Orakel
03-06-06, 16:44
Hirsi Ali en haar vrienden blazen het radicaalste denken van de Franse revolutie nieuw leven in, waarschuwt Han van der Horst. Ik lust ze rauw.
Niemand heeft ooit een goede aanduiding kunnen vinden voor het anti-islam-verbond dat zich de laatste jaren in Nederland begint af te tekenen: neoconservatisme, populisme, nieuw rechts, nationalisme, zelfs Fortuynisme. Het klinkt allemaal onbevredigend. Geen wonder.
Wie had ooit gedacht dat Leon de Winter, Theo van Gogh, Ayaan Hirsi Ali, Paul Cliteur, Herman Philipse, Theodor Holman, Afshin Ellian en de hele redactie van HP/De Tijd zich in hetzelfde kamp zouden bevinden?
Ayaan Hirsi Ali heeft dat probleem nu voor ons opgelost. Eerst bepleitte zij voor de Zweedse Riksdag afschaffing van de termen integratie, diversiteit en multiculturalisme. Met gebruikmaking van dit vocabulaire immers weten moslims en andere duisterlingen het onkruid van discriminatie en onderdrukking in onze democratische akker te zaaien. Spreek daarom, zei ze, uitsluitend nog over vrijheid en tolerantie. Duld niet dat intolerante ideeen zich breed maken.
In een rede tijdens de opening van het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam wees Hirsi Ali religie in het algemeen aan als een rem op (wetenschappelijke) vooruitgang. Samen met traditie en conformisme is religie verantwoordelijk voor onderdrukking en stilstand. Het doen van nieuwe ontdekkingen houdt volgens Hirsi Ali direct verband met de mate van individuele vrijheid.
Dit is inderdaad in een notedop het vertoog van de antimoslim-beweging in Nederland. Je vindt deze argumentatie terug in toespraken, columns en op talloze geestverwante weblogs, zoals Geen Stijl , Het Vrije Volk of Frontaal Naakt .
Daarmee dient zich eindelijk een passende vlag aan die de levensbeschouwelijke lading dekt. Het in schijn zo heterogene gezelschap van islamcritici heeft wel degelijk een kleur. De leden hanteren vrijheid als ordeningsprincipe voor een samenleving die de absolute waarheid kent. Daarmee blazen zij het radicaalste denken van de Franse revolutie nieuw leven in. Ayaan en haar vrienden zijn de geestelijke nazaten van Maximilien de Robespierre. Het zijn Jacobijnen.
De Jacobijnen ontleenden hun naam aan het voormalig klooster waar zij bijeenkwamen. Voor het overige waren zij uiterst antiklerikaal. De vrijheid was in Jacobijnse ogen een heilig beginsel en een ordeningsprincipe. Dankzij rede en verlichting heeft de mens de voosheid van de godsdienst en de feodale normen en waarden die daarmee samenhangen, kunnen doorzien.
Oud denken was qualitate qua fout denken. Het verleden heeft afgedaan, als het Rijk van de Vrijheid zich aandient. Na hun machtsgreep voerden de Jacobijnen dan ook een nieuwe kalender in met tiendaagse weken, nieuwe maanden en het jaar 1 om te beginnen.
In het vertoog van Ayaan en het anti-islamitisch netwerk is veel van deze compromisloze Jacobijnse geest terug te vinden. Allen zelfs zij die zich als conservatief aandienen, profeet Pim Fortuyn voorop beroepen zich op de rede en de verlichting. De grote makke van de moslims is, naar hun inzicht, dat zij deze verlichting hebben gemist. Dit manco dient dan ook te worden rechtgezet door een activistische overheid, die eist dat haar burgers de leer van vrijheid en rede naar letter en geest respecteren. Ook de Jacobijnen uit de tijd van Robespierre wilden met staatsdwang een nieuwe mens creeren, ze wilden de boeren, burgers en edelen van hun tijd met de mal van vrijheid en rede omvormen tot gelijke burgers. Liefst goedschiks, maar als het moest kwaadschiks. De vrijheid was immers een geschenk dat men niet mocht weigeren.
De Engelse parlementarier Edmund Burke, vader van het echte conservatisme, die overigens altijd was opgekomen voor het goed recht van de Amerikanen tegen hun Britse overheersers in opstand te komen, zag de gevaren van deze Jacobijnse geest al in een vroeg stadium. Nog voordat Robespierre zijn terreurbewind kon vestigen, waarschuwde hij in een beroemd pamflet (Reflections on the Revolution in France, 1790) tegen de mogelijke uitkomst: Het doet zich voor als een zuivere democratie, al vermoed ik dat het hard op weg is om een kwaadaardige en onwaardige oligarchie te worden. (It affects to be a pure democracy, though I think it in a direct train of becoming shortly a mischievous and ignoble oligarchy). De revolutionaire vrijheidszin, de Jacobijnse variant op het liberalisme, stelt immers de ordening centraal en niet het recht van de mensen om hun leven op hun eigen manier in te richten.
Nederlandse liberalen hebben zich zelden aan Jacobijnse bronnen gelaafd. Daarvoor smaken zij te scherp en te bitter.
De geest van vrijheid maant in hun ogen juist tot terughoudendheid: er is geen ware leer, er bestaat geen ideale mens en burger, naar wiens beeld en gelijkenis ieder geschapen dient te worden. Je houdt je bemoeizucht in toom en bewaart afstand tot de wijze waarop mensen op grond van hun eigen overtuigingen hun leven in willen richten. Als zij een ander die vrijheid ook maar gunnen. In de Nederlandse traditie is vrijheid eerder een ruimte scheppend element dan een instrument tot ordening.
Nu minaretten in veler ogen de kerktorens wegconcurreren, blijkt in de polder toch een neo-Jacobijnse geest te gedijen. Het is de vraag of we daar blij mee moeten zijn.
Onder moslims wint terrein wat wordt aangeduid als de zuivere islam. Dat is een letterlijke interpretatie van de koran buiten elke historische context om, vooral die van Mohammed en zijn tijdgenoten. Buiten die interpretatie bestaat geen heil. Het is weinig zinvol daar een even onhistorische, hermetische en ongenaakbare leer tegenover te stellen: de zuivere rede tegenover de zuivere islam.
Nederland moet wijzer zijn. Gelukkig kent de vrijheidszin zoetere bronnen dan die van de Jacobijnen.
Het werkelijke alternatief voor de bedreiging en de bedreigers van onze manier van leven is gelegen in de milde overtuiging dat niemand het recht heeft zijn waarheid dwingend aan een ander op te leggen. Daarvoor moet je waar nodig bereid zijn te vechten. Die strijd is de moeite waard. En ik ben bang dat dan de neo-Jacobijnen naast fundamentalisten van allerlei slag in het andere kamp staan.
Geeft niet, ik lust ze rauw. Allemaal.
HAN VAN DER HORST, Volkskrant 8 september 2005
Niemand heeft ooit een goede aanduiding kunnen vinden voor het anti-islam-verbond dat zich de laatste jaren in Nederland begint af te tekenen: neoconservatisme, populisme, nieuw rechts, nationalisme, zelfs Fortuynisme. Het klinkt allemaal onbevredigend. Geen wonder.
Wie had ooit gedacht dat Leon de Winter, Theo van Gogh, Ayaan Hirsi Ali, Paul Cliteur, Herman Philipse, Theodor Holman, Afshin Ellian en de hele redactie van HP/De Tijd zich in hetzelfde kamp zouden bevinden?
Ayaan Hirsi Ali heeft dat probleem nu voor ons opgelost. Eerst bepleitte zij voor de Zweedse Riksdag afschaffing van de termen integratie, diversiteit en multiculturalisme. Met gebruikmaking van dit vocabulaire immers weten moslims en andere duisterlingen het onkruid van discriminatie en onderdrukking in onze democratische akker te zaaien. Spreek daarom, zei ze, uitsluitend nog over vrijheid en tolerantie. Duld niet dat intolerante ideeen zich breed maken.
In een rede tijdens de opening van het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam wees Hirsi Ali religie in het algemeen aan als een rem op (wetenschappelijke) vooruitgang. Samen met traditie en conformisme is religie verantwoordelijk voor onderdrukking en stilstand. Het doen van nieuwe ontdekkingen houdt volgens Hirsi Ali direct verband met de mate van individuele vrijheid.
Dit is inderdaad in een notedop het vertoog van de antimoslim-beweging in Nederland. Je vindt deze argumentatie terug in toespraken, columns en op talloze geestverwante weblogs, zoals Geen Stijl , Het Vrije Volk of Frontaal Naakt .
Daarmee dient zich eindelijk een passende vlag aan die de levensbeschouwelijke lading dekt. Het in schijn zo heterogene gezelschap van islamcritici heeft wel degelijk een kleur. De leden hanteren vrijheid als ordeningsprincipe voor een samenleving die de absolute waarheid kent. Daarmee blazen zij het radicaalste denken van de Franse revolutie nieuw leven in. Ayaan en haar vrienden zijn de geestelijke nazaten van Maximilien de Robespierre. Het zijn Jacobijnen.
De Jacobijnen ontleenden hun naam aan het voormalig klooster waar zij bijeenkwamen. Voor het overige waren zij uiterst antiklerikaal. De vrijheid was in Jacobijnse ogen een heilig beginsel en een ordeningsprincipe. Dankzij rede en verlichting heeft de mens de voosheid van de godsdienst en de feodale normen en waarden die daarmee samenhangen, kunnen doorzien.
Oud denken was qualitate qua fout denken. Het verleden heeft afgedaan, als het Rijk van de Vrijheid zich aandient. Na hun machtsgreep voerden de Jacobijnen dan ook een nieuwe kalender in met tiendaagse weken, nieuwe maanden en het jaar 1 om te beginnen.
In het vertoog van Ayaan en het anti-islamitisch netwerk is veel van deze compromisloze Jacobijnse geest terug te vinden. Allen zelfs zij die zich als conservatief aandienen, profeet Pim Fortuyn voorop beroepen zich op de rede en de verlichting. De grote makke van de moslims is, naar hun inzicht, dat zij deze verlichting hebben gemist. Dit manco dient dan ook te worden rechtgezet door een activistische overheid, die eist dat haar burgers de leer van vrijheid en rede naar letter en geest respecteren. Ook de Jacobijnen uit de tijd van Robespierre wilden met staatsdwang een nieuwe mens creeren, ze wilden de boeren, burgers en edelen van hun tijd met de mal van vrijheid en rede omvormen tot gelijke burgers. Liefst goedschiks, maar als het moest kwaadschiks. De vrijheid was immers een geschenk dat men niet mocht weigeren.
De Engelse parlementarier Edmund Burke, vader van het echte conservatisme, die overigens altijd was opgekomen voor het goed recht van de Amerikanen tegen hun Britse overheersers in opstand te komen, zag de gevaren van deze Jacobijnse geest al in een vroeg stadium. Nog voordat Robespierre zijn terreurbewind kon vestigen, waarschuwde hij in een beroemd pamflet (Reflections on the Revolution in France, 1790) tegen de mogelijke uitkomst: Het doet zich voor als een zuivere democratie, al vermoed ik dat het hard op weg is om een kwaadaardige en onwaardige oligarchie te worden. (It affects to be a pure democracy, though I think it in a direct train of becoming shortly a mischievous and ignoble oligarchy). De revolutionaire vrijheidszin, de Jacobijnse variant op het liberalisme, stelt immers de ordening centraal en niet het recht van de mensen om hun leven op hun eigen manier in te richten.
Nederlandse liberalen hebben zich zelden aan Jacobijnse bronnen gelaafd. Daarvoor smaken zij te scherp en te bitter.
De geest van vrijheid maant in hun ogen juist tot terughoudendheid: er is geen ware leer, er bestaat geen ideale mens en burger, naar wiens beeld en gelijkenis ieder geschapen dient te worden. Je houdt je bemoeizucht in toom en bewaart afstand tot de wijze waarop mensen op grond van hun eigen overtuigingen hun leven in willen richten. Als zij een ander die vrijheid ook maar gunnen. In de Nederlandse traditie is vrijheid eerder een ruimte scheppend element dan een instrument tot ordening.
Nu minaretten in veler ogen de kerktorens wegconcurreren, blijkt in de polder toch een neo-Jacobijnse geest te gedijen. Het is de vraag of we daar blij mee moeten zijn.
Onder moslims wint terrein wat wordt aangeduid als de zuivere islam. Dat is een letterlijke interpretatie van de koran buiten elke historische context om, vooral die van Mohammed en zijn tijdgenoten. Buiten die interpretatie bestaat geen heil. Het is weinig zinvol daar een even onhistorische, hermetische en ongenaakbare leer tegenover te stellen: de zuivere rede tegenover de zuivere islam.
Nederland moet wijzer zijn. Gelukkig kent de vrijheidszin zoetere bronnen dan die van de Jacobijnen.
Het werkelijke alternatief voor de bedreiging en de bedreigers van onze manier van leven is gelegen in de milde overtuiging dat niemand het recht heeft zijn waarheid dwingend aan een ander op te leggen. Daarvoor moet je waar nodig bereid zijn te vechten. Die strijd is de moeite waard. En ik ben bang dat dan de neo-Jacobijnen naast fundamentalisten van allerlei slag in het andere kamp staan.
Geeft niet, ik lust ze rauw. Allemaal.
HAN VAN DER HORST, Volkskrant 8 september 2005