Juliette
21-07-05, 14:38
TE NAIMA OF TE LATEN. Ik beken: ik ben moro
Naima Albdiouni
16/07/2005
ARABISCH nationalisme? Arabisch rationalisme zou veel wijzer zijn. Zeker wanneer je het Marokkaanse volk tot de Arabieren wenst te rekenen.
Wat betekent nationalisme tegenwoordig nog? De Basken streven met geweld naar hun onafhankelijkheid, er rotsvast van overtuigd dat 'het Baskische' helemaal iets anders is dan 'het Spaanse'. Ik beschouw Spanje als een van mijn vaderlanden. Wanneer ik voet zet op Spaanse bodem, voel ik me thuiskomen, opnieuw ademend, levend, in vrede met alles in en rondom mij.
Mijn geschiedenis en die van mijn voorouders heeft zich door de eeuwen heen van de ene plaats naar de andere verschoven. Toen de Moren het nog voor het zeggen hadden in een toen nog niet verenigd Spanje, tierden de kunsten welig, vierden de wetenschappen, architectuur en vertalingen hoogtij. Joden, moslims en christenen leefden zij aan zij, bekleedden ieder hun eigen rol in de samenleving.
De joden stonden financieel zeer sterk, inden de belastingen, hadden (en hebben nog steeds) een hoofd voor zaken. Voor veel christenen was dat een doorn in het oog. De Arabieren (moros) stonden bekend als ijverige handarbeiders. Wisselwerkingen tussen de culturen onderling waren zeer uit den boze. Proselitisme en 'vermenging van bloed' werden zwaar bestraft.
Toen Boabdil in 1492 de sleutels van Granada aan de christenen overhandigde, brak de hel los. De christenen streefden ernaar hun land tot het meest christelijke te maken van de wereld en voerden de onmenselijke Inquisitie in. Met de jaren werden de wetten strenger tot onleefbaar. Je had niet erg veel keus: bekeren of oprotten. De 'nieuwe christenen' werden met een scheef oog bekeken, voor geen haar vertrouwd. Terecht, want thuis zetten de bekeerlingen hun tradities voort en beoefenden ze hun 'oude' geloof tussen de vier muren van hun woonst.
Bekeringen van alle slag maakten hun entree, samen met nieuwe identiteiten. Tot de christenen besloten om al die 'onzuiverheden van bloed' weg te jagen als waren ze kakkerlakken. De joden waren niets anders gewend en pakten hun hele hebben en houden om andere landen te gaan verrijken met hun filosofie, cultuur en kennis. Joden en moslims, al dan niet bekeerd, vluchtten naar Parijs, Antwerpen, Londen, New York, Tanger, Tetouan, Marrakesj, Casablanca, Fes en Rabat.
Wanneer ik een handelaar in een boetiekje in Fes spreek en in zijn lichtgroene of helderblauwe ogen kijk, kan ik het niet helpen te denken: wie of wat ben je? Niet om een stempel te drukken op zijn persoon en zijn vrijheid als individu te beknotten. Eerder uit fascinatie. Want we zijn niet wie we denken te zijn. En we zullen het nooit zeker weten.
Paperassen zijn als sneeuw voor de zon verdwenen tijdens kolonisaties en dictaturen die verkleed als monarchieën naar het bal gingen. Achteraf gezien zijn het net die smeltkroes van invloeden en die verdrijving die Marokko zo'n boeiend land maken. De mensen halen je soms het bloed onder de nagels vandaan, maar met wat humor en ironie relativeer je zelfs de grootste klootzak. Zekerheden zijn zeldzamer dan zeldzaam.
Ik koester de twijfel, wentel me in die onzekerheid, beschouw die mogelijkheid van 'onzuiverheid van bloed' als een van mijn grootste troeven. Ik ben een migrant in hart en nieren, ben aan geen enkel land gehecht, weet me overal aan te passen. Mijn familie is een goed voorbeeld van die verscheidenheid. De ene kant van de familie is meer dan bemiddeld en vertoeft in jetsetkringen. Aan de andere kant zijn het oorspronkelijk boeren, die nu bekendstaan als harde werkers die zich hebben opgewerkt in twee generaties tijd.
Wanneer ik door de straten van Tanger kuier, voel ik me een dief. Ik steel handelingen van anderen, hun woorden duiken weer op in verhalen, vinden een nieuw leven bij personages die allesbehalve fictief zijn. Ik ben zeer dankbaar voor die polarisatie in mijn familie en het feit dat mijn vader emigreerde. (Hij gaf les en werd als student in Club Med door een Belgische industrieel uitgenodigd om in Antwerpen te gaan werken.) Die migratie, dat constante heen en weer reizen, fysiek en mentaal, houdt mijn geest scherp. Ik spreek vijf talen, meet me in iedere taal een nieuwe identiteit aan, pas me aan aan hun uitspraak. In Tanger zijn ze ervan overtuigd dat ik (door mijn kleding) uit Casablanca kom. Ik spreek het dialect van Tanger als een rasechte bewoner, loop over straat met een gemak van iemand die er al eeuwen rondloopt.
Tijd is relatief en identiteit is een abstractie. Bind me vast, druk een stempel op me en ik veeg hem weer van mijn voorhoofd. De vrijheid waar ik denk over te beschikken is wellicht fictief, maar is nationalisme dat ook niet?
Wordt vervolgd.
Naima Albdiouni debuteert dit jaar als romanschrijfster bij Meulenhoff-Manteau.
Copyright | De Standaard Online 2005
Naima Albdiouni
16/07/2005
ARABISCH nationalisme? Arabisch rationalisme zou veel wijzer zijn. Zeker wanneer je het Marokkaanse volk tot de Arabieren wenst te rekenen.
Wat betekent nationalisme tegenwoordig nog? De Basken streven met geweld naar hun onafhankelijkheid, er rotsvast van overtuigd dat 'het Baskische' helemaal iets anders is dan 'het Spaanse'. Ik beschouw Spanje als een van mijn vaderlanden. Wanneer ik voet zet op Spaanse bodem, voel ik me thuiskomen, opnieuw ademend, levend, in vrede met alles in en rondom mij.
Mijn geschiedenis en die van mijn voorouders heeft zich door de eeuwen heen van de ene plaats naar de andere verschoven. Toen de Moren het nog voor het zeggen hadden in een toen nog niet verenigd Spanje, tierden de kunsten welig, vierden de wetenschappen, architectuur en vertalingen hoogtij. Joden, moslims en christenen leefden zij aan zij, bekleedden ieder hun eigen rol in de samenleving.
De joden stonden financieel zeer sterk, inden de belastingen, hadden (en hebben nog steeds) een hoofd voor zaken. Voor veel christenen was dat een doorn in het oog. De Arabieren (moros) stonden bekend als ijverige handarbeiders. Wisselwerkingen tussen de culturen onderling waren zeer uit den boze. Proselitisme en 'vermenging van bloed' werden zwaar bestraft.
Toen Boabdil in 1492 de sleutels van Granada aan de christenen overhandigde, brak de hel los. De christenen streefden ernaar hun land tot het meest christelijke te maken van de wereld en voerden de onmenselijke Inquisitie in. Met de jaren werden de wetten strenger tot onleefbaar. Je had niet erg veel keus: bekeren of oprotten. De 'nieuwe christenen' werden met een scheef oog bekeken, voor geen haar vertrouwd. Terecht, want thuis zetten de bekeerlingen hun tradities voort en beoefenden ze hun 'oude' geloof tussen de vier muren van hun woonst.
Bekeringen van alle slag maakten hun entree, samen met nieuwe identiteiten. Tot de christenen besloten om al die 'onzuiverheden van bloed' weg te jagen als waren ze kakkerlakken. De joden waren niets anders gewend en pakten hun hele hebben en houden om andere landen te gaan verrijken met hun filosofie, cultuur en kennis. Joden en moslims, al dan niet bekeerd, vluchtten naar Parijs, Antwerpen, Londen, New York, Tanger, Tetouan, Marrakesj, Casablanca, Fes en Rabat.
Wanneer ik een handelaar in een boetiekje in Fes spreek en in zijn lichtgroene of helderblauwe ogen kijk, kan ik het niet helpen te denken: wie of wat ben je? Niet om een stempel te drukken op zijn persoon en zijn vrijheid als individu te beknotten. Eerder uit fascinatie. Want we zijn niet wie we denken te zijn. En we zullen het nooit zeker weten.
Paperassen zijn als sneeuw voor de zon verdwenen tijdens kolonisaties en dictaturen die verkleed als monarchieën naar het bal gingen. Achteraf gezien zijn het net die smeltkroes van invloeden en die verdrijving die Marokko zo'n boeiend land maken. De mensen halen je soms het bloed onder de nagels vandaan, maar met wat humor en ironie relativeer je zelfs de grootste klootzak. Zekerheden zijn zeldzamer dan zeldzaam.
Ik koester de twijfel, wentel me in die onzekerheid, beschouw die mogelijkheid van 'onzuiverheid van bloed' als een van mijn grootste troeven. Ik ben een migrant in hart en nieren, ben aan geen enkel land gehecht, weet me overal aan te passen. Mijn familie is een goed voorbeeld van die verscheidenheid. De ene kant van de familie is meer dan bemiddeld en vertoeft in jetsetkringen. Aan de andere kant zijn het oorspronkelijk boeren, die nu bekendstaan als harde werkers die zich hebben opgewerkt in twee generaties tijd.
Wanneer ik door de straten van Tanger kuier, voel ik me een dief. Ik steel handelingen van anderen, hun woorden duiken weer op in verhalen, vinden een nieuw leven bij personages die allesbehalve fictief zijn. Ik ben zeer dankbaar voor die polarisatie in mijn familie en het feit dat mijn vader emigreerde. (Hij gaf les en werd als student in Club Med door een Belgische industrieel uitgenodigd om in Antwerpen te gaan werken.) Die migratie, dat constante heen en weer reizen, fysiek en mentaal, houdt mijn geest scherp. Ik spreek vijf talen, meet me in iedere taal een nieuwe identiteit aan, pas me aan aan hun uitspraak. In Tanger zijn ze ervan overtuigd dat ik (door mijn kleding) uit Casablanca kom. Ik spreek het dialect van Tanger als een rasechte bewoner, loop over straat met een gemak van iemand die er al eeuwen rondloopt.
Tijd is relatief en identiteit is een abstractie. Bind me vast, druk een stempel op me en ik veeg hem weer van mijn voorhoofd. De vrijheid waar ik denk over te beschikken is wellicht fictief, maar is nationalisme dat ook niet?
Wordt vervolgd.
Naima Albdiouni debuteert dit jaar als romanschrijfster bij Meulenhoff-Manteau.
Copyright | De Standaard Online 2005