PDA

Bekijk Volledige Versie : China en Joden investeren in elkaar



Wizdom
01-12-05, 21:29
China en Joden investeren in elkaar
Reportage
door Babs Verblackt
Terwijl Joden in China hun mogelijkheden aftasten, besteedt het officieel atheïtische land steeds meer aandacht aan zijn joodse verleden. Maar niet zozeer uit religieus als wel uit zakelijk oogpunt.

Het terrein van de gemeentelijke onderwijscommissie in Shanghai lijkt op dat van iedere andere overheidsinstelling: omringd door muren en een zwart hek, op witte latten in grote Chinese karakters de naam van de instelling, en in het blauw geklede bewakers aan de poort. Bij hen staat een man die er niet helemaal thuis lijkt te horen, en toch ook weer wel. Rabbijn Sjalom D. Greenberg verwelkomt gasten. Achter hem staat – omringd door de kantoorgebouwen en verscholen onder klimop – de oude Ohel Rachel synagoge.

De klanken van Jiddische muziek ontsnappen via de openstaande deuren van de grijze synagoge naar buiten. Daar kijkt een handvol Chinezen nieuwsgierig naar de buitenlanders die elkaar vriendelijk begroeten. De Joodse gemeenschap van Shanghai komt bijeen om de Hoge Feestdagen in te luiden. Het feest is de eerste in een reeks van activiteiten om Rosj Hasjana (Joods nieuwjaar), Jom Kippoer (Grote Verzoendag) en Soekot (Loofhuttenfeest) te vieren.

Binnen in de synagoge dansen en rennen kinderen rond of zitten aan lage tafeltjes te tekenen en knutselen. Volwassenen zijn druk in gesprek of schuiven langs een buffet van koosjere gerechten. Sommigen kijken nauwkeurig rond in de synagoge die er, ondanks stukken afgebladerde verf aan de muren en krakend hout op het balkon, mooi en imposant bij staat.

Het is een van de slechts weinige dagen per jaar dat de joodse gemeenschap gebruik kan maken van de synagoge uit 1920. Ooit gebouwd om uit Bagdad afkomstige joodse immigranten te huisvesten, dient het gebouw al jaren als auditorium voor de onderwijscommissie. Normaliter is het gesloten voor publiek, maar sinds 1999 stelt de lokale overheid de synagoge af en toe open voor de joodse gemeenschap. Rabbijn Greenberg vraagt de aandacht voor een op groot scherm vertoonde documentaire over synagoges in de hele wereld. Om vervolgens de hoop uit te spreken dat op een dag ook de Ohel Rachel Synagoge weer als gebedshuis in ere wordt hersteld.

Momenteel vinden de meeste activiteiten, zoals sjabbatdiensten, lager onderwijs en studiegroepen, plaats in het Shanghai Joods Centrum, gevestigd in een ruime villa iets buiten het stadscentrum. Daags voor het feest in de synagoge, laat Greenberg trots de faciliteiten zien. De kelder wordt net verbouwd tot een grote zaal voor diensten. „We hebben meer ruimte nodig”, zegt de uit New York afkomstige rabbijn. „De gemeenschap groeit meer dan dertig procent per jaar. Onder ons zijn leraren Engels, studenten Chinese taal, managers, artsen, advocaten, zakenmannen – van alles wat.”

In Peking en Guangzhou zijn soortgelijke centra. Al heeft Shanghai met naar schatting 1000 tot 1200 joden landelijk de grootste gemeenschap. China heeft vijf officieel door de staat erkende godsdiensten: boeddhisme, taoïsme, islam, protestantisme en katholicisme. Dat het jodendom daar niet bijhoort, is vaak gecompliceerd, aldus Greenberg. „Neem de synagoge, die kunnen ze ons moeilijk teruggeven als er officieel gezien geen joodse gemeenschap is”, zegt hij. „Het is soms erg frustrerend dat er een synagoge staat die we niet kunnen gebruiken. Maar we houden hoop.”

Toch noemt de rabbijn de relatie met de Chinese overheid erg goed. „We moeten altijd een balans zoeken tussen onze behoeften en benodigdheden en de lokale regelgeving. Maar de overheid adviseert ons daarbij.” Zo is – op aanraden van de overheid – de villa waarin het Joods Centrum is gehuisvest officieel ’slechts’ een woning op naam van Greenberg. „Daardoor kunnen de hier gehouden diensten en activiteiten gezien worden als ’het uitnodigen van vrienden voor een privé- aangelegenheid’. Daar hebben we geen officiële goedkeuring voor nodig”, vertelt hij. „Voor grotere evenementen roepen we de hulp van consulaten in. Zij kunnen een officiële aanvraag indienen namens joodse staatsburgers in hun land. Onze joodse gemeenschap in Shanghai kan niets direct aanvragen, want officieel bestaan we niet.”

Vanwege regels van de Chinese overheid zijn de activiteiten alleen toegankelijk voor de houders van buitenlandse paspoorten en hun gezin. Volgens Greenberg zijn er in hedendaags China überhaupt geen Chinese Joden. Terwijl zich op veel andere officieel verboden terreinen in China vaak een ondergrondse beweging ontwikkelt, lijkt het jodendom het echt van de buitenlanders te moeten hebben.

Ook professor Wang Jian, vice- hoofd van het Centrum voor Joodse Studies aan de Shanghai Academie voor Sociale Wetenschappen, bevestigt dat: „Er zijn Chinezen in Kaifeng in Centraal-China die beweren joodse afstammelingen te zijn. Maar dat is uiterst controversieel. Ze hebben wellicht een klein percentage joods bloed, maar kunnen niet joods genoemd worden”, zegt hij. „Misschien dat er tegenwoordig wat Chinezen met Joden getrouwd zijn, maar dat betekent ook niet meteen dat ze zich bekeren.”

De gemiddelde Chinees associeert Joden niet eens met een geloof, meent rabbijn Greenberg. „Als je vraagt wat ze van Joden weten, dan zeggen ze dat we ten eerste slim en ten tweede rijk zijn”, aldus de rabbijn. „Als je dan vraagt hoe ze dat weten, dan luidt het antwoord op slim: ’Ik heb Karl Marx gelezen, hij was toch van joodse afkomst?’ En het antwoord op rijk: ’Dat weet toch iedereen!’.”

De laatste jaren is er echter steeds meer aandacht voor China’s ’joodse verleden’. Vooral Shanghai’s rol als veilige haven voor naar schatting 30000 joodse vluchtelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt daarbij benadrukt. Het was gemakkelijk Shanghai zonder visum en financiële garantie binnen te komen. Bovendien heerste er geen of nauwelijks antisemitisme. „Er waren destijds in China wel Japanners en Wit-Russen die antisemitisch waren. Maar de Chinezen zelf nauwelijks”, zegt professor Wang.

Het verhaal leent zich prima voor het Chinese propaganda-apparaat. „Het biedt een nieuw, breder perspectief om de oorlog te belichten”, zegt Wang. „Voorheen draaide alles om de rol van de communistische partij tijdens de oorlog met Japan. Maar het leven van de Joden, de hulp die de Chinezen hun gaven, dat is ook erg interessant en aantrekkelijk voor het publiek”

Het Centrum voor Joodse Studies heeft overheidssubsidie gekregen voor meer onderzoek, en Shanghai organiseert de komende maanden evenementen om het joodse verleden te herdenken. Ook steden in het noorden als [het onlangs door de benzeenramp zwaar getroffen] Harbin, waar de synagoge wordt gerenoveerd, en Tianjin tonen steeds meer belangstelling voor hun joodse geschiedenis, aldus Wang.

„Die steden hopen door die aandacht voor cultuur en historie ook economische relaties te versterken, joodse investeringen uit vooral Israël en Amerika binnen te halen”, meent hij. Volgens Wang zijn Joden verreweg de beste groep waarop de steden aanspraak kunnen maken. „Harbin bijvoorbeeld heeft in de geschiedenis ook Japanse en Wit-Russische invloeden gehad. Maar Japanners waren bezetters, dus dat is slecht als propaganda te gebruiken. En in Rusland gaat het economisch slechter dan in China, dus daar zijn geen investeringen te halen.”

Rabbijn Greenberg heeft veel theorieën gehoord over de toenemende belangstelling voor Joden in China. „Ik weet de ware reden niet. Maar ’vanwege de investeringen’ is zeker een interessante opvatting”, glimlacht hij. „Ze willen ook van ons leren, hoe zaken te doen. Jarenlang hebben de communisten gepreekt tegen kapitalisme, imperialisme en het Westen. Dat ging gepaard met een imago van Joden als degenen die de bank, de media en de kapitalistische wereld in handen hebben. Dus denken ze, nu China zich steeds meer openstelt, als eerste aan ons.”

Volgens de rabbijn zijn die vooroordelen moeilijk te veranderen. Al ziet hij het positief.

„In het Westen gaat achter een stelling als ’Joden beheersen de bank’ een hoop haat schuil. Maar in China is het een stereotype zonder haat, slechte bedoelingen of wrok. Er zit juist vrolijkheid en nieuwsgierigheid achter. Dat is toch wel een wereld van verschil.”




De eerste Joden zouden al in de achtste eeuw via de zijderoute China bereikt hebben.

In 1163 beval de keizer hen in Kaifeng in Centraal-China te gaan wonen, waar tevens een synagoge werd gebouwd.

Tijdens de Ming-dynastie (1368-1644) telde de stad meer dan 5000 Joodse inwoners. Een keizer ’vereerde’ diverse Joodse families in Kaifeng met zeven verschillende Chinese familienamen. Halverwege de 19de eeuw raakte de gemeenschap in verval. Tegenwoordig rekenen zo’n 600 Chinezen zichzelf tot afstammelingen van de Kaifeng-Joden.

Shanghai zag de eerste Joodse immigranten rond 1848, voornamelijk handelaren uit Bagdad en Bombay. Aan het einde van de 19de eeuw vestigden Russische Joden – veelal op de vlucht voor vervolging en revoluties – zich in noordelijke Chinese steden als Harbin en Tianjin, en later ook in Shanghai.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtten zo’n 30000 Europese Joden naar Shanghai.

Na 1945 en de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 emigreerden de meeste Joden naar elders.

Sinds China vanaf eind jaren zeventig zijn relaties met het buitenland verbeterde, vestigen steeds meer Joden zich wederom in het land. Er zouden nu enkele duizenden Joden door heel China wonen; exacte cijfers ontbreken.