Juliette
15-06-05, 11:28
Patrick Loobuyck
15/06/2005
De holebi-adoptie, de uitspraken van de Paus, het Italiaanse referendum over kunstmatige bevruchting: als iemand vanuit gelovige hoek een standpunt inneemt over de 'ethische' thema's in de politiek, gaan de humanistische tegenstanders in de tegenaanval. Maar seculier is ook niet hetzelfde als neutraal, schrijft Patrick Loobuyck.
In het najaar van 2004 zorgden de uitlatingen van de Italiaanse kandidaat-eurocommissaris Rocco Buttiglione voor opschudding. De uitspraak dat hij homofilie persoonlijk 'zondig' vond, maar dat deze opvatting geen weerslag zou hebben op zijn beleid, heeft hem als Europees Commissaris onaanvaardbaar gemaakt. Nog meer consternatie ontstaat als de katholieke kerk bij monde van de paus euthanasie, abortus en het homohuwelijk verwerpt. Ook de recente rooms-katholieke oproep aan de Italianen om het referendum over kunstmatige bevruchting te boycotten blijkt erg omstreden.
Levensbeschouwelijk geïnspireerde uitspraken worden snel gebrandmerkt als politieke uitspraken die de scheiding tussen kerk en staat met voeten treden en de democratie ondermijnen. Het is echter nog maar de vraag of het zo'n vaart loopt. De discussie is verwarrend en het is goed een aantal zaken scherp te stellen.
Onder druk van de secularisering is een consensus ontstaan dat er op het politieke forum geen plaats is voor religieus geïnspireerde standpunten. Verwijzingen naar levensbeschouwingen zouden conservatief, onkritisch en dogmatisch zijn. De argumenten om levensbeschouwingen hun plaats in het publieke debat te ontzeggen zijn echter niet overtuigend. De standpunten van Rome over seksuele moraal zijn inderdaad conservatief, maar op andere vlakken zijn progressieve geluiden te horen. Religieuze standpunten zijn niet noodzakelijk conservatief en seculiere standpunten niet noodzakelijk progressief. Levensbeschouwelijke standpunten zijn ook niet noodzakelijk dooddoeners, ze kunnen een constructieve bijdrage leveren aan de democratische dialoog. Bovendien kunnen ook niet-religieuze (fundamentalistische) verwijzingen naar Marx, Hitler of absolute eigendomsrechten discussies verlammen. De kritiek snijdt dus pas hout als ze zich herformuleert als een kritiek op elk gebruik van autoriteitsargumenten dat niet voor verder kritisch onderzoek en dialoog openstaat.
Ook de kritiek dat godsdienstige argumentaties enkel op onkritische gehoorzaamheid insisteren, schiet tekort. Het gaat voorbij aan een belangrijke Thomistische denkstroming die stelt dat gelovigen op basis van de rede morele kennis kunnen hebben. Mensen kunnen vanuit hun geweten de wil van God op het spoor komen. De bijbel en de geloofstraditie hoeven dus het denken niet te vervangen, maar 'geven te denken'.
Het is bovendien onmogelijk en onwenselijk de publieke discussies te zuiveren van levensbeschouwelijke waarden. Er zijn tal van domeinen waarover men niet 'neutraal' kan debatteren. Individuen kunnen in publieke debatten niet zomaar afstand doen van hun levensbeschouwing, en dat geldt zowel voor gelovigen als vrijzinnigen. Wie gelooft dat het menselijke leven dat we van God hebben gekregen, begint bij de conceptie, kan daar in de publieke discussie niet zomaar abstractie van maken. Maar ook vrijzinnigen steunen - meestal impliciet - op een waardegeladen mens- en wereldbeeld. De 'seculiere' argumenten worden echter voorgesteld als 'neutrale' argumenten, terwijl ze ook door een particulier wereld- en mensbeeld zijn bepaald. Als vrijzinnigen hun wereldbeeld mogen laten spelen, waarom zouden gelovigen dat dan niet mogen doen?
Het is daarom beter te spreken van een 'pluralistische', dan van een 'neutrale' publieke rede. Vanuit democratisch perspectief is er geen bezwaar tegen levensbeschouwelijke standpunten in een debat dat aan wetgeving voorafgaat. Maar als er eenmaal voor een bepaald beleid gekozen is, kan de overheid dat beleid niet legitimeren door te verwijzen naar één levensbeschouwing. De legitimering van beleid gebeurt hoofdzakelijk door te verwijzen naar het pluralistisch democratisch proces waar dat beleid het resultaat van is.
Expliciet godsdienstige of (seculier) levensbeschouwelijke standpunten zijn niet per definitie ondemocratisch en niet per definitie een schending van de scheiding tussen kerk en staat. Het principe wordt enkel overtreden als kerkelijke instanties de democratisch tot stand gekomen wetten niet willen erkennen; of wanneer de politieke overheid zich gaat bemoeien met de geloofsinhoud van een religie. Je kunt de demarche van de katholieke kerk naar aanleiding van het bio-ethisch debat in Italië betreuren en er tegen argumenteren, maar ze overtreedt niet noodzakelijk de regels van de democratie.
Een heksenjacht tegen het gebruik van religieuze argumentaties is misplaatst. Of argumenten en standpunten religieus of seculier gefundeerd zijn, is op zich niet belangrijk. Vanuit democratisch oogpunt is het belangrijk of de argumenten en standpunten zich in het democratisch proces willen inschakelen en compatibel zijn met de principes, rechten en praktijken van de rechtstaat. Het probleem is dus niet dat er religieuze argumenten worden gebruikt, maar de manier waarop dit soms gebeurt.
De democratische publieke ruimte vereist geen neutrale standpunten, wel een democratische houding ten aanzien van de eigen standpunten. Deze democratische houding betekent luisterbereidheid, de ander als capabele gesprekspartner beschouwen, aanvaarden dat anderen van mening kunnen verschillen en bereid zijn het eigen standpunt op een begrijpelijke manier toe te lichten.
Patrick Loobuyck
(De auteur is als moraalfilosoof verbonden aan de UGent.)
Copyright | De Standaard Online 2005
15/06/2005
De holebi-adoptie, de uitspraken van de Paus, het Italiaanse referendum over kunstmatige bevruchting: als iemand vanuit gelovige hoek een standpunt inneemt over de 'ethische' thema's in de politiek, gaan de humanistische tegenstanders in de tegenaanval. Maar seculier is ook niet hetzelfde als neutraal, schrijft Patrick Loobuyck.
In het najaar van 2004 zorgden de uitlatingen van de Italiaanse kandidaat-eurocommissaris Rocco Buttiglione voor opschudding. De uitspraak dat hij homofilie persoonlijk 'zondig' vond, maar dat deze opvatting geen weerslag zou hebben op zijn beleid, heeft hem als Europees Commissaris onaanvaardbaar gemaakt. Nog meer consternatie ontstaat als de katholieke kerk bij monde van de paus euthanasie, abortus en het homohuwelijk verwerpt. Ook de recente rooms-katholieke oproep aan de Italianen om het referendum over kunstmatige bevruchting te boycotten blijkt erg omstreden.
Levensbeschouwelijk geïnspireerde uitspraken worden snel gebrandmerkt als politieke uitspraken die de scheiding tussen kerk en staat met voeten treden en de democratie ondermijnen. Het is echter nog maar de vraag of het zo'n vaart loopt. De discussie is verwarrend en het is goed een aantal zaken scherp te stellen.
Onder druk van de secularisering is een consensus ontstaan dat er op het politieke forum geen plaats is voor religieus geïnspireerde standpunten. Verwijzingen naar levensbeschouwingen zouden conservatief, onkritisch en dogmatisch zijn. De argumenten om levensbeschouwingen hun plaats in het publieke debat te ontzeggen zijn echter niet overtuigend. De standpunten van Rome over seksuele moraal zijn inderdaad conservatief, maar op andere vlakken zijn progressieve geluiden te horen. Religieuze standpunten zijn niet noodzakelijk conservatief en seculiere standpunten niet noodzakelijk progressief. Levensbeschouwelijke standpunten zijn ook niet noodzakelijk dooddoeners, ze kunnen een constructieve bijdrage leveren aan de democratische dialoog. Bovendien kunnen ook niet-religieuze (fundamentalistische) verwijzingen naar Marx, Hitler of absolute eigendomsrechten discussies verlammen. De kritiek snijdt dus pas hout als ze zich herformuleert als een kritiek op elk gebruik van autoriteitsargumenten dat niet voor verder kritisch onderzoek en dialoog openstaat.
Ook de kritiek dat godsdienstige argumentaties enkel op onkritische gehoorzaamheid insisteren, schiet tekort. Het gaat voorbij aan een belangrijke Thomistische denkstroming die stelt dat gelovigen op basis van de rede morele kennis kunnen hebben. Mensen kunnen vanuit hun geweten de wil van God op het spoor komen. De bijbel en de geloofstraditie hoeven dus het denken niet te vervangen, maar 'geven te denken'.
Het is bovendien onmogelijk en onwenselijk de publieke discussies te zuiveren van levensbeschouwelijke waarden. Er zijn tal van domeinen waarover men niet 'neutraal' kan debatteren. Individuen kunnen in publieke debatten niet zomaar afstand doen van hun levensbeschouwing, en dat geldt zowel voor gelovigen als vrijzinnigen. Wie gelooft dat het menselijke leven dat we van God hebben gekregen, begint bij de conceptie, kan daar in de publieke discussie niet zomaar abstractie van maken. Maar ook vrijzinnigen steunen - meestal impliciet - op een waardegeladen mens- en wereldbeeld. De 'seculiere' argumenten worden echter voorgesteld als 'neutrale' argumenten, terwijl ze ook door een particulier wereld- en mensbeeld zijn bepaald. Als vrijzinnigen hun wereldbeeld mogen laten spelen, waarom zouden gelovigen dat dan niet mogen doen?
Het is daarom beter te spreken van een 'pluralistische', dan van een 'neutrale' publieke rede. Vanuit democratisch perspectief is er geen bezwaar tegen levensbeschouwelijke standpunten in een debat dat aan wetgeving voorafgaat. Maar als er eenmaal voor een bepaald beleid gekozen is, kan de overheid dat beleid niet legitimeren door te verwijzen naar één levensbeschouwing. De legitimering van beleid gebeurt hoofdzakelijk door te verwijzen naar het pluralistisch democratisch proces waar dat beleid het resultaat van is.
Expliciet godsdienstige of (seculier) levensbeschouwelijke standpunten zijn niet per definitie ondemocratisch en niet per definitie een schending van de scheiding tussen kerk en staat. Het principe wordt enkel overtreden als kerkelijke instanties de democratisch tot stand gekomen wetten niet willen erkennen; of wanneer de politieke overheid zich gaat bemoeien met de geloofsinhoud van een religie. Je kunt de demarche van de katholieke kerk naar aanleiding van het bio-ethisch debat in Italië betreuren en er tegen argumenteren, maar ze overtreedt niet noodzakelijk de regels van de democratie.
Een heksenjacht tegen het gebruik van religieuze argumentaties is misplaatst. Of argumenten en standpunten religieus of seculier gefundeerd zijn, is op zich niet belangrijk. Vanuit democratisch oogpunt is het belangrijk of de argumenten en standpunten zich in het democratisch proces willen inschakelen en compatibel zijn met de principes, rechten en praktijken van de rechtstaat. Het probleem is dus niet dat er religieuze argumenten worden gebruikt, maar de manier waarop dit soms gebeurt.
De democratische publieke ruimte vereist geen neutrale standpunten, wel een democratische houding ten aanzien van de eigen standpunten. Deze democratische houding betekent luisterbereidheid, de ander als capabele gesprekspartner beschouwen, aanvaarden dat anderen van mening kunnen verschillen en bereid zijn het eigen standpunt op een begrijpelijke manier toe te lichten.
Patrick Loobuyck
(De auteur is als moraalfilosoof verbonden aan de UGent.)
Copyright | De Standaard Online 2005