teruggedouwd naar het aanrecht. Dat heeft veel tranen bij huisgenotes gekost. Dan kwam daar een betaalde kracht terwijl jijzelf een minimumsalaris had. Zelf heb ik hier gelukkig de zorg rond overledenen in de aula op me kunnen nemen.

Veel huisgenotes vallen na de dood van de pastoor in een gat. De post houdt op en er komt niemand meer, dus ze weten niets meer over hun oud-collega’s. Dat is toch anders dan als je echtgenoot met pensioen gaat. Dit was ook jouw eigen werk. Ik moet er niet aan denken dat wij elkaar na Henks pensioen kwijt zouden raken. Als het kan dan zouden we graag in mijn geboorteplaats Raalte gaan wonen. Ik ben altijd mee verhuisd met Henk. Hij zegt: ’Nu loop ik achter jou aan’.’’