PDA

Bekijk Volledige Versie : Het gezin als bedrijfsunit in dienst van de commercie



Dwaalspoor
10-04-06, 00:40
Van Doorn / Het gezin als bedrijf

door J.A.A. van Doorn

De discussie is alweer voorbij maar het onderwerp blijft mijn fantasie prikkelen. Ik doel op het voorstel van het PvdA-kamerlid Sharon Dijksma om hoogopgeleide vrouwen die niet gaan werken, te verplichten hun studiekosten terug te betalen. Thuisblijven komt neer op wat zij noemt kapitaalvernietiging.
Naar ik begrijp heeft Dijksma voor nogal wat hilariteit gezorgd, omdat zijzelf maar liefst twee academische studies niet heeft weten te voltooien (’kapitaalvernietiging’!), wat overigens geen sterk argument is omdat zij wel degelijk, en verbluffend jong zelfs, in een kamerzetel is getild. Wie zuur wil doen, kan zich afvragen of de PvdA met deze halfwas wel een goede investering heeft gepleegd: een ’hoogopgeleid’ partijlid zou meer hebben opgebracht.

Dat is inderdaad een onaardige opmerking maar ze vloeit logisch voort uit Dijksma’s typisch kapitalistische redeneertrant. Er is een tijd geweest dat sociaal-democraten onderwijs als een recht en hogere ontwikkeling als een verrijking van mens en maatschappij beschouwden. Dijksma gaat daarentegen mee met de tijdgeest waarin alles als een ’investering’ wordt aangemerkt die geld moet opbrengen om verantwoord te zijn.

Wie deze gedachtengang verder consequent uitwerkt, zou ook bezwaar moeten maken tegen het aanvaarden door hoger opgeleiden van functies beneden hun niveau. Academische vrouwen –en mannen ook natuurlijk– zouden financieel gestraft moeten worden indien ze werk aanvaarden dat door niet-academici kan worden verricht. Ook dat is immers ’kapitaalvernietiging’.

Het meest boeiend vond ik een opiniestuk in NRC Handelsblad waarin de kwestie die Dijksma heeft aangesneden, in een ruimer kader werd geplaatst. Het stuk was afkomstig van Heleen Mees, als jurist en econoom in de Verenigde Staten werkzaam.

Nederlandse vrouwen, zo is haar betoog, werken per week aanzienlijk korter dan Amerikaanse en ze hebben bovendien langere vakanties. Toch werken ze even hard als hun Amerikaanse zusters omdat ze naast hun deeltijdbaan de zorg voor het huishouden op hun schouders hebben. In Amerika verdienen vrouwen echter meer dan in Nederland en kunnen die klussen –tegen betaling– het huis uitdoen of inhuren. Concreet: Amerikanen eten veel vaker buiten de deur, maken gebruik van wasserettes, stomerijen en boodschappendiensten terwijl kindermeisjes zich over de kinderen ontfermen. Een schrikbeeld van Mees: Nederlandse vrouwen moeten na een dag huishouden ’zelf hun nagels lakken’.

Het grote voordeel van het Amerikaanse systeem is dat daardoor veel laagopgeleiden werk vinden door de dingen over te nemen die in ons land door hoogopgeleide vrouwen worden gedaan. Het mes snijdt dus aan twee kanten: iedereen doet waarin hij of zij goed is en iedereen heeft er baat bij.

Het is geen onzinnig, het is zelfs een sluitend betoog en het zal zeker een goed deel van de Amerikaanse werkelijkheid weerspiegelen. Maar er zit een gedachtegang achter die een discussie waard is. Die gedachtegang is consequent emancipatorisch. We zijn eraan gewend dat mannen vaak volledig in hun werk opgaan. Veel zakenmensen, staffunctionarissen, bestuurders, advocaten en vergelijkbare hoger opgeleiden zijn dag en nacht met hun werk in de weer. Ze hebben weinig tijd voor hun gezin, betreuren dat vaak maar zien geen kans het anders te regelen.

Wat Heleen Mees betoogt –en wat door Sharon Dijksma wordt gesuggereerd– is het recht en de plicht van hoogopgeleide vrouwen diezelfde arbeidsethos te ontwikkelen. Hun ideeën sluiten trouwens aan bij wat vaak wordt gezegd: vrouwen moeten niet zeuren over ’het glazen plafond’ zo lang ze niet met het fanatisme van mannen hun werk doen. Voldoen vrouwen aan die eis, dan wordt het echter onmogelijk haar te vragen de traditionele gezinstaken uit te oefenen. Ze zullen daartoe de arbeid van anderen moeten inschakelen, en ze kunnen dat ook omdat ze voldoende verdienen.

Wat betekent dit? Consequent doorgedacht, betekent het dat gezin en huishouden wezenlijk anders worden gewaardeerd. Ze gaan deel uitmaken van het sociaal-economisch bestel waar een rationele arbeidsverdeling wordt nagestreefd en de beschikbare taken worden toegewezen overeenkomstig de beschikbare capaciteiten en kwalificaties. De gezinshuishouding wordt als het ware een onderdeel van de arbeidsmarkt waarbij tussen gezins-interne en -externe arbeidstaken geen principieel onderscheid wordt gemaakt. Het gezin is dan eigenlijk geen echte leefgemeenschap meer maar een bedrijfsunit, geleid door twee partners die een ’maatschap’ vormen.

Deze definitie is ons minder vreemd dan ze op het eerste gezicht lijkt. Ook in eigen land gaan we reeds die richting uit, zoals uit het dagelijks spraakgebruik blijkt. Men krijgt geen kinderen meer, men ’neemt’ ze, liefst op een tijdstip dat de loopbaan van de vrouw niet te zeer wordt verstoord en de betaalbaarheid geen probleem is. De wet regelt het zwangerschapsverlof, een keurige term, maar toch, wie er lang naar gaat zitten kijken, krijgt er onbestemde gevoelens bij. Het past in de rationele sfeer waarin ons gezinsleven inmiddels is ingebed: moet er in kinderen niet bijzonder veel worden ’geïnvesteerd’? Dat bedoel ik.


http://www.trouw.nl/deverdieping/dossiers/article276066.ece