PDA

Bekijk Volledige Versie : Koranonderzoek / De islam van de rotsen



Seif
12-04-06, 13:24
Koranonderzoek / De islam van de rotsen

door Eildert Mulder

Dissidente islamologen stellen spectaculaire vragen bij de ontstaansgeschiedenis van de islam. Deel zes van een serie: de islam ontluikt in de rotsen.

De theorieën van dissidente islamologen doen denken aan revoluties in de kosmologie. Ze dwingen om verschijnselen in een totaal andere samenhang te zien. Dat is soms even moeilijk als het is voor mensen, die geloven in de platte aarde, zich voor te stellen dat de wereld een bol is, die tollend om de zon draait.

Over een aantal dingen zijn de dissidente islamologen, hun voorzichtiger vakbroeders en de islamitische orthodoxie het wél eens. Niemand zal beweren dat de islam begin zevende eeuw al bestond. Verder onderschrijft iedereen, dat begin negende eeuw de islam al aardig zijn uiteindelijke vorm had aangenomen.

Het dispuut gaat over de tussentijd. De orthodoxie baseert zich op een soort vier-eenheid: De Koran, de biografieën van de profeet, zijn overgeleverde uitspraken (hadieth) en de oude geschiedschrijvers.

Uit de combinatie van die vier bronnen creëert de orthodoxie een pijlsnel verlopende heilsgeschiedenis, die begint met de eerste openbaringen aan Mohammed, 610 na Christus. Hij sterft in 632. Veertig jaar daarna is er, volgens de orthodoxie, een Arabisch, islamitisch wereldrijk, dat zich uitstrekt van Pakistan tot Spanje.

Kritische geleerden koppelen die vier ’bronnen’ (Koran, biografieën, hadieth, oude geschiedschrijvers) van elkaar los. Ze constateren bijvoorbeeld dat er in de Koran weinig steun is voor de levensbeschrijvingen van de profeet, van wie het in de Koran onduidelijk is of hij Mohammed heet.

Het wordt nog ingewikkelder als het klopt dat de Koran niet in 22 jaar is geopenbaard maar in een langdurig proces is ontstaan. De Duitse taalkundige Luxenberg denkt dat er tussen de ’Mekkaanse’ en ’Medinensische’ hoofdstukken minimaal een eeuw zit.

Als dat zo is dan moeten er meer profeten zijn geweest, die in de biografieën zijn samengesmolten. Je krijgt dan een discussie als over Homerus, de schepper van de Ilias en de Odyssee, die mogelijk ook een verzamelnaam is geweest voor meerdere dichters.

Luxenberg staat niet alleen. In de jaren zeventig al veroorzaakte de Amerikaanse koranonderzoeker John Wansbrough opschudding met zijn theorie dat de Koran in een proces van eeuwen is ontstaan. Volgens hem is de Koran een Arabische aanpassing van geschriften van een joods-christelijke sekte en is Mohammed een geconstrueerde persoon.

Luxenberg en Wansbrough krijgen steun vanuit de archeologie. De Israëlische archeologen Yehuda Nevo en Judith Koren onderzochten religieuze inscripties van gewone mensen in rotsen en vergeleken die met officiële opschriften op gebouwen. Het blijkt dat pas ruim een eeuw nadat volgens de biografen Mohammed overleed, de officiële inscripties duidelijk islamitisch zijn. De rotsinscripties van gewone mensen volgen die ontwikkeling pas zo’n veertig jaar later.

Nevo overleed in 1992, Koren maakte het door hen samen begonnen boek Crossroads to Islam (zie de Trouwsite) af. Het kwam uit in 2003. Ze deden onderzoek in de Israëlische Negev-woestijn. In rotsinscripties zien ze langzaam de islam ontluiken. Dat gebeurt geleidelijk en, opmerkelijk genoeg, niet voor maar juist na de stichting van het Arabische rijk. Dat laatste is een complete omdraaiing van het beeld, dat orthodoxe moslims hebben.

Voor hen geldt dat Arabische rijk juist als een inlossing van Gods beloften in de Koran. De veronderstelde grote veroveringen na Mohammeds dood, waarin de moslimlegers het Perzische en Byzantijnse rijk vernietigend versloegen zijn voor gelovigen even nauw met de Koran verbonden als de biografieën van de profeet.

Maar Nevo en Koren vinden er weinig archeologisch bewijs voor. Ze denken dat de Byzantijnen hun Midden-Oosterse bezittingen vrijwillig hebben afgestoten, waarna Arabieren het vacuüm opvulden. Tot dezelfde conclusie komt de Duitse Iranist Volker Popp, via analyse van antieke munten.

Het nieuwe, Arabische rijk wilde een eigen godsdienst. De Arabische vorsten, die zich pas later kaliefen noemden, hadden een ruime keus.

Het Midden-Oosten moet een soort laboratorium zijn geweest van monotheïstische groepen. Vele, maar lang niet alle, kunnen worden ondergebracht onder de noemers van christendom en jodendom, orthodox of ketters.

Anderen zijn geen joden of christenen maar wel monotheïsten. Volgens Nevo en Koren hebben de kaliefen uit die groepjes de islam ’bijeen gesmeed’. Daarbij kunnen diverse profetische tradities zijn samengebracht. Dat alles gebeurde van bovenaf, vandaar dat de nieuwe religieuze concepten eerst verschijnen in officiële opschriften en pas tientallen jaren later in de rotsin-scripties. Via taalkundige analyse van de inscripties onderscheiden Nevo en Koren drie periodes. De eerste noemen ze ’onbepaald monotheïstisch’, de tweede ’Mohammedaans’ en de derde islamitisch. De Mohammedaanse periode is een tussenvorm, de inscripties missen dan nog veel theologische uitdrukkingen van de latere islam maar wel komt Mohammed erin voor.

De inscripties in de derde periode vertonen de trekken van een voldragen islam met het bijpassende jargon. Dat begint halverwege de achtste eeuw, 120 jaar na de ’dood van de profeet’.

Een belangrijk keerpunt naar ’Mohammedanisme’ vormt de lange inscriptie in de Rotskoepel in Jeruzalem, gebouwd in 692, waar voor het eerst de uitspraak ’Mohammed is de gezant van God’ voorkomt.

Of Mohammed in die inscriptie al een eigennaam is, is de vraag. Volgens Luxenberg luidt de vertaling: „Prijzenswaardig is de gezant van God”. Maar Nevo en Koren denken dat de Rotskoepel het startsein was voor een campagne, waarin Mohammed als eigennaam wordt gelanceerd. Die naam begint dan ook op munten te verschijnen.

De inscriptie gaat overigens volledig over Jezus. De theologie van de Koran is volgens Nevo en Koren afkomstig van de ook door Wansbrough genoemde ’joodse christenen’, een groep die wel in Jezus als de messias geloofde maar niet als zoon van God.

De Byzantijnen verbanden hen uit Jeruzalem, waarna ze in het noord-oosten van het huidige Syrië hun ideeën en ook hun bijbelkennis zouden hebben doorgegeven aan Arabieren. De inscriptie in de Rotskoepel is volgens Nevo en Koren een goede samenvatting van de joods-christelijke theologie.

Veel Arabieren in de zevende en achtste eeuw waren, zo denken Nevo en Koren, nog zo vertrouwd met bijbelverhalen, dat de Koran die bekend lijkt te veronderstellen. Bijbelse vertellingen vormden de context voor de Koran, althans een deel ervan. Want de Koran lijkt ook te refereren naar andere, onbekende, waarschijnlijk Arabische verteltradities. Later fungeren vooral de biografieën van de profeet en zijn overgeleverde uitspraken als context voor de Koran. Het Arabische rijk wil dan zijn eigen godsdienst en profeet en de kloof met christendom en jodendom wordt dieper.

Nevo en Koren botsten ook op veel polytheïstische inscripties, waarmee ze jammer genoeg weinig doen. Een leuk detail is wel dat geen ervan is opgeschreven in klassiek Arabisch, dat volgens de orthodoxe opvatting en die van conventionele, westerse oriëntalisten het oer-Arabisch is.

Ook ontdekken ze dat in de Negev polytheïsten en moslims of proto-moslims nog lang tussen elkaar hebben geleefd met ieder hun eigen godshuizen. Dat polytheïsme beleefde in de achtste eeuw zelfs nog een opleving, in een periode dat de islam of het ’Mohammedanisme’ steeds duidelijker de allure van een staatsgodsdienst kreeg.

Nevo en Koren constateren nog iets opmerkelijks. Het polytheïsme, zoals dat staat beschreven in de biografieën kwam wel voor in de Negev, terwijl archeologen in de Hidjaaz, het gebied waarin Mekka en Medina liggen, daarvan geen sporen hebben gevonden, althans niet uit de periode waarin Mohammed zou hebben geleefd. De biografieën kunnen zich dus niet hebben afgespeeld in Mekka en Medina.

De oudste biografie dateert van halverwege de achtste eeuw. Dat die in het barre, afgelegen gebied van de Hidjaaz is gesitueerd heeft volgens Nevo en Koren een praktische, politieke reden.

In dichter bevolkte, centrale delen van het Arabische rijk zou er geweldige ruzie zijn uitgebroken tussen rivaliserende stammen, die alle om de eer zoude n hebben gewedijverd dat de profeet één van hen was. Dat wilden de kaliefen vermijden, vandaar de postume verbanning van de profeet naar de kale Hidjaaz.

Kijk voor de hele serie artikelen op www.trouw.nl/islam

Geen kritische tekst

Volgens Wansbrough, Nevo en Koren is de canonisatie van de Koran pas eind achtste eeuw voltooid. De ’Mohammed-campagne’ zou al een eeuw eerder zijn begonnen. Je zou dan haast verwachten dat de uiteindelijke korantekst vol met Mohammed zou staan, vanwege het belang dat de Arabische vorsten daarbij hadden. Dat is niet zo. Waren veel koranteksten eind zevende eeuw, al was de canonisatie nog niet voltooid, toch al te heilig om ze te veranderen? Zekerheid is er niet, omdat er geen kritische korantekst is, gebaseerd op de oudste handschriften. Het is zelfs onbekend of de oudste fragmenten de hele huidige tekst wel dekken.

Bron: Trouw (http://www.trouw.nl/deverdieping/religie_filosofie/article279977.ece/Koranonderzoek+%2F+De+islam+van+de+rotsen+)

waterfiets
12-04-06, 13:51
Wel interessant maar hier en daar wat speculatief. Bijvoorbeeld: als je in een bepaald gebied geen restanten vindt van een cultuur dan kan hij daar niet ontstaan zijn. Maar dat de wordinggeschiedenis van religies veel complexer, diverser en verwarrender is dan later vaak wordt aangenomen is duidelijk. Eén stroming gaat vervolgens de boventoon voeren en die verklaard vaak dat ze de enige waarheid is en dat er nooit een andere geweest is.