Orakel
29-11-05, 18:30
“We zien ons gesteld voor een kolossaal probleem! Over 10 jaar is meer dan de helft van de Amsterdamse bevolking Moslim en stel dat er dan sprake is van een gekozen burgermeesterschap…”.
Daar stokte zijn apocalyptische verhaal, waarvan hij het desastreuze vervolg mismoedig leek in te slikken.
Aan het woord is Frits Bolkenstein (in de uitzending van Buitenhof op 27-11-2005), prominent ere-lid van de VVD. Een positie die voorheen voor zichzelf sprake, maar ter discussie staat sinds Ayaan zich verslikte in de andere VVD-prominent; Hans Wiegel.
Deze uitspraak van Bolkenstein had de opmaat kunnen zijn naar het einde van de huidige liberale maskerade, waarin de VVD de klucht opvoert die de toeschouwer in de waan moet laten dat het een partij is die staat voor vrijheid en democratie.
In realiteit zijn die vrijheid en democratie echter slechts voorbehouden aan hen wiens bestaan voortvloeit uit de ‘judeo-christelijke’ historie van Nederland en daarmee is de VVD de facto verworden tot een partij die ‘etnisch-religieuse’ aristocratie voorstaat.
Met eerdergenoemde uitspraak verwoordt Bolkenstein namelijk glashelder de weg die de VVD sinds vier jaar heeft ingeslagen. Hij schets een politiek horrorscenario waarbij het einde der tijden eruit lijkt te bestaan dat Moslims tot eerste burger van een stad verkozen kunnen worden. Een Moslim als burgermeester! Als Ahmed Aboutaleb, Moslim en wethouder te Amsterdam, al aspiraties in die richting heeft, dan doet hij er goed aan dat die te ontplooien richting een college waar de VVD geen deel van uitmaakt.
En dan laten we het scenario waarbij een Moslim het tot minister-president schopt nog buiten beschouwing. We willen Bolkenstein immers niet onnodig angst aanjagen. Hij is per slot van rekening ere-lid van de VVD en die positie is nog niet zo inflatoir dat we hem nu al het Bijbelse en Hobbesiaanse monster Leviathan in het vooruitzicht moeten stellen. Wellicht kunnen we hem hierop voorbereiden door hem eerst het beeld van een vrouwelijke minister-president voor te houden.
Die ‘moeite’ hoeven we ons overigens niet te getroosten, want de VVD heeft op de ingeslagen weg een eigen Leviathan, een eigen monster reeds gevonden en de liberalen bestrijden dat monster, geheel conform de judeo-christelijke traditie, te vuur en te zwaard.
De vrijheid van onderwijs, zoals vervat in artikel 23 van de grondwet, is hen een gruwel, een liberale Moslim is voor hen net zo reëel als een eerlijke koopman of vrijzinnige dominee en de Islam is in haar kernwaarden gewelddadig en antidemocratisch. De panacee voor dit alles is volgens de liberalen van de VVD te vinden in de Verlichting. Volgens hen heeft de Islam nood aan een Reformatie, een Verlichting, aan ‘Verlichte denkers’, die als hedendaagse Spinoza’s, Voltaires en Rousseau’s de Islam verlossen uit haar duistere en beklemmende kerkers en in staat stellen de religieuze ketenen van zich te werpen.
Met deze ingeslagen weg is er bij de VVD of sprake van een trendbreuk, of ze zijn er volledig de weg kwijt. Want ondanks de historische verdeeldheid van de liberalen door de eeuwen heen, hadden de liberalen wel altijd een constante factor. Die bestond uit het pleidooi voor een terugtredende overheid en burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van godsdienst, persvrijheid en het recht van vereniging en vergadering.
Ogenschijnlijk huldigt men dit pleidooi nog steeds, want in het Liberaal Manifest stelt de partij:
“Ook in de liberale omgang met religie is het onderscheid tussen gevoelens en gedrag leidend. Wanneer religieuze beleving een gevaar wordt voor de openbare orde of voor het vreedzaam samenleven, dan grijpt de staat in uit naam van de tolerantie. De liberale strijd gaat tegen elke publieke vorm van religieuze intolerantie”.
Een Moslim als burgermeester als doembeeld schetsen en het Islamitisch onderwijs welhaast criminaliseren, ondanks anders uitwijzende onderzoeken van b.v. de onderwijsinspectie, getuigt niet van liberalisme. Het getuigt van a-religieuze intolerantie. De vraag die rijst is op welke bescherming de Islam, of iedere andere religie, kan rekenen als er onverhoopt ooit sprake mocht zijn van ‘liberale intolerantie’ en de ‘liberale strijd’ fundamentalistische vormen aanneemt.
Deze a-religieuze intolerantie lijkt voort te komen uit het verwrongen beeld dat men bij de VVD heeft van de Verlichting, waar in het Liberaal Manifest herhaaldelijk naar verwezen wordt.
Men verwart de scheiding tussen Kerk en Staat met de scheiding tussen Geloof en Politiek. Bolkenstein heeft in ieder geval last van die verwarring, getuige zijn uitspraak in het programma Buitenhof. Maar zolang hij maar juist stemt, zal die uitspraak hem niet zwaar aangerekend worden.
Als de liberalen echt schatplichtig zijn aan de Verlichting, dan doen zij er goed aan te rade te gaan bij de grondleggers ervan.
Voltaire bestreed namelijk niet de Godsdienst, maar de Kerk, welke hij verweet dat ze het volk niet een redelijk God toonde, maar eerder ‘een monster dat wij moeten haten’
Zijn bezwaar was dus dat de Kerk, in een ongekend fanatisme, God tot een kwaadaardig en bestraffend wezen had omgetoverd.
Voltaire was een overtuigd gelovige en vond dat God gekend kon worden door de Rede, een Rede die gevrijwaard was van ingeboezemde institutionele angsten, verstikkende dogma’s en verlammende schrikbeelden.
Daar kan de VVD dus op meerdere fronten iets van leren, zeker als overweegt dat Voltaire in een handleiding voor toekomstige heersers schreef:
“De natuur heeft U het bestaan van een hoger Wezen aangetoond; Uw hart moet u ingeven dat er een rechtvaardige God is” en “dat er een Opperwezen bestaat dat de misdaad bestraft zonder wreedheid en de goede daden beloont”, en volgens Voltaire heeft een dergelijke Godsgedachte “nut voor de instandhouding van staatskundige en maatschappelijke orde”;
“De maatschappij heeft dit beeld nodig; het volk heeft een Godsdienst nodig”.
“Als God niet bestond, zouden we hem moeten uitvinden”.
Spinoza deed, in zijn Theologisch Politiek Tractaat, uit de doeken hoe een staat zich dient te verhouden tot ‘De Kerk’, om daarmee een zekere vrijheid van denken te garanderen. Hij stelde dat de staat als taak had om de ongebreidelde macht van de kerk in te perken en daarmee de vrijheid van Godsdienstige en politieke overtuigingen te garanderen:
“Gesteld dat deze vrijheid zo onderdrukt zou kunnen worden en de mensen zo in de kluisters zouden liggen, dat ze het niet zouden wagen zich te bewegen zonder toestemming van de hogere machten, dan nog kan het toch nimmer zover komen dat zij alleen maar denken, wat hun door die machten wordt opgedragen".
Wel is de consequentie hiervan dat mensen in hun dagelijks leven anders gaan spreken dan zij denken. Daarmee zouden trouw en geloof, die binnen een staat onontbeerlijk zijn, het onderspit delven en overal zou alleen nog maar verachtelijke huichelarij en achterbaksheid zijn; en daaruit zouden bedrog en verderf van goede zeden voortkomen.
Kan men zich een groter ongeluk voor een staat voorstellen dan wanneer eerbare mannen als misdadigers het land worden uitgewezen, alleen maar omdat zij anders denken en niet tot huichelen in staat zijn?”
Gaandeweg de secularisatie heeft de kerk aan macht en gezag ingeboet en lijkt haar misprezen rol overgenomen te zijn door de huidige liberalen, die een Liberaal Tribunaal lijken te hebben opgericht waar alle andere mens- en maatschappijvisies zich voor dienen te verantwoorden en zich dienen te onderwerpen aan een religieuze dekolonisatie.
Daarmee beantwoordt de VVD aan een ander doemscenario waarvoor in de 19e eeuw al werd gewaarschuwd door Alexis de Toqueville, die nog steeds geroemd wordt over zijn beschrijving van de ideale liberale democratie in zijn boek ‘De la démocratie en Amérique’.
Hij waarschuwde ervoor het gevaar van democratie schuilt in de zachte tirannie van een regering van schoolmeesters die weten wat goed voor je is. Deze zachte tirannie, door hem als ‘fluwelen slavernij’ aangeduid omschreef hij als volgt:
“Aldus trekt de soeverein, door ieder individu één voor één in zijn machtige handen te nemen en iedereen naar eigen inzicht te kneden, zijn arm over de gehele samenleving uit. Hij bedekt haar oppervlakte met een netwerk van gedetailleerde, gecompliceerde nauwgezette, uniforme regels, waardoor de meest originele geesten en meest edele zielen zich geen weg kunnen banen om de massa te overstijgen. Hij breekt de wil niet, maar maakt hem zachter, buigt hem en geeft hem richting. Hij dwingt zelden iemand tot handelingen, maar stelt zich voortdurend op tegen iedere poging tot handelen op. Hij vernietigt niet, maar voorkomt dat dingen worden geboren. Hij tiranniseert niet, maar hindert, sluit compromissen, maakt slap, dooft, bedwelmt, en reduceert ieder natie uiteindelijk tot niets meer dan een kudde verlegen en arbeidzame dieren waarvan de overheid de herder is.”
Erelid van de VVD zou hij waarschijnlijk nooit geworden zijn, want De Toqueville merkte tevens op dat “het doeltreffendste middel om mensen te interesseren voor het lot van hun vaderland, is hen te laten deelnemen aan het bestuur daarvan.’’
Daar stokte zijn apocalyptische verhaal, waarvan hij het desastreuze vervolg mismoedig leek in te slikken.
Aan het woord is Frits Bolkenstein (in de uitzending van Buitenhof op 27-11-2005), prominent ere-lid van de VVD. Een positie die voorheen voor zichzelf sprake, maar ter discussie staat sinds Ayaan zich verslikte in de andere VVD-prominent; Hans Wiegel.
Deze uitspraak van Bolkenstein had de opmaat kunnen zijn naar het einde van de huidige liberale maskerade, waarin de VVD de klucht opvoert die de toeschouwer in de waan moet laten dat het een partij is die staat voor vrijheid en democratie.
In realiteit zijn die vrijheid en democratie echter slechts voorbehouden aan hen wiens bestaan voortvloeit uit de ‘judeo-christelijke’ historie van Nederland en daarmee is de VVD de facto verworden tot een partij die ‘etnisch-religieuse’ aristocratie voorstaat.
Met eerdergenoemde uitspraak verwoordt Bolkenstein namelijk glashelder de weg die de VVD sinds vier jaar heeft ingeslagen. Hij schets een politiek horrorscenario waarbij het einde der tijden eruit lijkt te bestaan dat Moslims tot eerste burger van een stad verkozen kunnen worden. Een Moslim als burgermeester! Als Ahmed Aboutaleb, Moslim en wethouder te Amsterdam, al aspiraties in die richting heeft, dan doet hij er goed aan dat die te ontplooien richting een college waar de VVD geen deel van uitmaakt.
En dan laten we het scenario waarbij een Moslim het tot minister-president schopt nog buiten beschouwing. We willen Bolkenstein immers niet onnodig angst aanjagen. Hij is per slot van rekening ere-lid van de VVD en die positie is nog niet zo inflatoir dat we hem nu al het Bijbelse en Hobbesiaanse monster Leviathan in het vooruitzicht moeten stellen. Wellicht kunnen we hem hierop voorbereiden door hem eerst het beeld van een vrouwelijke minister-president voor te houden.
Die ‘moeite’ hoeven we ons overigens niet te getroosten, want de VVD heeft op de ingeslagen weg een eigen Leviathan, een eigen monster reeds gevonden en de liberalen bestrijden dat monster, geheel conform de judeo-christelijke traditie, te vuur en te zwaard.
De vrijheid van onderwijs, zoals vervat in artikel 23 van de grondwet, is hen een gruwel, een liberale Moslim is voor hen net zo reëel als een eerlijke koopman of vrijzinnige dominee en de Islam is in haar kernwaarden gewelddadig en antidemocratisch. De panacee voor dit alles is volgens de liberalen van de VVD te vinden in de Verlichting. Volgens hen heeft de Islam nood aan een Reformatie, een Verlichting, aan ‘Verlichte denkers’, die als hedendaagse Spinoza’s, Voltaires en Rousseau’s de Islam verlossen uit haar duistere en beklemmende kerkers en in staat stellen de religieuze ketenen van zich te werpen.
Met deze ingeslagen weg is er bij de VVD of sprake van een trendbreuk, of ze zijn er volledig de weg kwijt. Want ondanks de historische verdeeldheid van de liberalen door de eeuwen heen, hadden de liberalen wel altijd een constante factor. Die bestond uit het pleidooi voor een terugtredende overheid en burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van godsdienst, persvrijheid en het recht van vereniging en vergadering.
Ogenschijnlijk huldigt men dit pleidooi nog steeds, want in het Liberaal Manifest stelt de partij:
“Ook in de liberale omgang met religie is het onderscheid tussen gevoelens en gedrag leidend. Wanneer religieuze beleving een gevaar wordt voor de openbare orde of voor het vreedzaam samenleven, dan grijpt de staat in uit naam van de tolerantie. De liberale strijd gaat tegen elke publieke vorm van religieuze intolerantie”.
Een Moslim als burgermeester als doembeeld schetsen en het Islamitisch onderwijs welhaast criminaliseren, ondanks anders uitwijzende onderzoeken van b.v. de onderwijsinspectie, getuigt niet van liberalisme. Het getuigt van a-religieuze intolerantie. De vraag die rijst is op welke bescherming de Islam, of iedere andere religie, kan rekenen als er onverhoopt ooit sprake mocht zijn van ‘liberale intolerantie’ en de ‘liberale strijd’ fundamentalistische vormen aanneemt.
Deze a-religieuze intolerantie lijkt voort te komen uit het verwrongen beeld dat men bij de VVD heeft van de Verlichting, waar in het Liberaal Manifest herhaaldelijk naar verwezen wordt.
Men verwart de scheiding tussen Kerk en Staat met de scheiding tussen Geloof en Politiek. Bolkenstein heeft in ieder geval last van die verwarring, getuige zijn uitspraak in het programma Buitenhof. Maar zolang hij maar juist stemt, zal die uitspraak hem niet zwaar aangerekend worden.
Als de liberalen echt schatplichtig zijn aan de Verlichting, dan doen zij er goed aan te rade te gaan bij de grondleggers ervan.
Voltaire bestreed namelijk niet de Godsdienst, maar de Kerk, welke hij verweet dat ze het volk niet een redelijk God toonde, maar eerder ‘een monster dat wij moeten haten’
Zijn bezwaar was dus dat de Kerk, in een ongekend fanatisme, God tot een kwaadaardig en bestraffend wezen had omgetoverd.
Voltaire was een overtuigd gelovige en vond dat God gekend kon worden door de Rede, een Rede die gevrijwaard was van ingeboezemde institutionele angsten, verstikkende dogma’s en verlammende schrikbeelden.
Daar kan de VVD dus op meerdere fronten iets van leren, zeker als overweegt dat Voltaire in een handleiding voor toekomstige heersers schreef:
“De natuur heeft U het bestaan van een hoger Wezen aangetoond; Uw hart moet u ingeven dat er een rechtvaardige God is” en “dat er een Opperwezen bestaat dat de misdaad bestraft zonder wreedheid en de goede daden beloont”, en volgens Voltaire heeft een dergelijke Godsgedachte “nut voor de instandhouding van staatskundige en maatschappelijke orde”;
“De maatschappij heeft dit beeld nodig; het volk heeft een Godsdienst nodig”.
“Als God niet bestond, zouden we hem moeten uitvinden”.
Spinoza deed, in zijn Theologisch Politiek Tractaat, uit de doeken hoe een staat zich dient te verhouden tot ‘De Kerk’, om daarmee een zekere vrijheid van denken te garanderen. Hij stelde dat de staat als taak had om de ongebreidelde macht van de kerk in te perken en daarmee de vrijheid van Godsdienstige en politieke overtuigingen te garanderen:
“Gesteld dat deze vrijheid zo onderdrukt zou kunnen worden en de mensen zo in de kluisters zouden liggen, dat ze het niet zouden wagen zich te bewegen zonder toestemming van de hogere machten, dan nog kan het toch nimmer zover komen dat zij alleen maar denken, wat hun door die machten wordt opgedragen".
Wel is de consequentie hiervan dat mensen in hun dagelijks leven anders gaan spreken dan zij denken. Daarmee zouden trouw en geloof, die binnen een staat onontbeerlijk zijn, het onderspit delven en overal zou alleen nog maar verachtelijke huichelarij en achterbaksheid zijn; en daaruit zouden bedrog en verderf van goede zeden voortkomen.
Kan men zich een groter ongeluk voor een staat voorstellen dan wanneer eerbare mannen als misdadigers het land worden uitgewezen, alleen maar omdat zij anders denken en niet tot huichelen in staat zijn?”
Gaandeweg de secularisatie heeft de kerk aan macht en gezag ingeboet en lijkt haar misprezen rol overgenomen te zijn door de huidige liberalen, die een Liberaal Tribunaal lijken te hebben opgericht waar alle andere mens- en maatschappijvisies zich voor dienen te verantwoorden en zich dienen te onderwerpen aan een religieuze dekolonisatie.
Daarmee beantwoordt de VVD aan een ander doemscenario waarvoor in de 19e eeuw al werd gewaarschuwd door Alexis de Toqueville, die nog steeds geroemd wordt over zijn beschrijving van de ideale liberale democratie in zijn boek ‘De la démocratie en Amérique’.
Hij waarschuwde ervoor het gevaar van democratie schuilt in de zachte tirannie van een regering van schoolmeesters die weten wat goed voor je is. Deze zachte tirannie, door hem als ‘fluwelen slavernij’ aangeduid omschreef hij als volgt:
“Aldus trekt de soeverein, door ieder individu één voor één in zijn machtige handen te nemen en iedereen naar eigen inzicht te kneden, zijn arm over de gehele samenleving uit. Hij bedekt haar oppervlakte met een netwerk van gedetailleerde, gecompliceerde nauwgezette, uniforme regels, waardoor de meest originele geesten en meest edele zielen zich geen weg kunnen banen om de massa te overstijgen. Hij breekt de wil niet, maar maakt hem zachter, buigt hem en geeft hem richting. Hij dwingt zelden iemand tot handelingen, maar stelt zich voortdurend op tegen iedere poging tot handelen op. Hij vernietigt niet, maar voorkomt dat dingen worden geboren. Hij tiranniseert niet, maar hindert, sluit compromissen, maakt slap, dooft, bedwelmt, en reduceert ieder natie uiteindelijk tot niets meer dan een kudde verlegen en arbeidzame dieren waarvan de overheid de herder is.”
Erelid van de VVD zou hij waarschijnlijk nooit geworden zijn, want De Toqueville merkte tevens op dat “het doeltreffendste middel om mensen te interesseren voor het lot van hun vaderland, is hen te laten deelnemen aan het bestuur daarvan.’’