Seif
18-05-06, 01:00
’Slachtoffers slavernij gebaat bij onderzoek’
door Sybilla Claus
Dit is waarschijnlijk het laatste interview dat de Franse hoogleraar Olivier Pétré-Grenouilleau geeft. Uitspraken als ’slavernij is geen genocide geweest’ zijn hem eerder duur komen te staan.
In zijn recente boek over slavernij vergelijkt hij de slavenhandel naar het Amerikaanse continent met die naar het oosten en die in Afrika zelf. Onvergeeflijk zeggen critici. Het onderwerp ’slavernij’ ligt in het westen gevoelig. In Afrika is dat minder omdat velen weten dat hun voorouders zelf ook slaven hielden, kochten en verkochten.
Pétré-Grenouilleau spreekt vandaag aan de Universiteit Leiden op een symposium over de Afrikaanse slavenhandel. Aan de vooravond van zijn lezing, zegt hij eigenlijk niet met de pers te willen spreken. Hij is bang geworden voor wat zijn uitspraken in de media kunnen aanrichten. Vragen over zijn boek, dat gaat nog net. Maar hij wil zeker niet op de politieke commotie rond zijn boek ingaan.
Hoe is de ophef over de studie ’Les traites négrières’ (de slavenhandel) te verklaren? „Alles in het boek is al eerder gepubliceerd”, reageert de historicus van de universiteit van Zuid-Bretagne. De laatste veertig jaar is het onderzoek naar slavernij verder gegaan. Probleem is dat het grote publiek nog leeft met het beeld van wrede Europeanen die handel dreven in naïeve Afrikanen.”
De historicus heeft het politiek correct over ’westerse’, ’Afrikaanse’ en ’oosterse’ slavenhandel. „Je kunt de laatste geen ’moslimhandel’ noemen, zoals wel gebeurt, omdat godsdienst niet de drijfveer was. Dan zou je ook over christelijke slavenhandel moeten spreken.” Over de oosterse slavenhandel is in het westen relatief weinig bekend, omdat westerse historici nu eenmaal makkelijker bronnen in eigen talen bestuderen. „Maar er is in Toronto nu een jonge groep wetenschappers die Arabisch spreekt en slavernij onderzoekt in Iran en Noord-Afrika.”
Lang voor de Europeanen in die handel stapten, bestonden er al uitgebreide netwerken tussen Afrikaanse en Arabische (tussen)handelaren. Waarschijnlijk zijn er tussen 650 en 1920 17 miljoen Afrikanen door Arabieren verhandeld naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten, India en Indonesië. De minste gegevens zijn er over Afrika zelf, men denkt dat er door de eeuwen heen wellicht 14 miljoen slaven zijn geweest. Naar schatting hebben blanken tussen 1450 en 1860 11 miljoen slaven verhandeld. „Maar eigenlijk mag je niet de cijfers vergelijken”, voegt Pétré-Grenouilleau toe. „Hogere cijfers maakt het niet erger.”
Uniek aan het werk van de Franse historicus is dat hij zijn eigen vakgebied combineerde met dat van antropologen en oriëntalisten. De vergelijking levert inzichten op over de verschillen tussen westerse en oosterse slavenhandel: „In het Westen werd met de groei van het plantagesysteem de slavernij steeds belangrijker. De vermenging tussen zwart en blank was beperkt en zo zijn er in Brazilië, het Caribisch gebied en het zuiden van de VS grote zwarte gemeenschappen ontstaan.”
De handel naar het oosten verliep meer met horten en stoten. Waar de Amerika’s vooral vroegen om mannen voor op de plantages, werden slaven in de Oosterse handel veel gevarieerder ingezet: als soldaat, dienstbode, zeeman, bouwvakker of in een harem. Op seksueel contact tussen slavinnen en hun meesters rustte geen taboe, waardoor er in oosterse landen weinig zichtbaar is van deze slavengeschiedenis.
Eén ding wil Pétré-Grenouilleau nog kwijt, wellicht om kritiek te bezweren: „De grootste hommage aan de slachtoffers is het goed wetenschappelijk onderzoek te doen.”
Bron: Trouw (http://www.trouw.nl/hetnieuws/wereld/article320925.ece/%26rsquo%3BSlachtoffers+slavernij+gebaat+bij+onder zoek%26rsquo%3B+)
door Sybilla Claus
Dit is waarschijnlijk het laatste interview dat de Franse hoogleraar Olivier Pétré-Grenouilleau geeft. Uitspraken als ’slavernij is geen genocide geweest’ zijn hem eerder duur komen te staan.
In zijn recente boek over slavernij vergelijkt hij de slavenhandel naar het Amerikaanse continent met die naar het oosten en die in Afrika zelf. Onvergeeflijk zeggen critici. Het onderwerp ’slavernij’ ligt in het westen gevoelig. In Afrika is dat minder omdat velen weten dat hun voorouders zelf ook slaven hielden, kochten en verkochten.
Pétré-Grenouilleau spreekt vandaag aan de Universiteit Leiden op een symposium over de Afrikaanse slavenhandel. Aan de vooravond van zijn lezing, zegt hij eigenlijk niet met de pers te willen spreken. Hij is bang geworden voor wat zijn uitspraken in de media kunnen aanrichten. Vragen over zijn boek, dat gaat nog net. Maar hij wil zeker niet op de politieke commotie rond zijn boek ingaan.
Hoe is de ophef over de studie ’Les traites négrières’ (de slavenhandel) te verklaren? „Alles in het boek is al eerder gepubliceerd”, reageert de historicus van de universiteit van Zuid-Bretagne. De laatste veertig jaar is het onderzoek naar slavernij verder gegaan. Probleem is dat het grote publiek nog leeft met het beeld van wrede Europeanen die handel dreven in naïeve Afrikanen.”
De historicus heeft het politiek correct over ’westerse’, ’Afrikaanse’ en ’oosterse’ slavenhandel. „Je kunt de laatste geen ’moslimhandel’ noemen, zoals wel gebeurt, omdat godsdienst niet de drijfveer was. Dan zou je ook over christelijke slavenhandel moeten spreken.” Over de oosterse slavenhandel is in het westen relatief weinig bekend, omdat westerse historici nu eenmaal makkelijker bronnen in eigen talen bestuderen. „Maar er is in Toronto nu een jonge groep wetenschappers die Arabisch spreekt en slavernij onderzoekt in Iran en Noord-Afrika.”
Lang voor de Europeanen in die handel stapten, bestonden er al uitgebreide netwerken tussen Afrikaanse en Arabische (tussen)handelaren. Waarschijnlijk zijn er tussen 650 en 1920 17 miljoen Afrikanen door Arabieren verhandeld naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten, India en Indonesië. De minste gegevens zijn er over Afrika zelf, men denkt dat er door de eeuwen heen wellicht 14 miljoen slaven zijn geweest. Naar schatting hebben blanken tussen 1450 en 1860 11 miljoen slaven verhandeld. „Maar eigenlijk mag je niet de cijfers vergelijken”, voegt Pétré-Grenouilleau toe. „Hogere cijfers maakt het niet erger.”
Uniek aan het werk van de Franse historicus is dat hij zijn eigen vakgebied combineerde met dat van antropologen en oriëntalisten. De vergelijking levert inzichten op over de verschillen tussen westerse en oosterse slavenhandel: „In het Westen werd met de groei van het plantagesysteem de slavernij steeds belangrijker. De vermenging tussen zwart en blank was beperkt en zo zijn er in Brazilië, het Caribisch gebied en het zuiden van de VS grote zwarte gemeenschappen ontstaan.”
De handel naar het oosten verliep meer met horten en stoten. Waar de Amerika’s vooral vroegen om mannen voor op de plantages, werden slaven in de Oosterse handel veel gevarieerder ingezet: als soldaat, dienstbode, zeeman, bouwvakker of in een harem. Op seksueel contact tussen slavinnen en hun meesters rustte geen taboe, waardoor er in oosterse landen weinig zichtbaar is van deze slavengeschiedenis.
Eén ding wil Pétré-Grenouilleau nog kwijt, wellicht om kritiek te bezweren: „De grootste hommage aan de slachtoffers is het goed wetenschappelijk onderzoek te doen.”
Bron: Trouw (http://www.trouw.nl/hetnieuws/wereld/article320925.ece/%26rsquo%3BSlachtoffers+slavernij+gebaat+bij+onder zoek%26rsquo%3B+)