PDA

Bekijk Volledige Versie : De soloreligieus volgt de ietsist op



Marsipulami
19-01-06, 13:39
De soloreligieus volgt de ietsist op


Geplaatst op 19/1 '06 om 13:32u
Door Theo Borgermans (Bron: Friesch Dagblad)


UTRECHT (RKnieuws.net) - ‘Ietsisme’ werd in de loop van vorig jaar het biedwoord in religieus Nederland. Wie kon zeggen dat-ie in ‘iets’ geloofde, en dat niet nader wilde of kon specificeren, gold als trendy. In de laatste maanden van het jaar lijkt de ietsist uit beeld geraakt, net zo snel als hij opkwam. De ‘soloreligieus’ is hem opgevolgd.



De discussies laaiden soms flink op: gelooft de ietsist nu in ‘iets’ (zo ja, wat dan?) of in niets? En net zo vaag als de term zelf bleven meestal de uitkomsten van die discussies.

Terwijl 38 procent van de Nederlanders zich in een onderzoek van godsdienstsocioloog prof. Hijme Stoffels tot het ietsisme bekende, veegde filosoof Ger Groot dat als een onbruikbaar woord van tafel. "De term veronderstelt tegelijkertijd te veel en te weinig’’, zei hij vorig jaar in een interview met deze krant. Te veel, omdat er niet iets (goddelijks) ‘is’ op dezelfde manier als materiële dingen ‘zijn’. En te weinig, want: "het klinkt al snel als: je hebt de gewone wereld en dan is er nog een beetje. Dat is mij veel te weinig; er is niet iets, er is álles.’’

Kortom: een onbruikbaar woord, waar de verklaarde ietsisten weinig aan konden verhelderen. Dat neemt niet weg dat het ietsisme ook de komende maanden de gemoederen nog zal bezighouden, onder meer tijdens de Leidse Lezingen (20 maart) en in twee boeken die in maart over het onderwerp zullen verschijnen.

Het was de uitgever en essayist Jan Oegema die onlangs voor een doorbraak in de toch wat doodgebloede discussie over ‘vaag geloven’ zorgde, met zijn coming out in dagblad Trouw . Oegema introduceerde de term ‘soloreligieus’ en ziet zelf voordelen boven de benaming ietsist. Soloreligieuzen zijn namelijk mensen die zichzelf religieus voeden door te lezen, en dat maakt hen volgens Oegema ‘tot een onderscheidbaar front binnen het anonieme leger der ietsisten’. ‘Zij prefereren de conjecturale taal van de dichters, de blasfemische van romanciers, de ontledende van essayisten, de vernieuwende van filosofen – maar hoe dan ook: zuivere taal. Soloreligieuzen zijn over het algemeen lezers.’

Geloofsinhoudelijk is er nauwelijks onderscheid: ook de soloreligieuzen hebben zich afgekeerd van de georganiseerde religie, zijn wars van geloofsartikelen, weten beter wat ze niet geloven dan wat ze wel geloven, maar willen de christelijke traditie niet overboord zetten. Als een soloreligieus nog in een kerkbank schuift, dan is dat ‘als toerist in eigen vaderland’, zegt Oegema.

Een week nadat Oegema zijn ‘nieuwe religie’ openlijk had beleden, kreeg hij in hetzelfde dagblad Trouw de wind van voren van Anton van Harskamp, hoogleraar religie, identiteit en civil religion aan de Vrije Universiteit. Soloreligieuzen zijn angsthazen, daar kwam Van Harskamps betoog op neer. Waar de soloreligieus naar op zoek is, is evenwicht met zichzelf en de wereld. En in de traditionele opvatting van geloof kan de gelovige nu eenmaal niet meester zijn over zichzelf en zijn omgeving – geloof komt uiteindelijk neer op overgave. ‘Geloof zet je meesterschap juist op het spel’, vindt Van Harskamp. En daarom heeft de soloreligiositeit een ‘anti-christelijke spits’. Soloreligieuzen ‘zullen altijd bang blijven zolang ze toegeven aan de wil om meester te zijn over hun eigen geloof, want die wil verraadt bangheid’.

Ook van een andere kant komt er kritiek: waarom is een religieuze ‘solo’ enkel omdat hij geen kerkelijk dak boven het hoofd heeft, zoals Oegema beweert, vraagt Leo van Oostveen zich af. Hij is dominicaan en stafmedewerker bij het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving (DTST) in Nijmegen. ‘Als je onder het kerkelijke dak vandaan komt, kom je terecht in het open veld, of op de markt: de ruimte van het publieke debat, ook het publieke religieuze debat. Temidden van dat gremium is het onmogelijk om solo te blijven. Tenminste als je bereid bent om het boekje dicht te slaan en van lezer spreker te worden.’

Stroming

En dan is er nog het probleem van de benaming zelf. De ‘ietsisten’ die niet nader gedefinieerd wilden worden, werden dat wel op het moment dat iemand hen als groep een naam gaf.

Soloreligieus Oegema heeft hetzelfde over zich afgeroepen: door zijn manier van geloven een naam te geven – hij spreekt ook wel van ‘minimaal christendom’ – roept hij de herkenning en steunbetuiging van gelijkgestemden op, en hoe ‘solo’ zijn al die soloreligieuzen samen dan eigenlijk nog? Of zoals columniste Marjoleine de Vos (medeauteur van beide boeken die in maart verschijnen), vorige week in NRC/Handelsblad schreef: ‘Het is grappig om te zien hoe iets, als je het een naam geeft, meteen lijkt te bestaan – minimaal christendom klinkt direct als een duidelijke stroming, zoals ook ‘ietsisme’ even door het herhaald gebruik van dat woord een werkelijk bestaande richting leek, in plaats van een manier om te zeggen: ik weet het niet.’