_h4T3D_sE7eN
12-03-06, 13:13
(Novum/AP) - De aanslagen in treinen in Madrid die op 11 maart 2004 191 levens eisten, waren niet het werk van Al-Qaida. Dat hebben een hoge medewerker van de Spaanse inlichtingendienst en een westerse functionaris die betrokken is bij terreurbestrijding in Spanje het persbureau Associated Press op voorwaarde van anonimiteit verteld.
De moslimfundamentalisten die de aanslagen pleegden opereerden zelfstandig en hebben geen telefonisch contact gehad met leden van het terreurnetwerk van Osama bin Laden. Evenmin is er door Al-Qaida geld naar hen overgemaakt, blijkt volgens de anonieme bronnen uit het onderzoek naar de aanslagen. Zaterdag herdenkt Spanje de slachtoffers van de aanslagen.
De aanslagen in Madrid worden geregeld in een adem genoemd met Al-Qaida, vooral omdat een man die zichzelf Abu Duhan al-Afghani noemde twee dagen na de aanslagen namens Al-Qaida de verantwoordelijkheid opeiste. Volgens de bronnen waren de meeste terroristen die bij de aanslagen betrokken waren Marokkaanse en Syrische immigranten die vrijwel zonder uitzondering een strafblad hadden en zich bezighielden met onder meer drugssmokkel. De explosieven in de treinen waren betaald met inkomsten uit de verkoop van hasj.
Volgens Paul Wilkinson, de voorzitter van het Studiecentrum voor Terrorisme en Politiek Geweld van de Schotse St. Andrews universiteit, speelt Al-Qaida vooral een ideologische rol. Radicale Al-Qaida-leden inspireren terroristen wereldwijd en claimen na afloop met genoegen de verantwoordelijkheid voor aanslagen. Wilkinson waarschuwt bovendien dat het feit dat inlichtingenfunctionarissen geen directe link tussen 'Madrid' en Al-Qaida hebben kunnen vinden niet, betekent dat die link er ook niet is. "Als veiligheidsfunctionarissen alles zouden weten, zou Osama bin Laden inmiddels ook wel gepakt zijn", aldus Wilkinson.
De Spaanse justitie heeft in verband met de aanslagen al 116 mensen gearresteerd, van wie er 24 nog steeds vast zitten. Minstens drie verdachten worden nog gezocht, maar de belangrijkste figuren zitten vast of zijn overleden. Het veronderstelde brein achter de aanslagen, de Tunesiër Serhan Ben Abdelmajid Fakhet, blies zichzelf samen met zes andere terreurverdachten drie weken na de aanslagen op toen de politie hun appartement benaderde. Een andere leider, de Marokkaan Jamal Ahmidan, kwam die dag ook om het leven.
Veel moslims in Spanje, voor het grootste deel Marokkanen, zeggen twee jaar na de aanslagen nog steeds geregeld hinder te ondervinden van de daden van hun geloofsgenoten. Sommigen werden bespuugd, anderen ontslagen. In Spanje werd echter geen geweld gebruikt om de aanslagen te wreken en werden er geen islamitische gebouwen bestookt, zoals in Nederland gebeurde na de moord op Theo van Gogh.
Na 11 maart 2004 gingen miljoenen Spanjaarden de straat op en verloor de conservatieve, pro-Amerikaanse regering de verkiezingen. Een socialistische regering trad aan en deed de grootste moeite om niet de hele islamitische gemeenschap te demoniseren. Premier José Luis Rodriguez Zapatero startte een campagne om de dialoog tussen Westerse landen en de islamitische wereld te bevorderen, maar ook Spaanse moslims deden hun best om de lont uit het kruitvat te halen. De Spaanse moslimleider Mansur Escudero sprak een jaar na de aanslagen zelfs een soort fatwa uit tegen Bin Laden. Hij noemde de Al-Qaida-leider een afvallige omdat hij terrorisme als legitiem middel beschouwt.
De Spaanse autoriteiten blijven hoe dan ook alert. Sinds maart 2004 zijn al meerdere aanslagen voorkomen, meldden de eerdergenoemde anonieme bronnen. Terroristen zouden plannen hebben gehad om in Barcelona een aantal gebouwen op te blazen en ook zou een groep Marokkanen en Algerijnen het Spaanse Nationale Gerechtshof hebben willen wegvagen met behulp van vijfhonderd kilo explosieven in een vrachtwagen. De strijd tegen terreur is ook op Spaanse bodem dus nog niet gestreden.
De moslimfundamentalisten die de aanslagen pleegden opereerden zelfstandig en hebben geen telefonisch contact gehad met leden van het terreurnetwerk van Osama bin Laden. Evenmin is er door Al-Qaida geld naar hen overgemaakt, blijkt volgens de anonieme bronnen uit het onderzoek naar de aanslagen. Zaterdag herdenkt Spanje de slachtoffers van de aanslagen.
De aanslagen in Madrid worden geregeld in een adem genoemd met Al-Qaida, vooral omdat een man die zichzelf Abu Duhan al-Afghani noemde twee dagen na de aanslagen namens Al-Qaida de verantwoordelijkheid opeiste. Volgens de bronnen waren de meeste terroristen die bij de aanslagen betrokken waren Marokkaanse en Syrische immigranten die vrijwel zonder uitzondering een strafblad hadden en zich bezighielden met onder meer drugssmokkel. De explosieven in de treinen waren betaald met inkomsten uit de verkoop van hasj.
Volgens Paul Wilkinson, de voorzitter van het Studiecentrum voor Terrorisme en Politiek Geweld van de Schotse St. Andrews universiteit, speelt Al-Qaida vooral een ideologische rol. Radicale Al-Qaida-leden inspireren terroristen wereldwijd en claimen na afloop met genoegen de verantwoordelijkheid voor aanslagen. Wilkinson waarschuwt bovendien dat het feit dat inlichtingenfunctionarissen geen directe link tussen 'Madrid' en Al-Qaida hebben kunnen vinden niet, betekent dat die link er ook niet is. "Als veiligheidsfunctionarissen alles zouden weten, zou Osama bin Laden inmiddels ook wel gepakt zijn", aldus Wilkinson.
De Spaanse justitie heeft in verband met de aanslagen al 116 mensen gearresteerd, van wie er 24 nog steeds vast zitten. Minstens drie verdachten worden nog gezocht, maar de belangrijkste figuren zitten vast of zijn overleden. Het veronderstelde brein achter de aanslagen, de Tunesiër Serhan Ben Abdelmajid Fakhet, blies zichzelf samen met zes andere terreurverdachten drie weken na de aanslagen op toen de politie hun appartement benaderde. Een andere leider, de Marokkaan Jamal Ahmidan, kwam die dag ook om het leven.
Veel moslims in Spanje, voor het grootste deel Marokkanen, zeggen twee jaar na de aanslagen nog steeds geregeld hinder te ondervinden van de daden van hun geloofsgenoten. Sommigen werden bespuugd, anderen ontslagen. In Spanje werd echter geen geweld gebruikt om de aanslagen te wreken en werden er geen islamitische gebouwen bestookt, zoals in Nederland gebeurde na de moord op Theo van Gogh.
Na 11 maart 2004 gingen miljoenen Spanjaarden de straat op en verloor de conservatieve, pro-Amerikaanse regering de verkiezingen. Een socialistische regering trad aan en deed de grootste moeite om niet de hele islamitische gemeenschap te demoniseren. Premier José Luis Rodriguez Zapatero startte een campagne om de dialoog tussen Westerse landen en de islamitische wereld te bevorderen, maar ook Spaanse moslims deden hun best om de lont uit het kruitvat te halen. De Spaanse moslimleider Mansur Escudero sprak een jaar na de aanslagen zelfs een soort fatwa uit tegen Bin Laden. Hij noemde de Al-Qaida-leider een afvallige omdat hij terrorisme als legitiem middel beschouwt.
De Spaanse autoriteiten blijven hoe dan ook alert. Sinds maart 2004 zijn al meerdere aanslagen voorkomen, meldden de eerdergenoemde anonieme bronnen. Terroristen zouden plannen hebben gehad om in Barcelona een aantal gebouwen op te blazen en ook zou een groep Marokkanen en Algerijnen het Spaanse Nationale Gerechtshof hebben willen wegvagen met behulp van vijfhonderd kilo explosieven in een vrachtwagen. De strijd tegen terreur is ook op Spaanse bodem dus nog niet gestreden.