PDA

Bekijk Volledige Versie : Ware Geuzen zijn Turks noch Paaps.



Juliette
05-11-05, 14:11
Religies zijn wereldwijd bezig aan een remonte. Ze stellen vooral de uitgangspunten en gevolgen van de Verlichting in vraag en ondersteunen het conservatief reveil dat overal in de wereld zichtbaar wordt. Heel wat mensen staan wantrouwig tegenover de globalisering en verlangen weer naar het authentieke, het romantische, het geborgene. Daarmee staat de moderniteit volop ter discussie en komen de zelfverklaarde vrijzinnigen danig onder druk. In zijn boek Ware Geuzen zijn Turks noch Paaps gaat de filosoof Ludo Abicht in op de kritiek van groepen en mensen op het rationalisme, de maakbaarheid van de samenleving en het dogmatisme van het ‘politiek correcte denken’. De auteur gaat daarbij op zoek naar nieuwe grondslagen van het humanisme. Hij onderzoekt de concrete inhoud van het ‘actief pluralisme’ en de manier waarop universele waarden verzoend kunnen worden met de realiteit van de huidige levensbeschouwelijke diversiteit. Volgens Ludo Abicht loopt de nieuwe breuklijn niet zozeer tussen de verschillende culturen, religies en levensbeschouwingen, maar steeds meer tussen enerzijds dogmatici, fundamentalisten en fanatici, en anderzijds ‘vrijzinnigen’ binnen elke cultuur. Het wordt de hoogste tijd, aldus de auteur, dat vrije geesten, ‘vrijzinnigen aller levensbeschouwingen’ zich verenigen, om de toenemende onverdraagzaamheid en onverschilligheid tegen te gaan.


Ludo Abicht schuwt alvast geen moeilijke thema’s. Al in de inleiding haalt hij uit naar het politiek correcte denken dat de zelfkritische component uit het kritische denken van de linkse intellectuelen afvoerde. Hij wijst hierbij op het merkwaardige fenomeen dat vrijzinnige humanisten die zo lang gestreden hebben tegen almacht van de katholieke kerk, hun kritische zin verliezen als het over de islam gaat. ‘Men kan niet in het geval van het christendom een beroep doen op de rede en op de wetenschappelijke kritiek en tegelijkertijd voor de islam totaal andere normen hanteren’, zo schrijft hij. Hiermee zet hij zich duidelijk af tegen het cultuurrelativisme en pleit hij ervoor om de vrijheden die we voor onszelf opeisen en vanzelfsprekend vinden ook voor de anderen te verdedigen. Aansluitend komt hij op voor het atheïsme als een religieuze keuze. De auteur die veertig jaar geleden zelf de overstap maakte van een progressief christendom naar het atheïsme, maakt duidelijk dat de mens de zaken pas met de nodige afstand en het nodige begrip kan bekijken als hij zich vrij maakt van het geloof en de daarmee verbonden kerk. Dat betekent niet dat vrijzinnigen de waarheid in pacht hebben. Abicht wijst erop dat bij vrijzinnigen misschien minder dogmatisme schuilt maar dat het gevaar op amoraliteit groter is en dat de levensbeschouwelijke opdracht van de atheïst derhalve wezenlijk zwaarder is dan die van de gelovige. Dat klopt helemaal. Als ‘ongelovige’ kan men immers zijn verantwoordelijkheid niet ontlopen. Dat kunnen dogmatici wel, waarbij ze zich verbergen achter de bepalingen van een heilige tekst, de bevelen van een Führer of de richtlijnen van een Partij. Net het dogmatisme vormt de vruchtbaarste bodem voor onverschilligheid, terreur en immoraliteit.


Dit alles maakt dat ook atheïsten de taak hebben een levensbeschouwing op te bouwen die de tand van de kritiek kan weerstaan. Het atheïsme is voor de auteur dan ook ‘een rationele en wetenschappelijke als religieuze keuze en wel in die volgorde’. De grote vraag is dan ook of een ethiek zonder god mogelijk is? Abicht legt geduldig uit dat dit inderdaad kan. Het atheïsme, zo schrijft hij, ‘is een contract dat de mens met zichzelf en de andere mensen sluit om zo moreel mogelijk te leven’. Hiermee leunt de auteur sterk aan bij Kants Zum ewigen Frieden met zijn verlangen naar universele rechtvaardigheid. Dat betekent dat we de moed zullen moeten hebben om onze eigen privilegies af te bouwen. Ik denk hier aan de afschaffing van het protectionisme dat door zowat alle rijke landen wordt toegepast en de ontwikkeling in arme landen dermate stoort dat het moreel verwerpelijk is. Interessant is ook zijn voorbeeld van vrijzinnige ethiek, namelijk de plicht tot de waarheid of het verbod op liegen. Hij maakt duidelijk dat de waarheid nooit absoluut kan zijn en spoort aldus met het kritisch rationalisme van Karl Popper waarbij we onze hypotheses voortdurend moeten toetsen aan (zelf)kritiek. Op die manier gelooft Abicht dat het mogelijk is morele regels op te stellen zonder een beroep te doen op de religie. Een bijzonder moeilijke opdracht want, zoals gezegd, het verplicht de mens om zelf stelling in te nemen. Dat het kan bewijst het feit dat tijdens de oorlog mensen, op gevaar voor eigen leven, joden en politieke vluchtelingen beschermd hebben. Het leidt tot de scherpzinnige conclusie van Abicht dat ‘men geen Übermensch moet zijn om menselijk integer te handelen’.


In zijn bijdrage over de ‘interculturele context’ zet Ludo Abicht zich zowel af tegenover het monoculturalisme, waarbij hij waarschuwt voor onethische uitwassen en wetenschappelijke fouten, en het cultuurrelativisme dat hij beschouwt als ‘een van de ergste morele en intellectuele capitulaties van de postmoderniteit’. Hij pleit voor inlevingsvermogen en tolerantie in de denkwereld van de Ander, maar tegelijk voor structuren die de fundamentele rechten van het individu kunnen garanderen. ‘Als we het bestaansrecht en de vrije ontwikkeling van alle godsdienstige tradities willen verdedigen, kan dat fundament (voor een echt interculturele,menselijkere wereld) niet anders dan seculier humanistisch zijn. Dit komt overeen met het pleidooi van Paul Cliteur voor een universele seculiere moraal en het door liberalen nagestreefde ‘kosmopolitisch humanisme’. En daarmee opnieuw met Kant die de wereld als één gemeenschap zag, en vond dat de schending van fundamentele rechten en vrijheden op één plaats op alle plaatsen hetzelfde gevoeld zou moeten worden.


Ook in zijn bijdrage over ‘Identiteit, cultuur en traditie’ vaart Abicht een opvallend filosofisch liberale koers. Zo erkent hij het verschil tussen identiteit en traditie. Identiteit is toeval, iets wat je niet zelf gekozen hebt. De auteur kant zich tegen ‘de voorstanders van één vaste, onveranderlijke, essentialistische identiteit’. Daarmee wijst hij identiteit als zodanig niet af maar heeft het eerder over een ‘caleidoscoop’ waarbij naar gelang de omstandigheden het ene aspect van de identiteit primeert op een andere. Het grootste probleem ligt mijn inziens in de door een gezag toegekende of opgedrongen identiteit die dan als een molensteen rond de hals van een mens hangt en hem hindert om autonoom te zijn. In zijn boek De taal van de hartstocht waarschuwde Mario Vargas Llosa daar al voor. Achter elk pleidooi voor de verdediging van de identiteit van een groep vermoedt hij een complot tegen de individuele vrijheid. Collectieve identiteit is een vals begrip en zorgt voor ontmenselijking. Het vernedert de mens tot een mechanisch rader in een groter wiel. Nationale of regionale identiteiten eroderen door de toegenomen kansen om als individu kennis te nemen van andere zaken. Mensen vormen hun zelfbeeld niet langer alleen binnen een groep, het gezin of de school, maar steeds meer via persoonlijke contacten en ervaringen, muziek, films, literatuur, beeldende kunsten en reizen. Op die manier herkennen ze zich steeds minder in uniformiserende termen als een nationale of volksgebonden identiteit. Ieder van hen vormt zich een eigen identiteit die niet langer een vast gegeven blijft maar dagdagelijks wordt aangescherpt en bijgestuurd door het samenleven met anderen.


In zijn zoektocht naar een actueel vrijzinnig humanisme staat Ludo Abicht ook stil bij de belangrijke vraag naar de zin van de utopie. Een boeiende vraag, want door het misbruik dat van het utopische denken gemaakt is tijdens de vorige eeuw, lijkt elke nieuwe belangstelling voor de utopie een uiting van irrationalisme. De auteur verdedigt echter de stelling dat we ‘het begrip utopie en het utopische elan meer dan ooit nodig hebben in ons verzet tegen de propagandisten van de bestaande wereld als de enig redelijke en mogelijke’. Hij verwijst naar het socialisme als het laatste grote utopische project in de westerse wereld. Daarbij verdedigt hij ‘de hypothese dat Marx en zijn erfgenamen juist veel te weinig utopisch geweest zijn en daardoor onvermijdelijk in de fout moesten gaan’. Dit overtuigt niet. Het pure socialisme voorziet in het afschaffen van het privé bezit, socialisatie van de productiemiddelen en gemeenschappelijke voorziening in de behoeften van haar leden. Het willen bekomen van gelijkheid zal altijd gepaard gaan met dwang en ten koste gaan van de vrijheid. En staat bijgevolg in contrast met de door Ludo Abicht terechte opmerking dat we erover moeten ‘waken dat hun democratische streefdoel, nooit meer, zoals in het verleden gebeurd is, de totalitaire middelen heiligt’.


Dit betekent niet dat we aan ‘het einde van de geschiedenis’ zijn gekomen zoals Francis Fukuyama stelde. Ludo Abicht heeft wel degelijk gelijk dat we ‘het utopisch elan meer dan ooit nodig hebben in ons verzet tegen de propagandisten van de bestaande wereld als de enig redelijke en mogelijke’. Daarvoor is er teveel onaanvaardbare miserie, onrecht en geweld in de wereld. Het utopische elan kan echter alleen komen van het liberalisme en het individualisme. Inderdaad, de koppeling van vrijheid en rechtvaardigheid van het liberale humanisme en de autonomie en de zelfbeschikking van het individualisme zijn dé ultieme utopie. Ze zullen nooit finaal verwezenlijkt worden. Steeds zullen er krachten bestaan die de vrijheid, de rechtvaardigheid en de zelfbeschikking aan banden willen leggen. Het is juist vanuit het liberale Verlichtingsdenken dat daar tegenin gegaan moet worden. Tegen de onvermijdelijke dwang van het collectivisme, van het religieus conservatisme, van het marktfundamentalisme en van het volksnationalisme die elk op hun manier het individu willen onderdrukken. En dat kan enkel gebeuren door de stapsgewijze maar concrete verwezenlijking en verdediging van de fundamentele mensenrechten in gans de wereld.


We moeten ons hoeden voor de realisatie van utopieën die opnieuw gebaseerd zijn op de maakbaarheid van de mens. Die lessen zouden we toch moeten getrokken hebben uit de gebeurtenissen van de vorige eeuw. Daarom liever de weg die Karl Popper ons voorhoudt. “Als we de wereld niet opnieuw in het ongeluk willen storten, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven. Maar we moeten desondanks toch wereldverbeteraars blijven – maar bescheiden wereldverbeteraars. We moeten ons tevreden stellen met de nooit eindigende taak het lijden te verminderen, vermijdbaar kwaad te bestrijden, misstanden op te ruimen; en daarbij moeten we steeds de ogen open houden voor de onvermijdelijke ongewilde gevolgen van ons ingrijpen, die we nooit geheel kunnen voorzien en die maar al te vaak de balans van onze verbeteringen passief doet staan.”


We zullen het moeten halen met de kracht van de rede. In zijn slot roept Ludo Abicht de vrijzinnigen van alle levensbeschouwingen op om zich te verenigen en pleit hij voor een overgang van het passief pluralisme naar een actief pluralisme. Daarbij roept hij op tot meer aandacht voor diepreligieuze critici van de godsdienstwaanzin die wijzen op ‘het uiterst gevaarlijk misbruik dat de dogmatische leiders van allerlei etnisch nationalistische, expansionistische en autoritaire bewegingen van de godsdienst als propagandamiddel maken’. Zo zullen we zien dat de scheidingslijn niet loopt ‘tussen ondogmatische ongelovigen en dogmatische gelovigen, maar tussen dogmatici en vrijzinnigen binnen beide kampen’. In plaats van elkaar te stigmatiseren moeten we actief op zoek gaan naar humanistische en vrijzinnige bondgenoten in alle levensbeschouwingen en elkaar onderling ondersteunen, aldus de auteur. Al met al een doordacht antwoord tegen het doemdenken en het fanatisme, tegen de remonte van de romantiek, ja zelfs tegen de angst en de twijfel die de geesten van alsmaar meer mensen aantast. Het is een enthousiast en inspirerend pleidooi om de principes van de Verlichting verder uit te dragen.

Ludo Abicht, Ware Geuzen zijn Turks noch Paaps, VUB Press, 2005

Juliette
05-11-05, 14:13
We moeten ons hoeden voor de realisatie van utopieën die opnieuw gebaseerd zijn op de maakbaarheid van de mens. Die lessen zouden we toch moeten getrokken hebben uit de gebeurtenissen van de vorige eeuw. Daarom liever de weg die Karl Popper ons voorhoudt. “Als we de wereld niet opnieuw in het ongeluk willen storten, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven. Maar we moeten desondanks toch wereldverbeteraars blijven – maar bescheiden wereldverbeteraars. We moeten ons tevreden stellen met de nooit eindigende taak het lijden te verminderen, vermijdbaar kwaad te bestrijden, misstanden op te ruimen; en daarbij moeten we steeds de ogen open houden voor de onvermijdelijke ongewilde gevolgen van ons ingrijpen, die we nooit geheel kunnen voorzien en die maar al te vaak de balans van onze verbeteringen passief doet staan.”



:duim:

Juliette
05-11-05, 20:32
*up*