PDA

Bekijk Volledige Versie : Illusie van vrije wil ontstaat uit magie



Seif
04-07-06, 20:45
Psycholoog Dan Wegner onderzoekt de relatie tussen denken en handelen

Illusie van vrije wil ontstaat uit magie

Cognitief psycholoog Dan Wegner laat zijn proefpersonen denken dat zij handelingen controleren die ze niet zelf uitvoeren. De onderzoeker, die te werk gaat als een illusionist, concludeert dat de vrije wil een illusie is.

Door Niki Korteweg

ROTTERDAM, 4 JULI. Wie leest op dit moment deze zin? U natuurlijk! Maar zo vanzelfsprekend is dat besef niet, vertelde de Amerikaanse cognitief psycholoog Dan Wegner afgelopen vrijdag in zijn F.C. Donderslezing aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. En het idee dat u zelf uit vrije wil deze krant heeft opengeslagen is ook maar een illusie.

Wegner heeft in zijn lab aan de Harvard Universiteit overvloedige aanwijzingen verzameld tegen het gangbare idee dat wat wij denken en willen ons handelen bepaalt.

Zijn stelling is dat mensen slechts menen dat hun gedachte een actie veroorzaakt, en dat ze zo een ervaring krijgen van vrije wil. Maar dat is geen vrije wil. De hoogleraar mengde zich vier jaar geleden met zijn boek The illusion of conscious will in het eeuwenoude debat over vrije wil. „We vinden het heel vanzelfsprekend te weten dat wij degenen zijn die onze handelingen uitvoeren”, zegt Wegner in een interview naar aanleiding van zijn lezing. „Maar er zijn veel situaties waarin het auteurschap, zoals dat heet, helemaal niet zo duidelijk is. Schizofrenen bijvoorbeeld horen vaak stemmen. Die komen voort uit hun eigen gedachten, dat is te zien op hersenscans, maar ze schrijven die stemmen toe aan een ander.”

Ook voor normale mensen is het auteurschap niet altijd even duidelijk. „Mensen ervaren tijdens of na een hypnose vaak dat hun handelingen niet door henzelf gestuurd worden. En therapeuten die communicatief beperkte kinderen, zoals autisten, helpen met typen door hun typende hand vast te houden, zijn er van overtuigd dat zij die hand alleen ondersteunen, niet sturen. In de jaren zeventig dacht men zo die kinderen te helpen zich te uiten. Maar wanneer het kind en de therapeut via koptelefoons verschillende vragen kregen voorgelegd, waren de getypte zinnen de antwoorden op de vragen aan de therapeut ”, aldus Wegner.

Constant vraagt ons brein zich af: „Wi e heeft dat gedaan?”, ook voor de eigen handelingen.

Om die vraag te beantwoorden kijkt het brein volgens Wegner naar de samenhang tussen een gedachte en de daaropvolgende gebeurtenis. Drie zaken zijn daarbij belangrijk: de timing, de exclusiviteit en de relevantie van de gedachte ten opzichte van een gebeurtenis. Door in zijn lab te morrelen aan die drie aspecten, kan Wegner zijn proefpersonen zo beïnvloeden dat zij geloven dat zij de auteur zijn van handelingen die zij niet hebben gedaan.

Wegner: „In een van onze experimenten kijkt een proefpersoon naar zichzelf in de spiegel. Hij draagt een wijde cape met mouwen. In die mouwen steken niet zijn eigen armen, maar die van een onderzoeker achter hem. Die onderzoeker klapt in zijn handen, maakt vuisten en z wa a i t . ” Dat experiment zorgt weliswaar voor hilariteit bij de proefpersoon, maar het geeft hem niet het idee dat hij degene is die de armbewegingen controleert.

Anders is hetwanneer die proefpersoon via een koptelefoon instructies hoort, zoals ‘klap drie keer in je handen’, of ‘maak een vuist’, die door de zichtbare armen worden opgevolgd. Dan bekruipt de proefpersoon na zo’n dertig opdrachtjes het gevoel dat híj die bewegingen maakt.

De timing van de opdrachtjes, de armen die exclusief van hem lijken te zijn, en de juiste samenhang tussen de opdrachten en de bewegingen zetten hem op het verkeerde been.

Een uitputtende reeks experimenten levert soortgelijke resultaten. Wegner maakt bij zijn onderzoek veel gebruik van ‘alledaagse magie’. Zo laat hij zijn proefpersonen kwaadaardige gedachten hebben over een slachtoffer vlak voordat ze naalden in een voodoopop steken. Hierdoor zijn ze, meer dan zonder kwaadaardige gedachten, geneigd te geloven dat zij de oorzaak zijn van de hoofdpijn die het slachtoffer daarna simuleert. „De stelregel is: als je een intentie hebt voordat iets daadwerkelijk gebeurt, dan heb je de neiging te denken dat jij de auteur ervan bent”, zegt Wegner. Want ook het ongekeerde gebeurt: als er geen intentie is, schrijven mensen vaak hun activiteiten aan iets of iemand anders toe. „Mensen die geesten oproepen om zich kenbaar te maken, bijvoorbeeld door een tafel te bewegen, zijn het besef kwijtgeraakt dat zij het zelf zijn die de tafel laten schuiven.

Maar met meetapparatuur tussen de handen en de tafel is aangetoond dat zij toch echt zelf die tafel in het rond duwen.”

De vrije wil is dus een illusie, die in stand wordt gehouden door het auteurschap dat wij ervaren, concludeert Wegn er.

De onderzoeker staat niet alleen met zijn ideeën, maar stuit toch vaak op weerstand bij collega’s die vinden dat er wel een ‘zelf’ moet zijn dat de handelingen stuurt. Wegner vergelijkt hen met gelovigen, door hun religie blind voor de waarheid. „Het is een krachtige illusie.”

Wat kunnen we met deze wijsheid?

Vrije wil en auteurschap hangen nauw samen met morele en sociale vraagstukken.

“Het huidige rechtssysteem zoekt altijd een dader. Het is gebaseerd op het oude idee dat wij uit vrije wil dingen doen.

Maar dat is misschien niet altijd zo”, stelt Wegner. “De ware reden waarom wij anderen verantwoordelijk stellen is om hun gedrag te veranderen. Hulp bieden daarbij is dan belangrijker dan de schuldige zoeken.”

Bron: NRC Handelsblad