PDA

Bekijk Volledige Versie : Onze moraal, dat moet toch genoeg zijn



Orakel
11-03-06, 07:19
Interview / Onze moraal, dat moet toch genoeg zijn
door Ellen Lammers en Jacob Boersema

Martha Nussbaum ontving deze week een eredoctoraat in Den Haag. De filosofe pleit voor opvoeding tot wereldburger.

U heeft een sterk ontwikkeld gevoel voor rechtvaardigheid en hecht daar grote waarde aan. Heeft dat te maken met uw religieuze overtuiging?

„Ik ben tot het jodendom bekeerd op mijn twintigste. Ik was grootgebracht met de anglicaanse kerk. De gedachtegang daar was: wij hoeven ons niet druk te maken over sociale rechtvaardigheid want dat komt allemaal wel goed in het hiernamaals. Dat sprak me niet aan. Wat me in het jodendom aantrok, was het idee dat ik me aansloot bij mensen die inzagen dat de strijd voor rechtvaardigheid iets van nu is en dat deze strijd hier en nu gevoerd moet worden. Ik denk dat religie een gestructureerde manier biedt om dieper na te denken over de belangrijke morele waarheden.”

U ontving deze week, van het Haagse ISS, uw 26ste eredoctoraat. Dat is het eerste uitgereikt door een instituut voor ontwikkelingsvraagstukken. Weinig filosofen werken daaraan. Waarom u wel?

„Voordat ik daarbij betrokken raakte doceerde ik klassieke talen en filosofie, vooral de antieke Griekse filosofie. Ik woonde destijds samen met de econoom Amartya Sen die werkte aan een bredere benadering van internationaal ontwikkelingsbeleid. Ik bedacht toen dat het geweldig zou zijn als ik daar als filosofe aan kon bijdragen. Dit begon met een aantal filosofisch-economische projecten over de kwaliteit van leven. Het werk fascineerde me, de urgentie van de problemen raakte me. Ik bezocht India en kreeg een totaal ander beeld van wat mij in mijn carrière te doen stond. Ik besefte hoe bekrompen en kortzichtig ik was geweest. Ik wist niets over andere culturen. Alles buiten de westerse traditie was me vreemd.”

Wat is uw rol als filosofe in ontwikkelingsstudies?

„Ontwikkeling is een normatief begrip. Het gaat over verbetering en is dus een moreel begrip, want je moet een idee hebben over het goede en het fatsoenlijke. Daar gaat mijn werk over. Ik denk dat academische studies heel nuttig zijn. De wereld wordt immers niet geleid door goedbedoelende maatschappelijke organisaties. Het zijn goede theorieën die de wereld regeren. Sommige daarvan deugen niet en als je die kunt ontkrachten is dat een wezenlijke bijdrage.”

In uw nieuwe boek, ’Frontiers of Justice’, hekelt u theorieën over rechtvaardigheid die gebaseerd zijn op de traditie van het sociale contract. Ze zouden geen rekening houden met onze verhouding tot mensen in andere landen. Wat is uw alternatief?

„Ik denk dat geen fatsoenlijke politieke structuur kan vertrouwen op de individuele filantropische instincten van burgers. Dat is geprobeerd en het is duidelijk dat dit ernstige problemen oplevert. De aandacht die mensen voor anderen kunnen opbrengen is tijdelijk en willekeurig. Ze verliezen gemakkelijk mensen ver weg uit het oog.

Natiestaten hebben dit opgelost door instituties in het leven te roepen, zoals een ziektekosten- en sociaal zekerheidsstelsel, gefinancierd door een passend belastingstelsel.

Nu op wereldschaal. Hoe pakken we dat aan? Er is geen wereldstaat en dat moet zo blijven. We zijn daarom afhankelijk van de bereidheid van naties om rechtvaardige overeenkomsten met elkaar te sluiten. En daar knelt het, want er is geen dwingende structuur die hen daartoe beweegt. We zijn overgeleverd aan informele internationale verdragen die bij elkaar gehouden worden enkel door onze eigen morele overtuiging dat dit een betere wereld zal scheppen.

Nu, ik denk dat dat genoeg is. Maar dan moet er wel onderwijs zijn dat burgers hiervan bewust maakt. Zodat wanneer er ergens gemarteld wordt, ze onmiddellijk in actie komen.”

Een betere wereld door onderwijs, wat voor onderwijs stelt u voor?

„Helaas is het onderwijs tegenwoordig hoofdzakelijk gericht op wat studenten economisch kunnen betekenen voor de internationale markt. De kunsten en de geesteswetenschappen zijn nutteloze parafernalia waarin je zomaar kunt snoeien. In ’Cultivating Humanity’, mijn boek over het hoger onderwijs in Amerika, beargumenteer ik dat we een vorm van onderwijs nodig hebben die een gecompliceerd en genuanceerd begrip bevordert van de wereld en haar bewoners. Kritische zelfreflectie en reflectie op de eigen tradities horen hierbij. We moeten het innerlijk oog van onze studenten vormen en dat vereist zorgvuldig samengestelde vakken in de kunsten en de geesteswetenschappen. Hierdoor komen ze in aanraking met vraagstukken over gender, racisme, etniciteit en intercultureel begrip. Kunstopvoeding en kunstwerken zijn van onschatbare waarde als je de verworvenheden en het lijden wilt leren begrijpen van een andere cultuur.”

In uw werk zegt u dat kunst de verbeeldingskracht, en daarmee het inlevingsvermogen van mensen vergroot. Meestal neemt u als voorbeeld een literair werk. Denkt u dat films eenzelfde positieve werking kunnen hebben?

„Ik zag de oscaruitreiking deze week. ’Brokeback Mountain’ is in de VS een enorm cultureel fenomeen. Daar gaat veel politieke energie zitten in de haat tegen homoseksuelen. Maar deze film raakte een snaar. Het is zowel een universeel verhaal over de liefde als een verhaal over de verwoestende psychologische en lichamelijke gevolgen van het niet uit de kast komen. Niemand kan nu nog beweren dat het bij homo’s alleen draait om promiscue seks en dat het met liefde niets te maken heeft. Visueel is de film een genot en de muziek – die een oscar kreeg – is prachtig en blijft lang na afloop door je hoofd rondspoken. Het centrale thema geeft de spanning van het tragisch verlangen geweldig weer. Daarom greep het Amerikanen zo aan. Ze zagen alles opeens in een ander licht.”

Europa worstelt met de rol van religie in de samenleving. Hoe ziet u dat?

„Europa moet nog leren leven met diversiteit. De traditionele aanpak was assimilatie. Europeanen voelen zich ongemakkelijk als mensen in het openbaar anders zijn. Joden werden gedoogd zolang ze zich kleedden als iedereen en aten als iedereen.

De Amerikaanse traditie is anders. De Quakers hebben nooit hun hoed hoeven af te zetten in de rechtbank of als ze bij het leger gingen. Joden hoefden nooit op zaterdag te getuigen. Al die uitzonderingen zijn een groot goed. Het is een sterke en krachtige traditie, ook al staat zij op dit moment onder grote druk.

Als ik in Italië ben en ik zie een kruisbeeld staan voor in een klaslokaal en iemand zegt tegen me: ’Wat is daar erg aan? Dat is onze cultuur’, dan voel ik me gedwongen te zeggen dat het me stoort. Omdat het kruisbeeld de boodschap uitdraagt dat er eerste- en tweederangs burgers zijn.

We moeten beter nadenken over wat culturele symbolen werkelijk uitdrukken.

Nu er in Europa steeds meer mensen uit verschillende culturen wonen, kunnen Europeanen er niet van uitgaan dat ieder redelijk individu zich op dezelfde wijze zal gaan gedragen. We kunnen er niet omheen: We moeten met elkaar leren leven.”

trouw.nl (http://www.trouw.nl/deverdieping/religie_filosofie/article244244.ece/Interview+%2F+Onze+moraal%2C+dat+moet+toch+genoeg+ zijn)