PDA

Bekijk Volledige Versie : Het gevaar na de vechtfilm!



AARDIG
11-12-05, 21:10
Het gevaar na de vechtfilm

de Volkskrant, Wetenschap, 12 september 1998 (pagina 3)

MIEKE ZIJLMANS

Volwassenen die als kind veel naar tv-geweld keken, zijn gemiddeld agressiever dan anderen, heeft onderzoek laten zien. Zie je wel: geweld op het scherm veroorzaakt agressie, zou de conclusie kunnen zijn. Volgens de experts ligt dat niet zo simpel.

DAT JANTJE Jansen en Pietje Pietersen elkaar de hersens inslaan nadat ze hebben gekeken naar Tom & Jerry die datzelfde doen, dat wisten we al. Kinderen gedragen zich agressiever direct na het bekijken van geweld op televisie. Daarentegen is het al jaren de vraag of ook de latere meneer Jansen en meneer Pietersen elkaar naar het leven staan, omdat ze vroeger te veel hebben gekeken naar gewelddadige tv-programma's.

Dr. Rowell Huesmann van de University of Michigan in Ann Arbor in de Verenigde Staten meent stellig van wel. Er is, zegt hij, een aantoonbaar verband tussen het agressieve of zelfs gewelddadige gedrag van volwassenen en hun televisie-consumptie toen ze klein waren.

Huesmann, hoogleraar sociale- en communicatiewetenschappen, voerde met zijn groep een langetermijnonderzoek uit naar de invloed van televisiegeweld op het gedrag van de kijkers. Wereldwijd zijn er de afgelopen decennia honderden studies gedaan waaruit blijkt dat het gedrag van kijkers wordt beïnvloed door wat er zojuist op televisie was.

Nieuw aan Huesmanns onderzoek is echter dat hij zijn proefpersonen in twee ver uit elkaar liggende etappes onder de loep heeft genomen: één keer in de periode waarin ze zes tot negen jaar oud waren, en één keer vijftien jaar later, toen diezelfde mensen inmiddels volwassen waren.

In de studie zijn de gegevens opgenomen van 331 proefpersonen uit de staat Illinois, 153 mannelijke en 178 vrouwelijke. De onderzoekers hebben de kinderen onder meer gevraagd naar welke programma's ze het liefste keken, en hoe vaak ze die zagen.

Er is hun ook gevraagd of ze zich identificeerden met hun televisiehelden en of ze vonden dat wat ze op televisie zagen, strookte met hoe mensen in het echte leven met elkaar omgaan. Zo identificeerden jongens zich makkelijk met De Man van Zes Miljoen, en meisjes met Charlie's Angels. Veel kinderen vinden de reacties van deze personages realistisch: doet iemand rot tegen je, dan neem je die te grazen.

Vervolgens is gekeken naar de manier waarop de kinderen naar eigen zeggen in conflictsituaties handelen. Reageren ze dan met verbaal geweld, of met kwaadsprekerij achter andermans rug? Gaan ze duwen en trekken aan de tegenpartij? Of slaan ze er daadwerkelijk op?

Er is ook gekeken naar het opleidingsniveau van de ouders, en naar het werk van de vader. Bij de ouders is geïnformeerd naar het kijkgedrag van hun kinderen.

Vijftien jaar later is de volwassen geworden proefpersonen gevraagd naar hun gedrag in conflictsituaties. Gaan ze schelden, een beetje duwen of echt meppen. Hebben ze zich ooit schuldig gemaakt aan een misdrijf; zijn ze daarvoor misschien zelfs veroordeeld.

In Huesmanns onderzoek heeft 10,3 procent van de mannen die vroeger veel keken naar geweld op televisie, een veroordeling vanwege een misdrijf aan de broek gehad, tegen 3,1 procent van de mannen die weinig keken. 44 Procent van die fervente geweldkijkers zegt zelf zijn partner wel eens hardhandig vast te pakken of te duwen, tegen 21 procent van de minder trouwe kijkers.

Geen van Huesmanns vrouwelijke proefpersonen is ooit officieel veroordeeld. Toch zegt ruim 47 procent van de vrouwen die veel keken naar gewelddadige programma's, zich schuldig te hebben gemaakt aan crimineel gedrag, tegen 26 procent van de niet-kijkers. Ook gebruiken vrouwen die als kind veel keken naar agressie op televisie, relatief veel vaker fysiek geweld: 16,7 procent meldt een andere volwassene te hebben geslagen of naar de strot gevlogen te zijn, tegen maar 3,6 procent van de niet-kijkers.

Uit zijn cijfermateriaal concludeert Huesmann dat er een opvallende samenhang is tussen als kind veel kijken naar gewelddadige televisie en agressief gedrag op volwassen leeftijd. Hij verknoopt daaraan de waarschuwing voor opvoeders om kinderen niet ongecontroleerd veelvuldig bloot te stellen aan tv-geweld, omdat een zeker percentage van de jeugdige kijkers daardoor kennelijk ook op termijn wordt beïnvloed in zijn gedrag.

Dit Amerikaanse onderzoek staat evenwel niet op zichzelf. De Utrechtse hoogleraar mediapsychologie dr. Jo Groebel is de coördinator van een Unesco-onderzoek in 23 landen over de hele wereld, waaronder een aantal oorlogsgebieden. Ook hij kijkt naar de samenhang tussen televisiegeweld en het gedrag van kinderen. Groebel is gefascineerd door Huesmanns aanpak en door het gegeven dat de Amerikanen een dergelijke studie over de lange termijn hebben uitgevoerd.

Groebel vindt evenwel dat over het algemeen de invloed van de massamedia op alledaags menselijk gedrag te eenvoudig wordt afgeschilderd. Wat was er eerst, vraagt hij zich af: het televisiegeweld, waardoor het kind agressief is geworden, of het agressieve kind, dat graag en veel kijkt naar tv-geweld.

Als je de meeste onderzoekers moet geloven, stelt Groebel, komt er van de massamedia niks dan narigheid. Dat was al zo aan het begin van deze eeuw, toen jongens die te veel films zagen, crimineel zouden worden, en meisjes die zich vergaapten aan vrouwelijke filmsterren, in de prostitutie terecht zouden komen.

Cultuurpessimisme, noemt Groebel dat. 'Dit thema komt heel snel in zo'n waardecontext terecht. Wanneer mensen zoeken naar oorzaken van toegenomen agressie, komt men naar mijn smaak altijd te snel alleen bij de media terecht. Die factor is makkelijk te identificeren, iedereen heeft er een mening over, omdat iedereen de media kent.'

De Unesco-onderzoeker vindt dat agressief en gewelddadig gedrag worden aangezwengeld door een optelsom van verschillende factoren, waarvan media-geweld er één is. De sociale en de economische sfeer waarin een kind opgroeit, zijn belangrijker. De omstandigheden in het gezin zijn de eerste bepalende factor. De tweede is de invloed van het gedrag van vriendjes en schoolgenootjes.

Wanneer die factoren een klimaat scheppen waarin een kind vatbaar wordt voor de invloed van massamedia, dan heeft veelvuldig kijken naar geweld op televisie inderdaad invloed. Is er geen sturing vanuit het gezin, wordt een kind aan zijn lot overgelaten en moet het dus zelf richting zoeken, dan krijgt de televisie een kans.

Groebel twijfelt dus aan het eenvoudige oorzakelijke verband dat Huesmann ziet, en zeker aan de voorspellende waarde van het Amerikaanse cijfermateriaal. De gewelddadige volwassene is gevormd door vele factoren, vindt hij, en daarvan is televisie er maar eentje.

Natuurlijk, reageert Huesmann, ligt het niet zo simpel. 'Wat ons bewijs laat zien: opgroeiende kinderen van acht, negen, tien jaar die veel mediageweld zien, lopen een vergroot risico duidelijk agressiever en gewelddadiger volwassenen te worden dan leeftijdgenoten die als kind niet zo veel mediageweld hebben gezien. Dat risico kun je in dezelfde termen definiëren als dat op longkanker door roken: als je veel rookt, loop je een groter risico longkanker te krijgen.

'Daarmee is niet gezegd dat elke roker longkanker krijgt. Zo zijn er kinderen die niks anders deden dan televisie kijken en die helemaal niet gewelddadig zijn geworden. Er is geen zekerheid, er is een vergroot risico. En er zijn er die nooit kijken, en toch gewelddadig worden. Zo moet je dat zien.'

Mieke Zijlmans

Copyright: Zijlmans, Mieke