PDA

Bekijk Volledige Versie : Opiniestuk Muskens over inruilen van christelijke voor islamitische feestdag



Marsipulami
10-10-05, 11:14
Bisschop Muskens: zijn wij naïef in onze dialoog met moslims?
Opiniestuk Mgr Muskens

Geplaatst op 10/10 '05 om 11:29u
Door Theo Borgermans (Bron: Centraal Weekblad)



BREDA (RKnieuws.net) - Onlangs verscheen binnen ons taalgebied een volumineuze studie van Andrew Wheatcroft onder de titel Ongelovigen; het conflict tussen het christendom en de islam. Zijn boek gaat over de vijandschap die al van het begin af aan tussen christendom en islam bestaat. In 638 wisten Arabische moslimsoldaten Jeruzalem te veroveren. Op de dag dat kalief Omar in een versleten kleed in de stad arriveerde om deze onder zijn hoede te nemen, sprak de patriarch van Jeruzalem, Sophronius, toen de kalief door de Heilig Grafkerk liep: “Voorwaar, dit is de gruwel der verwoesting op de heilige plaats waarover gesproken is door de profeet Daniël.”

Vanaf het eerste moment bestond er bij de christenen grote antipathie jegens de islam. Maximum Confessor, volgens sommigen de grootste theoloog die de Kerk ooit gekend heeft schreef over hen: “Ze gedragen zich als roofdieren, ook al zien ze eruit als mensen. Een van de felste polemisten was Johannes Damascenus (+750). Hij bestempelde de profeet Mohammed als de anti-christ. Zijn medechristenen vonden hem toch nog te gematigd. Na zijn dood werd hij op een synode in 754 veroordeeld omdat hij te saraceens gezind was en te veel sympathie aan de dag legde voor de islam. Deze gespannen houding is tot de dag van vandaag blijven bestaan.

Wheatcraft legt eenzijdig de nadruk op het conflict tussen beide godsdiensten. Andere auteurs als Herman Teule wijzen erop dat later christelijke theologen wel degelijk met islamieten in dialoog zijn getreden. Hij wijst op de Oost-Syrische patriarch Timotheus I, Elias van Nisibis en Abraham van Tiberias. Abraham van Tiberias leefde in de
negende eeuw. De islamitische emir van Jeruzalem nodigde hem uit om hem het christendom te presenteren. Ze spreken samen over de voorwaarden om tot een oprechte dialoog te komen. Beide partners komen tot de conclusie dat, om echt met elkaar te kunnen spreken, beiden de ziel moeten leegmaken. Wij zouden, aldus Teule, zeggen dat we moeten afzien van elk a priori ingenomen standpunt. Dan is pas echte ontmoeting mogelijk. Later in de westerse geschiedenis vinden we nog verschillende pogingen tot dialoog en samenwerking. Zo verdiepte in de twaalfde eeuw de befaamde abt van Cluny, Petrus Venerabilis, zich in de islam. Hij liet zelfs de koran vertalen. Deze vertaling werd vervaardigd in Toledo, een van de grote centra in Spanje waar moslimgeleerden, Joden en Christenen samenwerkten om bronnen van de westerse cultuur in het Latijn te vertalen.

Gecompliceerd beeld

De geschiedenis laat een gecompliceerd beeld zien. Periodes van vreedzaam samenleven worden afgewisseld door tijdvakken van strijd. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) heeft de katholieke Kerk resoluut de weg van de dialoog gekozen. Het concilie spreekt met hoogachting over de islam. “De Kerk ziet ook met waardering naar de moslims, die de ene God aanbidden, de levende en uit zichzelf bestaande, de barmhartige en almachtige, de Schepper van hemel en aarde, die gesproken heeft tot de mensen.” staat letterlijk in de verklaring over de houding van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten (Nostra Aetate, 3). Het concilie spoort allen aan om zich, het verleden vergetend, ernstig toe te leggen op wederzijds begrip en in het belang van alle mensen de sociale rechtvaardigheid, de zedelijke goederen alsook vrede en vrijheid gezamenlijk te verdedigen en te bevorderen. De katholieke Kerk heeft sindsdien consequent deze lijn volgehouden. Paus Johannes-Paulus II beschouwde de islamieten als onze broeders. In 2001 bezocht hij de Omayaden-moskee in Damascus, een van de belangrijkste heiligdommen van de islam. Een bezoek aan Irak ging om politieke redenen niet door. Paus Benedictus XVI zet deze lijn van dialoog door. Tijdens de Wereldjongerendagen in Keulen had hij ook een ontmoeting met vertegenwoordigers van de islamitische gemeenschap in Duitsland. Hij keerde zich met nadruk tegen het terrorisme dat de onderlinge verhoudingen tussen de godsdiensten wil vergiftigen en riep christenen en islamieten op de waarden van wederzijdse eerbied, solidariteit en vrede te bekrachtigen.

Door te erkennen dat de persoon centraal staat kan men, aldus de paus, tot een gemeenschappelijke basis voor begrip komen en de explosieve kracht van de ideologieën neutraliseren. De paus erkent dat de betrekkingen tussen moslims en christenen niet altijd getekend zijn door wederzijds begrip. Hij wil echter zoeken naar de weg der verzoening en leren zo te leven dat iedereen de identiteit van de ander respecteert. De verdediging van de godsdienstvrijheid is in zijn ogen een permanente eis en respect voor minderheden een onbetwistbaar teken van de ware beschaving. Voor hem mag de interreligieuze en interculturele dialoog niet teruggebracht worden tot een vrijblijvende aangelegenheid. Hij vindt deze dialoog een wezenlijke noodzaak waarvan onze toekomst wezenlijk afhangt.

Aan ons is de opdracht om deze dialoog concreet vorm te geven. De ervaring leert dat deze dialoog niet allereerst over theologische onderwerpen moet gaan. We verschillend immers diepgaand over centrale geloofspunten als de Drie-eenheid en de plaats van Jezus Christus in het heilsbestel. De dialoog moet plaatsvinden in het gewone leven. Zelf heb ik lang in een islamitisch land mogen wonen. In Indonesië was het gebruikelijk dat christenen en moslims elkaars feesten vierden. Kerstmis was een nationale feestdag voor de gehele bevolking. Op die dag wensten de moslims de christenen geluk. Omgekeerd bezochten christenen moslims op het suikerfeest, wanneer de ramadan afgesloten werd. In ons bisdom zijn verschillende parochies op dit gebied actief. Zo ken ik een pastor die op zijn verjaardag de voorgangers van de islamitische gemeenschappen binnen zijn parochie uitnodigt. De parochie van Breda-Noord is op dit terrein vrij actief. Tijdens de Vredesweek is er een interreligieuze viering waarin de pastor en de iman samen voorgaan. Er is in die week ook een ontmoeting tussen de leerlingen van groep acht van zowel de katholieke als de islamitische basisschool. Zij spreken met elkaar over de verschillen tussen christendom, islam en boeddhisme. In deze wijk zijn de islamieten ook betrokken bij het project “Voor elkaar” bedoeld om de sociale samenhang in de wijk te versterken. In dit project zoeken de bewoners van de wijk samen naar oplossingen voor de sociale noden.

Deze initiatieven zijn niet genoeg. Ik pleit er dan ook voor een christelijke feestdag in te ruilen voor een islamitische (bijvoorbeeld het suikerfeest). Tweede Pinksterdag komt hiervoor het meest in aanmerking. Binnen de christelijke liturgie heeft deze dag geen betekenis meer. De Paastijd wordt immers op Pinksterzondag afgesloten. Met zo’n stap kunnen we het vertrouwen van de moslims winnen.
Dit vertrouwen is hard nodig in de komende tijd. We staan voor grote uitdagingen om vorm te geven aan een samenleving waarin twee culturen elkaar niet alleen gedogen maar ook met elkaar optrekken. In een vertrouwvol klimaat kunnen christenen en islamieten op zoek gaan naar datgene wat hen bindt en scheidt. Ze kunnen spreken over de relatie tussen de islam en geweld, de godsdienstvrijheid en de plaats van de vrouw binnen de islam. Omgekeerd mogen de moslims vragen stellen bij onze sexuele moraal en onze eigen godsdienstigheid. Zijn wij werkelijk mensen van gebed? Hebben wij wat over voor ons geloof? Samen worden wij uitgedaagd om vorm te geven aan ons geloof binnen een geseculariseerde wereld. De diepste ontmoetingen komen niet tot stand door discussie of debat maar als we onze ogen openen voor datgene wat ons bindt. Zowel christenen als moslims geloven in de barmhartigheid van God. Beiden vinden elkaar in de opdracht om aan een gewonde wereld de barmhartigheid van Gods gelaat te tonen. Dat wij geloven dat dit mogelijk is komt niet voort uit naïviteit maar uit het vertrouwen in de mogelijkheden van Gods Geest, aldus bisschop Martinus Muskens.