PDA

Bekijk Volledige Versie : Bush moet toon tegenover islam matigen



Joesoef
05-12-05, 20:08
Bush moet toon tegenover islam matigen

Islamitisch extremisme is niet gelijk te stellen aan communisme

Noch islamofobe terminologie noch toespelingen op de overwinning op het communisme dragen ertoe bij dat het publiek een beter begrip krijgt van het beleid dat vereist is om het Midden-Oosten te pacificeren en de ondergang van het terrorisme te bevorderen, meent Zbigniew Brzezinski.

De laatste tijd heeft president Bush in toespraken tot het Amerikaanse volk geprobeerd het huidige terroristische gevaar gelijk te stellen aan het communistische totalitarisme uit de twintigste eeuw. Zijn argumenten zijn: het terroristische gevaar opereert wereldwijd, is ,,kwaadaardig’’ en meedogenloos, en wil alle terreinen van leven en denken beheersen.

Daarom, aldus Bush, moeten wij in deze strijd streven naar een ,,complete overwinning’’. De president heeft hierbij het terrorisme herhaaldelijk ,,islamitisch’’ genoemd, en de ,,moorddadige ideologie van het islamitische radicalisme’’ gelijkgesteld aan de communistische ideologie. Heeft de president historisch gezien gelijk als hij stelt dat dat het islamitische extremisme en het totalitaire communisme een vergelijkbaar gevaar vormen?

De verschillen tussen beide zouden weleens zwaarder kunnen wegen dan de overeenkomsten. En is het wel verstandig van hem om zo’n these te uiten?

Wanneer Bush beweert dat het islamitisch extremisme ,,net als de communistische ideologie [...] de grote uitdaging van onze nieuwe eeuw is’’, kent hij Osama bin Laden de statuur en de historische betekenis toe van mensen als Lenin, Stalin en Mao. En dat suggereert weer dat deze voortvluchtige Saoedische dissident, die zich schuilhoudt in een grot of die misschien zelfs al dood is, een leer van universele betekenis heeft geformuleerd. De vergelijking die Bush trekt berust op de stelling dat bin Ladens ‘jihad’ honderden miljoenen mensen in vele landen en van verschillende godsdiensten in zijn greep zou kunnen krijgen. Dat is nogal een compliment voor bin Laden, maar gegrond is het niet. De ‘islamitische’ jihad is hooguit een versnipperde, beperkte beweging, die in het grootste deel van de wereld amper weerklank vindt.

Het communisme daarentegen sprak zonder twijfel mensen in de hele wereld aan. In 1950 was er bijna geen land meer te vinden waar geen communistische beweging of samenzwering actief was, ongeacht of het merendeels christelijk, islamitisch, hindoeïstisch, joods, boeddhistisch of confucianistisch was. In enkele landen, zoals Rusland en China, vormden de communisten de grootste politieke beweging en beheersten zij het intellectuele debat.

In democratische landen als Italië en Frankrijk dongen zij in verkiezingen naar politieke macht.

Als antwoord op de ontwrichting en de ongerechtigheid die het gevolg waren van de industriële revolutie stelde het communisme een volmaakt rechtvaardige samenleving in het vooruitzicht. Zeker, die belofte was vals, en ze werd gebruikt om geweld te rechtvaardigen dat ten slotte regelrecht naar de sovjetstrafkampen, de Chinese werk- en ‘heropvoedings’-kampen, en andere schendingen van de mensenrechten voerde. Toch heeft het toekomstideaal van het communisme een tijdlang mensen in uiteenlopende culturen aangesproken.

Daar komt bij dat de communistische ideologie werd gesteund door reusachtige militaire kracht. De Sovjet-Unie beschikte over een nucleair arsenaal waarmee ogenblikkelijk een zware kernaanval op Amerika kon worden gelanceerd. Binnen enkele uren hadden meer dan 120 miljoen Amerikanen en inwoners van de Sovjet-Unie om het leven kunnen komen. Dat was de gruwelijke realiteit.

Het huidige terrorisme – hoe smerig en crimineel ook, en ongeacht of het islamitisch of anders gemotiveerd is – ontbeert die politieke reikwijdte en fysieke mogelijkheden.

Zijn aantrekkingskracht is beperkt, en het biedt geen antwoorden op de nieuwe dilemma’s van de modernisering en de mondialisering. Als het al een ‘ideologie’ heeft, dan is dat een eigenaardig mengsel van fatalisme en nihilisme. In het geval van Al-Qaeda wordt het actief gesteund door geïsoleerde groepen, terwijl het optreden van deze organisatie zonder uitzondering door alle grote religieuze fi- guren, van de paus tot de grootmoefti van Saoedi-Arabië, is veroordeeld.

Beperkt is de macht van het terrorisme ook. Het moet het nog grotendeels hebben van ouderwetse wapens. Anders dan de communistische totalitaire regimes hanteert Al-Qaeda terreur niet als middel om orde te scheppen maar, omdat de beweging zelf zo’n zwakke organisatie heeft, als tactisch middel om verwarring te stichten.

Het is deze tactiek die de leden verenigt, en niet een ideologie. Uiteindelijk zou Al-Qaeda of een verwante terroristische groep werkelijk destructieve middelen kunnen verwerven, maar wij moeten mogelijkheden niet verwarren met de realiteit.

Is het verstandig van Bush om deze vergelijking te trekken? De vergelijking met het communisme kan op de korte termijn enig politiek voordeel opleveren, want ze zou de angst uit het verleden weer kunnen aanwakkeren en de president kunnen gelijkstellen aan de historische overwinnaars uit de Koude Oorlog, van Harry Truman tot Ronald Reagan. De verbreiding van angst heeft echter ook een groot bezwaar: ze kan ertoe leiden dat angst de natie in zijn greep krijgt, dat deze haar zelfvertrouwen verliest en daardoor de bondgenoten van Amerika – ook de islamitische, wier steun noodzakelijk is om effectief en verstandig tegen het terrorisme te kunnen optreden – minder vertrouwen inboezemt.

Verontrustend is dat Bush zich in zijn jongste speeches nogal islamofoob heeft uitgedrukt. Hij mag dan af en toe gezegd hebben dat hij niet de islam als geheel bedoelde, maar zijn redevoeringen zaten wel vol formuleringen als ,,de moorddadige ideologie van de islamitische radicalen’’, ,,het islamitische radicalisme’’, ,,het militante jihadisme’’, ,,het islamo-fascisme’’ en ,,het islamitische kalifaat’’.

Zulk taalgebruik kan onbedoelde gevolgen hebben. In plaats van gematigde moslims voor onze zaak te winnen, zou de riedel over het islamitische terrorisme niet alleen aanstoot kunnen geven bij gematigde moslims, maar uiteindelijk ook kunnen bijdragen tot de indruk dat de campagne tegen het terrorisme een campagne is tegen de islam als zodanig. De moslims zouden kunnen opmerken dat wanneer de Verenigde Staten het IRA-terrorisme in Noord-Ierland of het Baskische terrorisme in Spanje veroordelen, zij niet spreken over ’katholiek terrorisme’, wat katholieken in heel de wereld waarschijnlijk beledigend zouden vinden.

De recente speeches van Bush verschillen ook sterk van zijn toespraak van half september tot de Verenigde Naties, waarin hij niet alleen iedere religieuze aanduiding van het terrorisme achterwege liet, maar ook heel verstandig verwees naar maatschappelijke ,,woede en wanhoop’’ als factoren in de opkomst van het terrorisme.

Hij benadrukte toen dat de oorlog tegen het terrorisme ,,niet met geweld alleen zal worden gewonnen. [...] Wij moeten de omstandigheden veranderen die de terroristen de kans geven om te floreren en te rekruteren’’. In tegenstelling daarmee heeft Bush onlangs het hele idee verworpen dat er een ,,bepaald geheel van redenen tot misnoegen’’ zou kunnen zijn ,,dat kan worden gelenigd en aangepakt’’ om de wortels van het terrorisme uit te roeien.

Het zou de Amerikaanse beleidsmakers zorgen moeten baren dat slechts één buitenlandse politicus van gewicht Bush benadert in zijn retorische nadruk op de islamitische aspecten van het huidige terroristische gevaar, en dat is de Russische president Vladimir Poetin. Poetin heeft het thema van het islamitische terrorisme bewust aangegrepen om zijn meedogenloze oorlog tegen het Tsjetsjeense streven naar autonomie te rechtvaardigen. Die oorlog heeft het gevaarlijke effect dat hij de spanning binnen het aanzienlijke islamitische volksdeel van Rusland opvoert.

Het is beslist niet in het belang van de VS, vooral niet in het Midden-Oosten, om te bevorderen dat de islamitische politieke wrok jegens Amerika samengaat met een breder, krachtiger gevoel van islamitische religieuze identiteit. Wanneer de president Irak ,,het centrale front’’ noemt in de oorlog tegen het islamitische terrorisme, koppelt hij het Iraakse en Arabische anti- Amerikaanse nationalisme aan islamitische religieuze gevoelens van verontwaardiging, en geeft zo voedsel aan de bewering van bin Laden dat deze strijd gaat tegen ,,de kruisvaarders’’.

Zo’n samengaan van stromingen zou het terrorisme een fanatieke intensiteit kunnen verlenen en daarmee zijn zwakte in vergelijking met het organisatorische en militaire gevaar van het vroegere communisme kunnen compenseren. Er zou zelfs verandering kunnen komen in de beperkingen van Al-Qaeda en soortgelijke organisaties, zeker als de president nalaat een beleid te voeren dat erop gericht is niet alleen terroristische groepen te isoleren, maar tevens hun rekruteringscampagnes te ondermijnen. Helaas zou het militaire karakter van de Amerikaanse aanwezigheid in het Midden-Oosten zo’n verandering juist in de hand kunnen werken. Robert A. Pape, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Chicago, heeft de motivatie van de huidige plegers van zelfmoordaanslagen onderzocht. Hij toont aan dat in de meeste gevallen vijandigheid jegens buitenlandse invallers het voornaamste motief was, en hij heeft onlangs in een tv-interview geconcludeerd dat ,,hoe langer onze strijdkrachten op het Arabisch schiereiland blijven, hoe groter het risico van een volgend 11/9’’.

Amerika zou beter af zijn als Bush semantische valkuilen uit de weg ging die onzekerheid over onze motieven in de hand werken of die voedsel geven aan ernstig wantrouwen omtrent de Amerikaanse strategie in het Midden-Oosten. Noch islamofobe terminologie noch toespelingen op de overwinning op het communisme dragen ertoe bij dat het publiek een beter begrip krijgt van het beleid dat vereist is om het Midden-Oosten te pacificeren en de ondergang van het terrorisme, waarvan de wortels merendeels in dat deel van de wereld liggen, te bevorderen. Bush moet de Amerikanen meer voorhouden wat hij een poosje geleden tegen de VN heeft gezegd, en minder wat hij de laatste tijd in de VS heeft gepropageerd.

Zbigniew Brzezinski was veiligheidsadviseur van president Carter. Hij is hoogleraar Amerikaans buitenlands beleid aan de Johns Hopkins University, en trustee van het Center for Strategic and International Studies. © LA Times - Washington Post