PDA

Bekijk Volledige Versie : ’Jihad zou Augustinus aanspreken’



Marsipulami
30-11-05, 00:36
’Jihad zou Augustinus aanspreken’

Kussen Koran door paus Johannes Paulus II hoogtepunt toenadering katholieke Kerk tot islam

Geplaatst op 29/11 '05 om 17:25u
Door Eric Masseus (Bron: Katholiek Nieuwsblad)


(foto: AP)
AMSTERDAM (RKnieuws.net) - Hoewel je geen tijdschrift meer kunt openslaan of het gaat over de islam, is goede informatie schaars. Afgelopen week verscheen een nieuwe gids over de islam en de joods-christelijke traditie. De Amerikaanse expert Frank E. Peters treedt de islam open tegemoet, maar bakt geen zoete broodjes. Bij een debat in Amsterdam hadden Nederlandse deskundigen niets dan lof. Een verslag van de journalist Henk Rijkers in het Katholiek Nieuwsblad.

"Ben je je leven lang bezig het mooie van de islam uit te leggen, doen ze je dit aan!" Dat dacht Remke Kruk, toen zij op 11 september 2001 de beelden zag van de vliegtuigen die zich in de torens van het World Trade Centre boorden. Kruk, hoogleraar Arabisch in Leiden, spreekt in Felix Meritis in Amsterdam op het debat ter gelegenheid van de presentatie van het boek Islam en de joods-christelijke traditie van de Amerikaanse expert Frank E. Peters. Kruk sluit aan bij Peters’ gevoelens, die de aanval op het WTC niet op televisie zag, maar als ooggetuige vanaf zijn ontbijttafel in zijn appartement in New York. "Mijn voornaamste reactie die verschrikkelijke dag", schrijft Peters, "was er een van diepe droefheid over het verlies voor mij persoonlijk en al het goede waar Amerika voor staat, maar ook droefheid bij het zekere besef van de haat en het onbegrip die hieruit zouden voortvloeien."

’Een beetje te veel’

"Een boek als een spiegel", volgens prof. Nelly van Doorn, die het boek inleidde en ook het debat voorzit. "Een spiegel, waarin we zowel onszelf als de ander zien." Een realistisch en deskundig boek ook. "Een boek dat de islam niet ophemelt, maar ook niet verkettert. Daar is behoefte aan."

Deze lof blijken alle deelnemers aan het debat te delen. In een recensie van het Amerikaanse oecumenische tijdschrift First Things meent ook de jezuďet Oakes dat er behoefte is aan een boek "dat zowel modieus multiculturalisme als christelijke verwerping van de islam weet te vermijden. Peters beschikt daarvoor over voldoende duidelijkheid en eerlijkheid, die de vrucht zijn van levenslange studie van deze complexe, veelzijdige religie." Opmerkelijk genoeg durft juist de Egyptische publiciste Nahed Selim, zelf moslima, het boek het duidelijkst te prijzen vanwege de zakelijke behandeling van gebreken van de islam. "Want er zijn al zoveel westerse boeken die van de islam alleen maar de goede dingen benadrukken, misschien wel een beetje te veel." Ze vraagt zich tijdens het debat af of het niet nefaste gevolgen voor een samenleving moet hebben, als die alleen maar de almacht van Allah benadrukt.

Pauselijke kus

Prof. Paul van Geest, die op dit debat de katholieke Kerk vertegenwoordigt, begint met een inleiding over de Tweede Vaticaans Concilie dat de gemeenschappelijke oorsprong heeft benadrukt van jodendom, christendom en islam. Alledrie wortelen zij, direct of indirect, in het Verbond dat God sloot met Abraham, de gemeenschappelijke aartsvader. Als hoogtepunt in die toenadering van de katholieke Kerk tot de islam noemt Van Geest het kussen van de koran door paus Johannes Paulus II in de moskee van Damascus in het jubeljaar 2000. (Eerlijkheidshalve had Van Geest erbij moeten zeggen dat dit gebaar van de paus binnen de katholieke Kerk hevig omstreden is. Menig traditionalistische beweging gebruikt de foto van de kus als het ultieme ’bewijs’ dat de katholieke Kerk ontrouw is geworden aan haar zending.)

Als Augustinus-specialist is Van Geest in ieder geval een aspect positief opgevallen: "Ik ben geen islamkenner, maar ik ben wel getroffen door de ’jihad van het hart’." Volgens Peters moet "de gelovige ’op de weg van God’ vurig streven naar het overwinnen van wereldse verleidingen en zondige neigingen". Dat ligt, aldus Peters, allemaal niet zo ver verwijderd van de christelijke miles Christi (soldaat van Christus) of morele herbewapening. "Een dergelijk jihad zou Augustinus aangesproken hebben", aldus Paul van Geest.

nard
30-11-05, 09:14
Wilt u even stoppen onze belangrijkste kerkvader te bevuilen??

Amenzu
30-11-05, 09:21
Geplaatst door nard
Wilt u even stoppen onze belangrijkste kerkvader te bevuilen??

Hij was gewoon een stinkberber!!!

nard
30-11-05, 09:22
Geplaatst door Amenzu
Hij was gewoon een stinkberber!!!


De koelste berber ever.

Rourchid
30-11-05, 12:51
Geplaatst door Marsipulami

Als Augustinus-specialist is Van Geest in ieder geval een aspect positief opgevallen: "Ik ben geen islamkenner, maar ik ben wel getroffen door de ’jihad van het hart’


De leer van de jihad, zoals die geleidelijk in de koran tot ontwikkeling kwam, was uitdrukkelijk bedoeld om onderscheid te maken tussen de voor-islamitische en de islamitische ideeën over oorlogvoering. De islamitische krijgsethiek moest, in de woorden van Mustansir Mir, worden doortrokken van een 'ideologie plus ethische dimensie' die voordien op het Arabisch schiereiland niet had bestaan. De kern van de leer van de jihad werd gevormd door het tot dan toe nooit gemaakte onderscheid tussen combattanten en non-combattanten. Het doden van vrouwen, kinderen, monniken, rabbijnen, bejaarden en andere non-combattanten was onder alle omstandigheden absoluut verboden. Het islamitische recht ging hierin uiteindelijk nog verder en verbood ook het martelen van krijgsgevangenen, het verminken van doden en alle vormen van seksueel geweld, zoals verkrachting en aanranding, tijdens de strijd, het doden van diplomaten, het moedwilig vernietigen van bezit en het vernielen van religieuze en medische instellingen. Hilmi Zawati heeft terecht opgemerkt dat deze bepalingen uiteindelijk allemaal in het moderne intemationale oorlogsrecht zijn opgenomen.

De allerbelangrijkste vernieuwing in de leer van de jihad was misschien echter het uitdrukkelijke verbod op alle oorlogen die geen strikt defensief doel hebben. 'En bestrijdt op Gods weg hen die jullie bestrijden,' zegt de koran, 'maar begaat geen overtredingen; God bemint de overtreders niet.' (2:190) Elders is de koran explicieter: 'Aan hen die bestreden worden is [de strijd] toegestaan omdat hun onrecht is aangedaan; God heeft de macht hen te helpen die zonder recht uit hun woningen verdreven zijn, alleen maar omdat zij zeggen: «Onze Heer is God».' (22:39-40, cursivering R.A)
Sommige koranverzen bevatten strijdlustig klinkende oproepen tot Mohammed en zijn volgelingen: 'doodt dan de veelgodendienaars waar jullie hen vinden,' (9:5) 'Stel je te weer tegen de ongelovigen en de huichelaars en pak hen stevig aan,' (9:73) en in het
bijzonder: 'Strijdt tegen hen die niet in God geloven en niet in de laatste dag.'. (9:73) Deze verzen waren specifiek gericht tegen de Koeraisjieten en hun heimelijke medestanders in Jathrib - die in de koran herhaaldelijk als 'de veelgodendienaars' en 'de huichelaars' worden aangeduid -, met wie de oemma in een gruwelijke oorlog verwikkeld was.

Niettemin worden deze verzen al sinds lang door zowel moslims als niet-moslims gebruikt om te suggereren dat de islam bepleit dat ongelovigen, zolang ze zich niet bekeren, moeten worden bestreden. Maar deze opvatting wordt niet door de koran en Mohammed ondersteund. Ze ontstond op het hoogtepunt van de kruistochten, en deels in reactie daarop, bij islamitische rechtsgeleerden van een veel latere generatie die ontwikkelden wat nu 'de klassieke leer van de jihad' wordt genoemd. Deze leer deelt de wereld onder meer in twee invloedssferen in: het Huis ('gebied') van de Islam (daar al-Islam) en het Huis ('gebied') van de Oorlog (daar al-Harb). Het Huis van de Islam wordt volgens deze leer voortdurend door het Huis van de Oorlog bedreigd. Toen het einde van de kruistochten naderde en Rome met tegenzin zijn aandacht niet meer op de islamitische dreiging maar op de zich overal in Europa manifesterende hervormingsbewegingen richtte, werd de klassieke leer van de jihad door een nieuwe generatie moslimgeleerden heftig aangevochten. De belangrijkste van deze geleerden was misschien Ibn Tajmijja (1263-1328) -de 'Augustinus van de islam' - die een ongeëvenaarde invloed op de ideologie van de islam heeft gehad. Volgens Ibn Tajmijja was het doden van ongelovigen die zich niet tot de islam wilden bekeren - het fundament van de klassieke leer van de jihad - niet alleen in strijd met het voorbeeld van Mohammed, maar schond het ook een van de belangrijkste beginselen van de koran: 'In de godsdienst is geen dwang.' (2:256) Inderdaad is de koran op dit punt uiterst stellig. 'En zeg: «De waarheid komt van jouw Heer vandaan.» Wie het wil, die moet dan geloven, en wie het wil, die moet maar ongelovig zijn.' ( 18:29) Elders stelt de koran de retorische vraag: 'Of kun jij de mensen dwingen gelovigen te worden?' (10:100) Dat is overduidelijk niet het geval; de koran gebiedt de gelovigen tegen de ongelovigen te zeggen: 'Jullie hebben jullie godsdienst en ik heb mijn godsdienst.' (109:6)

Ibn Tajmijja's verwerping van de klassieke leer van de jihad was van invloed op het werk van een aantal achttiende- en negentien_de-eeuwse islamitische politieke en religieuze denkers. Zoals we zullen zien, baseerde de Indiase schriftgeleerde Sayyid Ahmed Khan (1817-1898) op Ibn Tajmijja's argumenten de bewering dat de jihad niet op de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Britten van toepassing kon zijn, omdat de Britten de godsdienstvrijheid van de Indiase moslimgemeenschap niet hadden aangetast - in de koran een vereiste voor het sanctioneren van de jihad (zoals zich laat indenken sloeg dit argument in het koloniale India niet erg aan). Volgens Ahmed Khans beschermeling Chiragh Ali (1844-1895), een van de eerste moderne islamitische schriftgeleerden die de koran rationeel en contextgericht interpreteerde, mocht de moderne moslimgemeenschap zich in beslissingen over oorlog en vrede niet door het voorbeeld van Mohammeds oemma laten leiden. Die gemeenschap was immers tot ontwikkeling gekomen in een periode waarin de hele destijds bekende wereld in een permanente staat van oorlog verkeerde. Aan begin van de twintigste eeuw toonde de Egyptische hervormer Mahmud Shaltut (1897-1963) aan de hand van Chiragh Ali's contextgerichte benadering van de koran aan dat de islam niet alleen oorlogen verbiedt die niet in directe reactie op agressie worden gevoerd, maar ook oorlogen die niet officieel door een moedjtahid, een bevoegd islamitisch rechtsgeleerde, zijn gesanctioneerd.

In de loop van de vorige eeuw, en in het bijzonder nadat het konialisme in het Midden-Oosten de kiem voor een nieuw soort islamitisch radicalisme had gelegd, is de klassieke leer van de jihad op de preekstoelen en in de koranscholen van enkele vooraanstaande islamitische intellectuelen weer nieuw leven ingeblazen. In Iran ontketende de ayatollah Khomeini (1902-1989) aan de hand van een militante interpretatie van de jihad eerst de anti-imperialistische revolutie van 1979 en vervolgens een verwoestende, acht jaar durende oorlog tegen Irak. Khomeini's visie op de jihad als een krijgswapen droeg bij aan de oprichting van de militante islamitische Hezbollah. Deze groepering ontwikkelde de tactiek van de zelfmoordaanslag en luidde daarmee een huiveringwekkend nieuw tijdperk van intemationaal terrorisme in.
In Saoedi-Arabië oefende Abdullah Yusuf Azzam (1941-1989), een hoogleraar islamitische wijsbegeerte aan de King Abdulaziz University, grote invloed uit op ontevreden jongeren in zijn land. Hij propageerde een compromisloos oorlogszuchtige interpretatie van de jihad, die volgens hem een plicht voor elke moslim was. Alleen de jihad en het geweer!' hield dr. Azzam zijn studenten voor. Geen onderhandelingen, geen conferenties en geen dialoog.' Azzams opvattingen legden de grondslagen voor de militante Palestijnse Hamas-beweging, die sindsdien in haar verzet tegen de Israëlische bezetting de tactiek van Hezbollah heeft overgenomen. Zijn leer had op een student in het bijzonder een buitengewone uitwerking: op Osama bin Laden, die uiteindelijk de ideologie van zijn leermeester in praktijk bracht door op te roepen tot een wereldwijde islamitische jihad tegen het Westen. Deze campagne bereikte op 11 september 2001 met de aanslagen op New York en Washington een voorlopig dieptepunt.
(Reza Aslan)