PDA

Bekijk Volledige Versie : Interview met Rob Muntz



MO_NL
17-01-06, 14:32
Interview met Rob Muntz
10 geboden

http://www.maroc.nl/photopost/data/501/1muntz.jpg

Rob Muntz (Zwolle, 1963) is programmamaker. De basis voor zijn status van beroepsprovocateur werd gelegd in het VPRO-programma ’Waskracht’ waarvoor hij, samen met collega Paul Jan van de Wint, op onorthodoxe wijze gevoelige onderwerpen behandelde. In 2002 eindigde hun samenwerking met de VPRO en werkte het duo eerst voor AT5 en daarna voor de RVU. Voor die omroep maakten Muntz en De Wint onder andere ’God bestaat niet’, een programma dat volgens sommige politici godslasterlijk zou zijn, maar van minister Donner niet verboden mocht worden. Inmiddels zijn Muntz en Van de Wint voor de nieuwe omroep LLink actief als ’De milieuridders’, een programma over ’mistanden op het gebied van natuur, milieu en dierenwelzijn.’

I

Gij zult de here uw god aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten

„Mijn moeder komt uit een groot katholiek gezin. Ze wilde dat we meegingen naar de kerk. Mijn vader kon het niks schelen. Hij was op zijn dertigste al gekapt met dat hele katholieke gedoe. Ik vond het wel een leuk, luchtig geloof. Ik heb zelfs – voor de gezelligheid – mijn eerste communie nog gedaan. Ik had niet het gevoel dat me iets werd aangepraat, maar ik had tegelijkertijd wel snel in de gaten hoe hypocriet die gelovigen waren. In de kerk was iedereen aardig, maar daarbuiten maakten diezelfde mensen elkaar het leven zuur.

Op mijn achtste ben ik drie weken misdienaar geweest. Een jochie uit mijn klas had gezegd dat je daar, bij bruiloften en begrafenissen, behoorlijk wat mee kon verdienen. Bovendien mocht je ’s ochtends een kwartier later op school komen. Dat leek me wel wat. De eerste twee weken stond ik in een vrijwel lege kerk. Er zaten alleen, iedere ochtend, twee oude nonnetjes. In de derde week gebeurde er eindelijk iets: bij ons in de buurt was een man overleden. Veel te jong. Een familiedrama. En daar stond ik dan, voorin die kerk, met al die huilende mensen om mij heen. Vreselijk! Bij mij in de familie was nog nooit iemand doodgegaan. Ik kon niet meer stoppen met janken. Om iemand die ik amper kende! En het ergste was: ze gaven me nog geen poen ook. Toen ben ik er maar mee gestopt.

Ik ben later, omdat mijn moeder dat zo leuk vond, nog wel eens meegegaan naar een kerstnachtmis, maar ik heb er niks aan overgehouden. Geen gedachte meer aan besteed. Ik begrijp wel dat mensen zich willen troosten met de gedachte dat God bestaat, maar ik ga mezelf niet voor de gek houden. Ik zie waar het geloof toe kan leiden en ik wil er helemaal niets mee te maken hebben.”

II

Gij zult de naam van de heer uw god niet zonder eerbied gebruiken

„Nee, ’God bestaat niet’ was geen verzet tegen het geloof. We hadden, na de moord op Theo van Gogh, die eindeloze discussies over wat wel of niet zou mogen van God, de behoefte om nog eens te benadrukken dat Hij helemaal niet bestaat. Het geloof wordt je op iedere straathoek opgedrongen, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om in God te geloven. De ongelovigen hoor je nooit. Wij komen niet in groepen bij elkaar om ons ongeloof uit te dragen. In ’God bestaat niet’ hebben we, aan de hand van gesprekken met belangrijke wetenschappers, willen aantonen hoe absurd het is om in God te geloven. Voor wie? Nou, vooral voor de ongelovigen, om hen te sterken in het idee het niet abnormaal is om ongelovig te zijn. Nee, niet om de gelovigen te beledigen. Dat werd wel beweerd. Er zijn ook kamervragen over gesteld, maar minister Donner heeft moeten verklaren dat hij ons programma niet kon verbieden. Die gesprekken waren niet godslasterlijk en de filmpjes, ja, die zou je aanstootgevend kunnen noemen, maar die vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Creativiteit van de maker. Ik vond het zelf wel grappig om Jezus als negerin aan het kruis te zien hangen of om zelf verkleed als duivel op de kansel in de kerk te staan. Ik denk dat God, als Hij zou bestaan, er zich ook rot om zou lachen want Hij wil natuurlijk dat al die oplichters, die Zijn naam misbruiken, worden aangepakt. Luister eens naar die Knevel! Wat God allemaal niet tegen die man heeft gezegd? Luister eens naar al die moslims die zeggen te doen wat Allah van hun vraagt. Dat is toch krankzinnig? Laat me met rust! Maar ze laten me niet met rust, want zodra je aan hun God komt, snijden ze je strot af en krijg je een mes in je borst. Lees de bijbel en de koran er maar op na: de ongelovigen moeten gedood worden. En wat doen we nou eigenlijk verkeerd? Wie zitten we in de weg? Wij vonden het nodig om iets voor de ongelovigen te doen. Ja, ik heb zelf bij die gereformeerden aangekondigd dat er een ’godslasterlijk programma’ zat aan te komen. Dat was niet om te jennen, maar ik wist gewoon zeker dat daar op gereageerd zou worden. Ik wil aandacht voor de dingen die ik maak. Anders kan ik net zo goed bij de lokale omroep van Nunspeet gaan werken.”

III

Gij zult de dag des heren heiligen

„Mijn ouders kwamen uit Amsterdam. Toen Centraal Beheer, het bedrijf waar mijn vader voor werkte, naar Apeldoorn verhuisde, zijn we in Nunspeet gaan wonen. We maakten deel uit van een heel kleine katholieke gemeente in dat zwartekousenkerkendorp.

Ik herinner me nog hoe die mensen, een beetje zoals de Amish, op zondag naar de kerk liepen. Vrouwen met hoeden en rokjes, mannen in zwarte pakken. Zelfs de manier waarop je naar de kerk ging, was aan regels gebonden.

Ik viel, als jongen uit de stad, overal buiten. Ik zat op de voetbalclub, maar omdat ik ’anders’ was dan de andere jongens uit mijn team, lukte het me niet om in het eerste elftal te komen. Nee, ik ging niet aan de kant staan. Ik had natuurlijk de grootste bek en was het gemeenst op het veld, maar ik hoorde er gewoon niet bij. Nou, ook goed. Ik wílde er niet eens bijhoren. Onaantastbaar? Misschien* je krijgt mij niet snel klein, maar waarom zou ik me ook iets van al die shit van anderen aantrekken? Dan ga ik net zo lief iets anders doen. Waterpolo, korfballen, tafeltennis, judo, karate: ik heb van alles geprobeerd. Maar ik moest me iedere keer weer aanpassen. Stom gaan lopen doen in de kleedkamer, kijken wie de grootste had – ik had helemaal geen zin in dat gezeik. Eh* nee, ik functioneer niet zo goed in groepen. Daar komt het geloof ik wel op neer.”

IV

Eer uw vader en uw moeder


„Misschien komt daar die recalcitrantie vandaan: ik heb nooit gedaan wat mijn moeder wilde. Ze probeerde me een schuldgevoel aan te praten. ’Doe het dan voor mij’ en dat soort teksten. Heel smerig, eigenlijk. Ik ben niet rancuneus of zo, maar ik kreeg er op den duur wel genoeg van. Mijn vader hield zich afzijdig. Die moest wel lachen om de dingen die ik deed. Daardoor kwam mijn moeder klem te zitten, dat zie ik nu wel.

Ik ben sowieso milder geworden. Ik begrijp, nu ik zelf kinderen heb, beter waar ze toen mee bezig was. Daar komt nog bij dat mijn moeder al op haar elfde wees werd; ik denk dat ze meer dan wie ook het gevoel heeft gehad dat ze de boel bij elkaar moest houden. Mijn broer en mijn zusje deden daar wel aan mee, maar ik had niet zo’n zin om tijdens die familiedagen te doen alsof het gezellig was. Daar ben ik nooit goed in geweest: doen alsof.

Mijn verzet is misschien iets minder hevig, maar ik doe nog steeds wat ik wil. Ik zal geen dingen laten omdat mijn moeder het vervelend vindt. Ze heeft me na een of ander televisieoptreden een keer opgebeld: ’Moet dat nou zo?’ Ja, dat moet zo. Ik maak zo’n programma niet voor mijn moeder, maar voor de driehonderdduizend mensen die er wél om kunnen lachen. Maar goed, ik kan eigenlijk geen conflicten meer voor je bedenken* ik heb een hartstikke leuke band met mijn ouders. We zeggen niet alles tegen elkaar en dingen die mislopen worden snel weer vergeven. Heel katholiek eigenlijk. Een beetje aanrommelen. Dat heb ik er wel van meegekregen. Wat die lui in Vaticaanstad uitkramen is natuurlijk allemaal onzin, maar in Nunspeet hadden ze er best een gezellige variant op verzonnen.”

V

Gij zult niet doden


„Ik, op een dodenlijst? Ik zou niet weten waarom. Goed, we hebben voor ’God bestaat niet’ een filmpje gemaakt waarin met een aangelijnde moslim wordt gewandeld. Dat mag toch wel: een moslim als hond uitbeelden? Je kunt mij echt niet met Theo van Gogh vergelijken die het dag in, dag uit, op allerlei manieren over die geiteneukers wilde hebben. Het blijft krankzinnig dat z’n strot werd afgesneden omdat hij de profeet Mohammed zou hebben beledigd, maar ik pas er wel voor om hetzelfde te doen. Kennelijk is daar een grens bereikt. Als je zoiets doet, word je vermoord. Nou, dan doe ik dat dus niet. Ik ben toch niet achterlijk?”

VI

Gij zult geen onkuisheid doen


„Porno is onkuis, maar ik vind porno ook intrigerend. Toen ik voor de talkshow van Catherine Keyl werkte, kon ik maken wat ik wilde. Ik regelde zelf de gasten, schreef de teksten die Keyl later uitkraamde. Een van de dingen die ik wilde weten was: wat zoeken mensen in een parenclub? Eigenlijk wist ik het wel, maar mijn naïviteit won het van mijn vooroordeel en ik ging op pad. Nou, jongen, je wilt niet weten hoe treurig die clubs zijn. Tragisch! Ik dacht: misschien vind ik nog iemand die er plezier in heeft, maar ik heb niet één persoon ontmoet met wie ik het, privé, oo k zou kunnen vinden. Het zijn humorloze lui, net dierenbeschermers. Ja, ik zoek misschien wel naar gelijkgestemden, naar vriendjes. Niet uit eenzaamheid of zo, maar ik wil, denk ik, toch steeds weer testen. Waterpolo: zou ik hier tussen passen? Endemol: kan ik daar dan iemand vinden die een beetje op mij lijkt? Er moet toch ergens iemand rondlopen die* nou, Carla, mijn vrouw is zo iemand. Paul Jan van de Wint is zo iemand. Dat zijn twee mensen met wie ik match. Ik maak wel snel contact – aan drie vragen heb ik genoeg – maar daarmee heb ik nog geen vrienden. Eerlijk gezegd verbaas ik me er ook over dat mensen zo snel over alle drama’s die ze in hun leven hebben meegemaakt willen vertellen. Ik ben zelf veel minder goed van vertrouwen.”

VII

Gij zult niet stelen

„Ik heb op mijn veertiende, samen met een vriendje, een keer bij een sportkantine ingebroken. We hebben sigaretten gepikt, een hele slof, die we de volgende dag op het schoolplein probeerden te verkopen. Je begrijpt dat het niet lang duurde voor de kinderpolitie op de stoep stond. Het was erg spannend allemaal, en ik heb er niet echt spijt van, maar ik ben wel blij dat ik werd gepakt. Ik zou nooit een goede inbreker zijn geworden. Het zat niet in me.”

VIII

Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen


„Alles wat je op televisie ziet is gelogen. Alles! Zelfs het Journaal vertelt halve waarheden. Het grappige is dat mensen nog steeds reageren zoals het publiek in de Middeleeuwen deed: ze rennen na de voorstelling als gekken achter de bad guy aan. Ze vinden mij een klootzak omdat ik, op sabbat verkleed als Hitler, door de straten van Wenen achter een paar chassidische joden aanliep – O, dat vond jij ook? Maar dat was maar een filmpje! Een grap! Ik ben toch Adolf Hitler niet? Dat zagen die jochies van 17 ook wel. En in die oude gasfles zat echt geen Zyklon B. Smakeloos? Ja, dat kan. Kennelijk is die grap niet aan jou besteed, maar dat maakt mij toch nog geen klootzak? Ik speel een rolletje. We wilden het opkomend fascisme van die extremist Jörg Haider op geheel eigen wijze aan de kaak stellen via dit filmpje. De mensen die meenden gekwetst te zijn, hadden het filmpje vaak niet eens gezien. Ik werd na dat hele gedoe gebeld door een meneer die de concentratiekampen had overleefd en mij hartelijk bedankte voor het feit dat ik hem zo bevrijdend had laten lachen. Dat was hem sinds de oorlog niet meer overkomen.

Nee, weet je wat het is? Mensen maken zich vooral zo boos omdat ze worden geconfronteerd met iemand die dingen doet die over hun eigen denkbeeldige grens gaan van wat wel en wat niet kan. En dan is er nog de groep die mij sowieso een irritante lul vindt. Wat ik ook doe, wat ik ook zeg. Moet ik daar dan rekening mee gaan houden? Ik zou niet weten hoe. Het heeft geen enkele zin om me daar tegen te verweren. Mensen roddelen toch wel. Ik hoor het namelijk altijd via anderen. Ze zeggen het nooit in mijn gezicht. Nou, ik vind het best. Moeten ze zelf maar weten. Weet je wanneer je een klootzak bent? Je bent een klootzak als je de boel echt belazert, als je mensen oplicht. En dat heb ik nog nooit gedaan.”

IX

Gij zult geen onkuisheid begeren


„Ik heb meer dan honderd vrouwen gehad en ik kan je zeggen: daar word je niet vrolijk van. Het werd een obsessie voor me. Het was het enige waar ik nog aan dacht. Ik ben blij dat ik daar mee klaar ben. Het hoeft niet meer. Ik voel het niet als een verplichting dat ik mijn vrouw trouw moet blijven. Ik wil het gewoon niet verprutsen. Eerlijk gezegd vooral omdat ik ook niet wil dat ze mij zoiets aandoet. Ik geloof niet in die zogenaamde vrijheid van buitenechtelijke relaties. Je kiest voor elkaar en als je het niet leuk meer hebt, dan moet je opzouten. Ik ga toch mijn relatie niet op het spel zetten voor een of ander doos met lekkere tieten? Zie je dat meisje daar? Stel dat ik daar nou iets mee zou willen. Moet ik haar meevragen naar een hotel, wordt ze misschien wel verliefd op me en* voor ik het in de gaten heb, ben ik alles kwijt. Bovendien springt Carla overal boven uit. Vrouwen kunnen zo zeiken. Carla niet. Nooit gezeik. Nooit gedoe. Ze is iemand die niet bang is. Iemand die geen vooroordelen heeft. Iemand die heel goed mensen kan inschatten. Ze heeft mijn ogen geopend voor mensen, voor omstandigheden* gewoon, een goed wijf. Heel blij mee.”

X

Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort


„Ik ken mijn beperkingen. Door me niet te conformeren, gaan er natuurlijk een heleboel deuren snel voor mij dicht. Ik doe wel eens iets om verder te komen, maar het gaat nooit ten koste van mijn eigen waarde. Van de Wint en ik maken, sinds 1998, met veel pijn en moeite televisieprogramma’s. Tegen de klippen op. Hard werken, veel gezeur. Het mooiste zou natuurlijk een carte blanche bij een of andere omroep zijn, of een eigen televisiestation. Ik geloof wel dat de waardering voor ons werk groeit, maar wat we doen is nog steeds in de marge. Ik hoop dat die marge op een dag standaard gaat worden. Als dat niet lukt, vind ik het ook best. Ga ik weer wat anders doen. Auto’s verkopen aan Polen, met Limburgse vlaaien of weegschalen op de markt gaan staan of weer als hypnotiseur op Veluwse campings aan de slag. Want je denkt toch niet dat ik als eindredacteur bij een of andere producent – noem eens een eikel, René Stokvis - tussen de loonslaven ga zitten wachten op mijn pensioen? Dan vreet ik nog liever gras. Ik heb echt wel geprobeerd me aan te passen, maar het zit niet in mij en het lukt anderen blijkbaar ook niet iemand te accepteren die zegt wat hij denkt. Dan is het maar beter zo. Ik ben onafhankelijk en dat maakt me sterker. Ik heb daardoor ook geen reden om jaloers te zijn. Ja, weet je wat ik wel heb? Ik kan erg hunkeren naar de tragedie van anderen. Zoals Josephine Baker – een icoon van de zwarte gemeenschap – die grote roem heeft gekend maar berooid en ellendig is geëindigd. Of Herman Brood, die gozer heeft alles gehad: de muziek, de drank, de drugs, de vrouwen* Ik heb een gelukkige jeugd gehad, mijn vader en moeder leven nog, mijn kinderen zijn gezond. Twee weken geleden werd mijn laptop uit mijn auto gestolen. Dat is het ergste wat ik heb meegemaakt. Ja, misschien is mijn leven te vlak. Dát is het! Ik zou willen zijn zoals Herman Brood: niets ontziend, schijt aan alles. Maar het lukt me niet. Daarvoor ben ik gewoon te aardig.”

bron: Trouw