Dolle Fatima
04-03-06, 22:49
‘Lang gewaad en baard zeggen niets’
Joustra over het Nederlandse antiterreurbeleid
Nederland zoekt naar nieuwe technieken om terreuraanslagen te voorkomen. Opletten is een eerste stap, maar als iedereen elkaar wantrouwt, hebben terroristen hun doel deels bereikt.
Door onze redacteuren Rob Schoof Jos Verlaan
den haag, 4 maart.
De binnenlandse dreiging van terreuraanslagen overstijgt de risico’s van aanslagen van internationale groepen in Nederland. Dat zegt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), T. Joustra. „Twee jaar geleden bestond de dreiging vooral uit kringen rond Al-Qaeda. Nu gaat het vooral om jongeren met de Nederlandse nationaliteit die tot gewelddadigheden kunnen komen.”
Personen uit de moslimgemeenschap, maar ook ‘bekeerlingen’, radicaliseren in zorgelijk tempo en vormen een reële bedreiging. Volgens Joustra zijn in Nederland vijftien tot twintig netwerken actief. „Netwerken die mogelijk nog niet in het stadium zijn van aanslagen, maar die ook ondersteunend kunnen zijn bij het regelen van financiën of reisdocumenten. Al die netwerken hebben hun eigen geaardheid, maar je kunt niet uitsluiten dat ze overgaan tot gewelddadigheden.”
Is radicalisering niet ook een reactie op een verharding jegens de islam, zoals pleidooien om burqa’s te verbieden?
„Je hoort individuele personen wel eens uitspraken doen waarvan je denkt: dat helpt niet echt. Ik zie op dat vlak ook wel dingen gebeuren waarvan ik vind dat dat niet zo nodig is. Het is niet aan mij om concrete gevallen te noemen. Maar van de andere kant radicaliseren mensen ook uit onvrede. Dan betrekt men onwelgevallige uitspraken bij de bevestiging van het eigen gelijk. Dat laat onverlet dat de uiteindelijke oplossing toch van het integratiebeleid moet komen. Dat men verbondenheid met de westerse samenleving krijgt.”
Verscherpt de overheidscampagne tegen terreur die deze week is gestart, niet de tegenstellingen?
„We geven in die campagne juist aan dat het dragen van lange gewaden of een baard helemaal niets met terrorisme te maken heeft. Dat dergelijke uiterlijkheden geen signaal van een verdachte situatie zijn. De terroristen die de Twin Towers invlogen hadden hun Arabische kleding afgelegd en westerse kleding aangetrokken. Je zou je eerder zorgen moeten maken over iemand die eerst traditioneel gekleed ging en zich plotseling heel mondain kleedt.”
Dus een burqaverbod, waar de Kamer om vraagt, dient geen enkel doel?
„Er bestaat geen verband tussen traditionele kleding en terrorisme. Die burqamaatregel is een politieke discussie waarvan ik de uitkomst met belangstelling afwacht.”
Burgers die een verdacht koffertje zien, moeten de politie bellen. Vroeger ging zo’n tas naar gevonden voorwerpen, nu wordt het station ontruimd.
„We hebben er bewust voor gekozen om zoveel mogelijk nuance in de campagne te leggen. Dat een maatschappij waarin iedereen elkaar wantrouwt, een maatschappij is waarin terroristen voor een deel hun doel al bereikt hebben. We willen laten zien dat burgers zelf inderdaad een bijdrage kunnen leveren. Maar tegelijkertijd ook dat de overheid al heel veel doet. Als je helder uiteenzet wat er aan de hand is en wat de overheid doet, draag je bij aan zekerheid in plaats van het aanwakkeren van angst. En die hele discussie over dat vergeten koffertje, heeft in ieder geval het voordeel dat mensen beter op hun spullen letten. Omdat ze nu weten dat het allemaal gedoe kan opleveren als je maar lukraak ergens zo'n koffertje neerzet.”
Kunnen mensen inderdaad gerust zijn? Is het antiterrorismebeleid niet veel te versnipperd en moet er niet één overkoepelend ministerie voor Veiligheid komen?
„We hebben met de NCTb gekozen voor een kleine organisatie onder twee ministers. Maar daarbij is wel randvoorwaarde dat die twee ministers eendrachtig aan dat beleid werken. Als er verschillen van mening zouden zijn, dan wordt het ingewikkelder. Het onderbrengen van de verantwoordelijkheden in één ministerie kan dat opvangen. Dat is absoluut waar.
Als mij bij de komende kabinetsformatie advies zou worden gevraagd, zou ik zeggen, er voorstander van te zijn om de repressieve onderdelen van het antiterrorismebeleid te hergroeperen binnen een ministerie. Met aan de andere kant een ministerie dat zich bezig houdt met integratie. Die repressieve bundeling zou dan dat ministerie van Veiligheid zijn. Daar kan efficiency mee gewonnen worden. Efficiency was ook de reden van het opzetten van de NCTb. Hier wordt nu bijvoorbeeld het beleid van beide ministeries op het gebied van terrorismebestrijding voorbereid. Dat bevordert de snelheid van besluitvorming.”
Blijft de overheid achterop lopen bij het voorkomen van nieuwe aanslagen of is het mogelijk om nieuwe opsporingstechnieken in te zetten?
„Iedereen is zoekende. Bij recente bezoeken in New York hebben we gezien wat intensieve samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven kan opleveren. Als iemand een verdacht product in sterk afwijkende hoeveelheden koopt, krijgt de overheid dat te horen. Dat is relevant bij het voorkomen van chemische, biologische of nucleaire aanslagen. Die mogelijkheden proberen we nu ook in kaart te brengen.
Er wordt verder fors geïnvesteerd in de beveiligingsindustrie. Zoals in de sluipwesp die explosieven kan opsporen. Dat schijnt mogelijk te zijn, maar ik weet niet wanneer dat commercieel op de markt kan worden gebracht. Er zijn inmiddels nieuwe generaties ‘slimme camera’s’ die gaan registreren als er in het publiek individuen zijn die een afwijkend patroon vertonen. Camera’s die parkeerterreinen in de gaten houden maar pas registreren als iemand niet rechtstreeks naar een auto loopt, maar rondslentert langs vier of vijf andere auto’s. Op Schiphol moet het mogelijk zijn om met dergelijke vormen van cameratoezicht veel efficiënter te opereren. Hetzelfde geldt voor de NS, die zijn ook met dergelijke plannen bezig. Engeland heeft al heel veel camera’s in de publieke ruimte. Veertien miljoen camera's, hoorde ik laatst. Dat is wel heel veel.”
Vindt u dat vanuit het oogpunt van privacybescherming acceptabel?
„Het is in ieder geval achteraf, bij de opsporing, heel handig. De Engelsen laten niet na om dat te benadrukken. We zijn met publieke en private partners, waaronder marechaussee, beveiligingsbedrijven, KLM en Schiphol bezig in kaart te brengen hoe je het cameratoezicht op vliegvelden kunt intensiveren. Want, hoe meer camera’s, hoe groter de mogelijkheden om achteraf te bekijken wat er is gebeurd. Dat is een voordeel dat maar moet worden afgewogen tegen het nadeel dat mensen zich minder vrij voelen. Dat is misschien persoonlijk. Maar als ik in Londen loop, met al die camera’s, heb ik niet een ander gevoel dan wanneer ik in Amsterdam loop.”
Bron: NRC
Joustra over het Nederlandse antiterreurbeleid
Nederland zoekt naar nieuwe technieken om terreuraanslagen te voorkomen. Opletten is een eerste stap, maar als iedereen elkaar wantrouwt, hebben terroristen hun doel deels bereikt.
Door onze redacteuren Rob Schoof Jos Verlaan
den haag, 4 maart.
De binnenlandse dreiging van terreuraanslagen overstijgt de risico’s van aanslagen van internationale groepen in Nederland. Dat zegt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), T. Joustra. „Twee jaar geleden bestond de dreiging vooral uit kringen rond Al-Qaeda. Nu gaat het vooral om jongeren met de Nederlandse nationaliteit die tot gewelddadigheden kunnen komen.”
Personen uit de moslimgemeenschap, maar ook ‘bekeerlingen’, radicaliseren in zorgelijk tempo en vormen een reële bedreiging. Volgens Joustra zijn in Nederland vijftien tot twintig netwerken actief. „Netwerken die mogelijk nog niet in het stadium zijn van aanslagen, maar die ook ondersteunend kunnen zijn bij het regelen van financiën of reisdocumenten. Al die netwerken hebben hun eigen geaardheid, maar je kunt niet uitsluiten dat ze overgaan tot gewelddadigheden.”
Is radicalisering niet ook een reactie op een verharding jegens de islam, zoals pleidooien om burqa’s te verbieden?
„Je hoort individuele personen wel eens uitspraken doen waarvan je denkt: dat helpt niet echt. Ik zie op dat vlak ook wel dingen gebeuren waarvan ik vind dat dat niet zo nodig is. Het is niet aan mij om concrete gevallen te noemen. Maar van de andere kant radicaliseren mensen ook uit onvrede. Dan betrekt men onwelgevallige uitspraken bij de bevestiging van het eigen gelijk. Dat laat onverlet dat de uiteindelijke oplossing toch van het integratiebeleid moet komen. Dat men verbondenheid met de westerse samenleving krijgt.”
Verscherpt de overheidscampagne tegen terreur die deze week is gestart, niet de tegenstellingen?
„We geven in die campagne juist aan dat het dragen van lange gewaden of een baard helemaal niets met terrorisme te maken heeft. Dat dergelijke uiterlijkheden geen signaal van een verdachte situatie zijn. De terroristen die de Twin Towers invlogen hadden hun Arabische kleding afgelegd en westerse kleding aangetrokken. Je zou je eerder zorgen moeten maken over iemand die eerst traditioneel gekleed ging en zich plotseling heel mondain kleedt.”
Dus een burqaverbod, waar de Kamer om vraagt, dient geen enkel doel?
„Er bestaat geen verband tussen traditionele kleding en terrorisme. Die burqamaatregel is een politieke discussie waarvan ik de uitkomst met belangstelling afwacht.”
Burgers die een verdacht koffertje zien, moeten de politie bellen. Vroeger ging zo’n tas naar gevonden voorwerpen, nu wordt het station ontruimd.
„We hebben er bewust voor gekozen om zoveel mogelijk nuance in de campagne te leggen. Dat een maatschappij waarin iedereen elkaar wantrouwt, een maatschappij is waarin terroristen voor een deel hun doel al bereikt hebben. We willen laten zien dat burgers zelf inderdaad een bijdrage kunnen leveren. Maar tegelijkertijd ook dat de overheid al heel veel doet. Als je helder uiteenzet wat er aan de hand is en wat de overheid doet, draag je bij aan zekerheid in plaats van het aanwakkeren van angst. En die hele discussie over dat vergeten koffertje, heeft in ieder geval het voordeel dat mensen beter op hun spullen letten. Omdat ze nu weten dat het allemaal gedoe kan opleveren als je maar lukraak ergens zo'n koffertje neerzet.”
Kunnen mensen inderdaad gerust zijn? Is het antiterrorismebeleid niet veel te versnipperd en moet er niet één overkoepelend ministerie voor Veiligheid komen?
„We hebben met de NCTb gekozen voor een kleine organisatie onder twee ministers. Maar daarbij is wel randvoorwaarde dat die twee ministers eendrachtig aan dat beleid werken. Als er verschillen van mening zouden zijn, dan wordt het ingewikkelder. Het onderbrengen van de verantwoordelijkheden in één ministerie kan dat opvangen. Dat is absoluut waar.
Als mij bij de komende kabinetsformatie advies zou worden gevraagd, zou ik zeggen, er voorstander van te zijn om de repressieve onderdelen van het antiterrorismebeleid te hergroeperen binnen een ministerie. Met aan de andere kant een ministerie dat zich bezig houdt met integratie. Die repressieve bundeling zou dan dat ministerie van Veiligheid zijn. Daar kan efficiency mee gewonnen worden. Efficiency was ook de reden van het opzetten van de NCTb. Hier wordt nu bijvoorbeeld het beleid van beide ministeries op het gebied van terrorismebestrijding voorbereid. Dat bevordert de snelheid van besluitvorming.”
Blijft de overheid achterop lopen bij het voorkomen van nieuwe aanslagen of is het mogelijk om nieuwe opsporingstechnieken in te zetten?
„Iedereen is zoekende. Bij recente bezoeken in New York hebben we gezien wat intensieve samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven kan opleveren. Als iemand een verdacht product in sterk afwijkende hoeveelheden koopt, krijgt de overheid dat te horen. Dat is relevant bij het voorkomen van chemische, biologische of nucleaire aanslagen. Die mogelijkheden proberen we nu ook in kaart te brengen.
Er wordt verder fors geïnvesteerd in de beveiligingsindustrie. Zoals in de sluipwesp die explosieven kan opsporen. Dat schijnt mogelijk te zijn, maar ik weet niet wanneer dat commercieel op de markt kan worden gebracht. Er zijn inmiddels nieuwe generaties ‘slimme camera’s’ die gaan registreren als er in het publiek individuen zijn die een afwijkend patroon vertonen. Camera’s die parkeerterreinen in de gaten houden maar pas registreren als iemand niet rechtstreeks naar een auto loopt, maar rondslentert langs vier of vijf andere auto’s. Op Schiphol moet het mogelijk zijn om met dergelijke vormen van cameratoezicht veel efficiënter te opereren. Hetzelfde geldt voor de NS, die zijn ook met dergelijke plannen bezig. Engeland heeft al heel veel camera’s in de publieke ruimte. Veertien miljoen camera's, hoorde ik laatst. Dat is wel heel veel.”
Vindt u dat vanuit het oogpunt van privacybescherming acceptabel?
„Het is in ieder geval achteraf, bij de opsporing, heel handig. De Engelsen laten niet na om dat te benadrukken. We zijn met publieke en private partners, waaronder marechaussee, beveiligingsbedrijven, KLM en Schiphol bezig in kaart te brengen hoe je het cameratoezicht op vliegvelden kunt intensiveren. Want, hoe meer camera’s, hoe groter de mogelijkheden om achteraf te bekijken wat er is gebeurd. Dat is een voordeel dat maar moet worden afgewogen tegen het nadeel dat mensen zich minder vrij voelen. Dat is misschien persoonlijk. Maar als ik in Londen loop, met al die camera’s, heb ik niet een ander gevoel dan wanneer ik in Amsterdam loop.”
Bron: NRC