Wide-O
27-08-05, 08:46
Criminologen Burssens en Daems over de Antwerpse huiscontroles
Wetenschappelijk verantwoord binnenvallen
,,Alle hedendaagse criminologische studies geven me gelijk'', roept Antwerps schepen Dirk Grootjans uit bij de verdediging van zijn deur-aan-deurcontroleproject. Een boude uitspraak, waarbij Dieter Burssens en Tom Daems, zelf criminologen, heel wat bedenkingen hebben.
HET rommelt weer in Antwerpen. Het X-tra-project dat deel uitmaakt van het Stadsplan Veilig en dat systematische deur-aan-deurcontroles in probleemwijken in het vooruitzicht stelt, wordt fel onder vuur genomen door de privacycommissie. De doelstellingen van het project zijn zowel sociaal als repressief van aard en dus onverenigbaar, zo luidt het harde verdict (DS 25 augustus) . De gegevensinzameling en -verwerking moeten noodzakelijk en proportioneel zijn voor de nagestreefde doelen en daar knelt het schoentje: al te vaag geformuleerde doelstellingen maken het nu eenmaal onmogelijk om die toets van noodzakelijkheid en proportionaliteit te doorstaan.
De Antwerpse Veiligheidsschepen Dirk Grootjans (VLD) verweert zich fel om zijn geesteskind ongehavend uit de zoveelste brand te redden. Hij pareert de kritiek op de onduidelijke doelstellingen van het project met een verwijzing naar de nieuwe gemeentewet: ,,De nieuwe gemeentewet geeft ons de mogelijkheid om elke vorm van overlast aan te pakken.'' En daarvoor heeft Grootjans behoefte aan gegevens want, zo stelt hij, ,,Hoe kunnen wij aan sociale preventie doen als we geen gegevens hebben?'' Om die nood aan gegevens te rechtvaardigen, doet hij een beroep op de wetenschap: ,,Alle hedendaagse criminologische studies geven me trouwens gelijk''.
De redenering van Grootjans is aantrekkelijk, maar ook bedrieglijk eenvoudig. Bondig geformuleerd gaat ze als volgt. Volgens Grootjans stelt de criminologie dat je alleen aan preventie kunt doen als je over de nodige 'gegevens' beschikt. De gemeentelijke overheden hebben daarenboven een mandaat om aan preventie te doen. Dus als we verlangen dat het Antwerpse stadsbestuur krachtdadig optreedt tegen overlast en kleine criminaliteit, dan moet ze over de nodige 'gegevens' beschikken. Op die manier wekt Grootjans de indruk dat de deur-aan-deurcontroles noodzakelijk zijn voor een effectief beleid van 'sociale preventie'; ze schrijven zich in binnen het credo 'inzicht komt voor interventie'.
We hebben het moeilijk met de wijze waarop onze wetenschap in de redenering van Grootjans gemobiliseerd wordt. Ten eerste komt het weinig voor dat 'alle' hedendaagse criminologische studies iemand gelijk geven. Net als in andere wetenschappen bestaan ook in de criminologie heel wat verschillende opvattingen. Dat is niet slecht, dat brengt genuanceerdheid en beter gefundeerde theorievorming. Daarnaast is het moeilijk te achterhalen welke criminologische studies het hele project ten volle zouden ondersteunen. Het lijkt wel alsof Grootjans zich achter de rug van 'de' wetenschap wil verschuilen om de verdediging van zijn controversieel project kracht bij te zetten.
Wel, als wetenschappers én als criminologen, willen we dan graag even stilstaan bij een inhoudelijk argument dat Grootjans aanbrengt: zonder sociale gegevens geen sociale preventie. Het is waar dat veel criminologische wetenschappers dolgraag over meer gegevens willen beschikken om bijvoorbeeld delinquentie beter te begrijpen en nóg betere, al dan niet sociale, preventie-initiatieven te ontwikkelen. Maar wij kunnen ons niet voorstellen dat ook maar één rechtgeaard criminoloog daarbij zulke ingrijpende, stigmatiserende en (intentioneel) aan repressie gekoppelde dataverzamelingsmethodiek voor ogen zou hebben gehad. Ook wetenschappelijk onderzoek, zelfs als het beleidsgericht is, kent zijn grenzen.
Dat Grootjans het project als ,,sociale preventie'' beschrijft, doet ook de wenkbrauwen fronsen. Sociale preventie heeft ongetwijfeld zijn sterktes om bepaalde vormen van persisterende delinquentie tegen te gaan. Kort gezegd schuilt de kracht ervan in het heropnemen van mensen in onze samenleving en het tegengaan van verdere uitsluiting. Gouden regel daarbij is om, bij specifieke delictfenomenen en specifieke doelgroepen, net geen repressie of extra sancties aan de betrokkenen op te leggen. Dergelijke maatregelen duwen mensen nog dieper in de problemen en doen nóg meer teruggrijpen naar 'alternatieve' manieren om uit de problemen te geraken. Wij kunnen dan ook niet anders dan, in de lijn van het advies van de privacycommissie, te stellen dat sociale preventie en repressie, hoewel beide nuttige toepassingen kennen, niet samengaan.
De geplande huis-aan-huisbezoeken zijn ingrijpende maatregelen die binnendringen in het leven van bepaalde categorieën van mensen. Ze moeten dan ook uiterst zuinig en weloverwogen toegepast worden. Op zijn minst moeten de doelstellingen duidelijk zijn en moet het noodzakelijk karakter ervan aangetoond worden. De verwarrende verdediging van het project, waarbij moeilijke of zelfs onverenigbare doelstellingen worden opgeworpen, het inroepen van 'de' wetenschap als schuilmuur en het snelle verwijt aan het adres van de privacycommissie dat zij aan politiek zou doen, doet het ergste vermoeden wat betreft de 'zorgvuldige' afwegingen die aan de maatregel hadden moeten voorafgaan.
Dieter Burssens
en Tom Daems
(De auteurs zijn verbonden aan de afdeling strafrecht, strafvordering en criminologie van de KU Leuven.)
27/08/2005 Dieter Burssens
©Copyright De Standaard
Wetenschappelijk verantwoord binnenvallen
,,Alle hedendaagse criminologische studies geven me gelijk'', roept Antwerps schepen Dirk Grootjans uit bij de verdediging van zijn deur-aan-deurcontroleproject. Een boude uitspraak, waarbij Dieter Burssens en Tom Daems, zelf criminologen, heel wat bedenkingen hebben.
HET rommelt weer in Antwerpen. Het X-tra-project dat deel uitmaakt van het Stadsplan Veilig en dat systematische deur-aan-deurcontroles in probleemwijken in het vooruitzicht stelt, wordt fel onder vuur genomen door de privacycommissie. De doelstellingen van het project zijn zowel sociaal als repressief van aard en dus onverenigbaar, zo luidt het harde verdict (DS 25 augustus) . De gegevensinzameling en -verwerking moeten noodzakelijk en proportioneel zijn voor de nagestreefde doelen en daar knelt het schoentje: al te vaag geformuleerde doelstellingen maken het nu eenmaal onmogelijk om die toets van noodzakelijkheid en proportionaliteit te doorstaan.
De Antwerpse Veiligheidsschepen Dirk Grootjans (VLD) verweert zich fel om zijn geesteskind ongehavend uit de zoveelste brand te redden. Hij pareert de kritiek op de onduidelijke doelstellingen van het project met een verwijzing naar de nieuwe gemeentewet: ,,De nieuwe gemeentewet geeft ons de mogelijkheid om elke vorm van overlast aan te pakken.'' En daarvoor heeft Grootjans behoefte aan gegevens want, zo stelt hij, ,,Hoe kunnen wij aan sociale preventie doen als we geen gegevens hebben?'' Om die nood aan gegevens te rechtvaardigen, doet hij een beroep op de wetenschap: ,,Alle hedendaagse criminologische studies geven me trouwens gelijk''.
De redenering van Grootjans is aantrekkelijk, maar ook bedrieglijk eenvoudig. Bondig geformuleerd gaat ze als volgt. Volgens Grootjans stelt de criminologie dat je alleen aan preventie kunt doen als je over de nodige 'gegevens' beschikt. De gemeentelijke overheden hebben daarenboven een mandaat om aan preventie te doen. Dus als we verlangen dat het Antwerpse stadsbestuur krachtdadig optreedt tegen overlast en kleine criminaliteit, dan moet ze over de nodige 'gegevens' beschikken. Op die manier wekt Grootjans de indruk dat de deur-aan-deurcontroles noodzakelijk zijn voor een effectief beleid van 'sociale preventie'; ze schrijven zich in binnen het credo 'inzicht komt voor interventie'.
We hebben het moeilijk met de wijze waarop onze wetenschap in de redenering van Grootjans gemobiliseerd wordt. Ten eerste komt het weinig voor dat 'alle' hedendaagse criminologische studies iemand gelijk geven. Net als in andere wetenschappen bestaan ook in de criminologie heel wat verschillende opvattingen. Dat is niet slecht, dat brengt genuanceerdheid en beter gefundeerde theorievorming. Daarnaast is het moeilijk te achterhalen welke criminologische studies het hele project ten volle zouden ondersteunen. Het lijkt wel alsof Grootjans zich achter de rug van 'de' wetenschap wil verschuilen om de verdediging van zijn controversieel project kracht bij te zetten.
Wel, als wetenschappers én als criminologen, willen we dan graag even stilstaan bij een inhoudelijk argument dat Grootjans aanbrengt: zonder sociale gegevens geen sociale preventie. Het is waar dat veel criminologische wetenschappers dolgraag over meer gegevens willen beschikken om bijvoorbeeld delinquentie beter te begrijpen en nóg betere, al dan niet sociale, preventie-initiatieven te ontwikkelen. Maar wij kunnen ons niet voorstellen dat ook maar één rechtgeaard criminoloog daarbij zulke ingrijpende, stigmatiserende en (intentioneel) aan repressie gekoppelde dataverzamelingsmethodiek voor ogen zou hebben gehad. Ook wetenschappelijk onderzoek, zelfs als het beleidsgericht is, kent zijn grenzen.
Dat Grootjans het project als ,,sociale preventie'' beschrijft, doet ook de wenkbrauwen fronsen. Sociale preventie heeft ongetwijfeld zijn sterktes om bepaalde vormen van persisterende delinquentie tegen te gaan. Kort gezegd schuilt de kracht ervan in het heropnemen van mensen in onze samenleving en het tegengaan van verdere uitsluiting. Gouden regel daarbij is om, bij specifieke delictfenomenen en specifieke doelgroepen, net geen repressie of extra sancties aan de betrokkenen op te leggen. Dergelijke maatregelen duwen mensen nog dieper in de problemen en doen nóg meer teruggrijpen naar 'alternatieve' manieren om uit de problemen te geraken. Wij kunnen dan ook niet anders dan, in de lijn van het advies van de privacycommissie, te stellen dat sociale preventie en repressie, hoewel beide nuttige toepassingen kennen, niet samengaan.
De geplande huis-aan-huisbezoeken zijn ingrijpende maatregelen die binnendringen in het leven van bepaalde categorieën van mensen. Ze moeten dan ook uiterst zuinig en weloverwogen toegepast worden. Op zijn minst moeten de doelstellingen duidelijk zijn en moet het noodzakelijk karakter ervan aangetoond worden. De verwarrende verdediging van het project, waarbij moeilijke of zelfs onverenigbare doelstellingen worden opgeworpen, het inroepen van 'de' wetenschap als schuilmuur en het snelle verwijt aan het adres van de privacycommissie dat zij aan politiek zou doen, doet het ergste vermoeden wat betreft de 'zorgvuldige' afwegingen die aan de maatregel hadden moeten voorafgaan.
Dieter Burssens
en Tom Daems
(De auteurs zijn verbonden aan de afdeling strafrecht, strafvordering en criminologie van de KU Leuven.)
27/08/2005 Dieter Burssens
©Copyright De Standaard