PDA

Bekijk Volledige Versie : Irak en Vietnam / ’Ze beloofden me dat ik er mensen ging helpen’



Qaiys
11-07-06, 23:54
Irak en Vietnam / ’Ze beloofden me dat ik er mensen ging helpen’

door Bas den Hond

Naar Irak gaan als soldaat omdat men belooft dat je daar mensen kunt helpen, om jezelf terug te vinden als schutter op een Humvee. Amerikaanse Irak-deserteurs verhalen erover, als ze hun voorgangers uit de Vietnam-oorlog ontmoeten.
Er komt ontzetting uit de luidspreker. De radiopresentator heeft iets ontdekt: „Ik zag het op de televisie. Ik kon het eerst niet geloven. De vader van sergeant Thomas Tucker, die is omgekomen in Irak, heeft gezegd dat zijn zoon zijn plicht deed, maar dat degenen die hem doodden ’ook zonen waren, en deden wat ze moesten doen’. Die man maakt een morele vergelijking tussen Amerikaanse soldaten die daar de democratie aan het brengen zijn, en terroristen!”

Radiogastheer Lars Larsen bespreekt het met een beller, die denkt dat de vader vast alleen maar zoiets doms zegt omdat hij zwaar aangeslagen is. De luisteraar blijkt militair te zijn. Larsen, meteen: Thank you for serving, sir!”

’Bedankt dat u diende.’ Die vanzelfsprekende hoffelijkheid zal Robert Bell nooit te horen krijgen. De leraar natuurkunde aan een school in Berkeley, Californië, belandde in 1968 in de gevangenis omdat hij weigerde het leger in en naar Vietnam te gaan. En hij vraagt zich af of hij dat ooit op school zal durven vertellen. Want zijn baas, een alleraardigste man overigens, staat bekend als ’de kolonel’ en sprong dertig jaar geleden schietend uit helikopters.

In Vietnam ondersteunden Amerikaanse militairen in de jaren zestig en zeventig de westers gezinde regering van Zuid-Vietnam, die het onderspit dreigde te delven tegen het communistische Noord-Vietnam. De strijd werd door de VS in 1973 opgegeven. Terwijl de voorspelde geopolitieke rampen uitbleven, kon het land de balans opmaken: 58.000 doden aan Amerikaanse kant, een veelvoud aan gewonden.

Al ging hij er nooit heen, voor Robert Bell was Vietnam een keerpunt in zijn leven. Hij stopte met de medicijnenstudie. Hij brak met zijn vader, die koperdraden leverde voor wapensystemen. In de gevangenis meed hij zijn blanke lotgenoten en ging om met zwarten. Na zijn vrijlating deed hij lang ongeschoold werk. Pas toen dat hem echt te armoedig was, gebruikte hij zijn diploma’s en werd leraar. Aan het verleden dacht hij niet zoveel meer. En toen zag hij op een dag een artikel waarin een bijzondere reünie werd aangekondigd. In Castlegar, British Columbia, de meest westelijke provincie van Canada, zouden dienstplichtontduikers uit de Vietnam-tijd elkaar ontmoeten. Hij barstte boven zijn krant in snikken uit. „Ik wist dat ik daarnaartoe moest.”

Afgelopen vrijdag zaten ze in een grote kring: Robert Bell die naar de gevangenis ging, en Jeffrey House die liever naar Canada uitweek, net als destijds een kleine honderdduizend andere jonge Amerikanen. House woont nog steeds in Toronto.

Hoe komt een gewone jongen uit een niet bepaald vooroplopende staat als Wisconsin erbij, dienst te weigeren? House zat als 17-jarige een jaar op school in Noorwegen. Daar kreeg hij van vrienden veel kritische vragen over Amerika, en de rol van de VS in de wereld. „Dat was nieuw. Mijn vader had in de Tweede Wereldoorlog meegedaan aan de invasie in Normandië – en hij was onderweg naar Japan toen daar de bom viel. Dus wij waren daar thuis altijd nogal blij mee geweest.”

Ook over Vietnam kreeg House daardoor zo zijn eigen gedachten en die brachten hem naar Canada. Hij bouwde er een goed bestaan op als advocaat. En ook hij stond er al gauw niet meer bij stil wat Vietnam in zijn leven had aangericht. Voor hem kwam de hernieuwde confrontatie in 2004. Niet door een krantenartikel, zoals bij Robert Bell, maar doordat een Amerikaanse soldaat zijn kantoor binnenliep. Zijn naam was Jeremy Hinzman en hij wilde niet terug naar Irak.

House: „Hij zag er op en top als militair uit zoals hij tegenover me zat. Ik vroeg hem, waarom hij dat besluit had genomen. Het antwoord trof me. Deze oorlog, zei hij, is gewoon bogus. Nep. En ik herinnerde me opeens dat ik precies hetzelfde had gedacht over Vietnam. Het is dertig jaar geleden, we hadden er een ander woord voor: phoney. Maar ook toen vonden we: nep. Op dat moment besefte ik: nog steeds ben ik een dienstplichtontduiker, na al die jaren.”

In de kring van reünisten in Castlegar is dat woord ’ontduiker’, draft dodger, overigens niet populair. Liever zeggen ze war resister, ’verzetpleger’. Dat dekt ook mensen als David Cline, die wel degelijk naar Vietnam gingen en pas daarna in actie kwamen tegen wat ze als een zinloze oorlog waren gaan zien.

Cline heeft op zijn rug de sporen van een schotwond, de eerste die hij in Vietnam opliep, toen hij twintig was. Het spierweefsel is verdwenen. Zijn rug wordt er, dertig jaar later, gestaag krommer van. Maar pas na zijn derde wond, een kogel door de knie, werd hij definitief uit de strijd gehaald. Ook volgens de regels van het leger zelf was dat veel te laat, weet hij nu.

„In het ziekenhuis in Japan werd ik pas boos. Ik voelde me gebruikt. Zolang je vecht heb je daar geen tijd voor, dan val je terug op de stand ’overleving’. In mijn bed bedacht ik: straks komen ze ook om mijn broer, om mijn schoolvrienden. Ik moet ze de waarheid vertellen.”

Sindsdien is Cline actief in een aantal actiegroepen, waaronder ’Veteranen voor de Vrede’ en ’Vietnam-veteranen tegen de oorlog’, waarvan hij voorzitter is.

Sommige dienstplichtontduikers, zoals Robert Bell, kijken met echte veteranen als Cline even de kat uit de boom. Kijkt zo’n man niet toch een beetje op hen neer? Daar heeft Cline maar kort last van gehad. „Ik weet nu: emigreren, of deserteren zoals sommige soldaten nu doen, vereist behoorlijk wat moed.”

Een soldaat die overweegt er tussenuit te knijpen wordt door Cline dan ook met begrip te woord gestaan als hij belt. Hij zal nooit rechtstreeks zeggen dat het maar beter is om er tussenuit te knijpen: dat is strafbaar in de VS. En je weet nooit of de beller niet iemand van de FBI is, die je na een verkeerd antwoord komt arresteren. Maar iemand uitleggen wat de mogelijkheden zijn, dat mag altijd.

Nog liever voorkomt hij dat iemand ondoordacht in het leger stapt. De dienstplicht is al heel lang afgeschaft, maar volgens velen is die vervangen door een ’armendienstplicht’: „In het leger gaan is – tot Amerika’s schande – vaak de enige mogelijkheid om een goede opleiding te krijgen. Maar het moet echt de eigen keus zijn. Daarom doen we aan ’tegen-werving’. We gaan de scholen langs om uit te leggen dat wervers van het leger maar één opdracht hebben: te zorgen voor verse lichamen voor het leger. Als ze beloven dat je piloot mag worden, lees dan ook de kleine lettertjes, waarin staat dat ze je welke rol dan ook kunnen geven als ze toevallig geen piloot nodig hebben.”

Je ziet Kyle Snyder gewoon in zo’n klas zitten. Hij oogt veel jonger dan 22 jaar, in het zwarte pak dat hij speciaal kocht omdat de rechtse nieuwszender Fox hem wil interviewen. Een jaar geleden is het nu dat hij in Irak verlof vroeg, vanuit Koeweit het vliegtuig nam naar Canada en niet meer terugkwam.

Hij had thuis in Utah verstandige vrienden gehad, en een slimme meid aan zijn zijde. Die waarschuwden hem, toen hij pal na zijn diploma-uitreiding werd aangesproken door een militair.

Het lokmiddel was: wegen bouwen in Irak, om de mensen te helpen. „Als ik had gezegd dat ik een carrière in de cosmetica ambieerde, had hij waarschijnlijk nog gezegd: dat kan bij ons ook”, vertelt Snyder aan de kring van mannen die stuk voor stuk zijn vader hadden kunnen zijn, maar zich nu even helemaal in zijn schoenen wanen. „Hij sprak me aan toen ik van het podium stapte na de diploma-uitreiking. Hij had geen uniform aan, maar hij was helemaal de militair. Enorm professioneel. Dat wilde ik ook zijn.”

Rustig, bijna te mooi, alsof hij het allemaal al een keer heeft opgeschreven en nu voordraagt, vertelt Kyle Snyder hoe het leger veranderde van een fijne vriend voor iemand met ambities tot een monster dat hem steeds dieper de put in trok. Toen zijn grootvader overleed, die hij net als zijn biologische moeder nog maar een paar jaar kende, kreeg hij geen vrij voor de begrafenis. „Dat kunnen we niet voor je doen, soldaat!” Hij koos voor een post in Duitsland met salarisverhoging, op voorwaarde dat zijn zwangere verloofde mee mocht. Dat laatste ging opeens niet door, het privilege gold alleen voor echtgenotes. Ze kreeg een miskraam, maar hij mocht niet naar huis. „Dat kunnen we nu niet voor je doen, soldaat”. De relatie liep stuk. Snyder werd depressief, kwam in een psychiatrisch ziekenhuis ter observatie, maar dat was geen reden om van zijn inscheping naar Irak af te zien: „Dat kunnen we niet voor je doen, soldaat.”

In Irak kwam, het verbaast zijn ademloze toeschouwers niet, een functie als schutter op een Humvee in de plaats van die van wegenbouwer. „Ik richtte mijn wapen op groepen vrouwen en kinderen in plaats van ze te helpen.”

Snyder geeft de media de schuld dat de oorlog in Irak maar voortduurt. „Die luisteren alleen maar naar zestigjarige generaals die zeggen dat het moreel van de troepen zo goed is. Generaals zijn doodenge mensen, omdat ze gek zijn op die rotzooi.”

Dat kun je ook netter zeggen, laat die avond George McGovern zien. De voormalige Democratische senator, die het in de presidentsverkiezingen van 1972 vergeefs opnam tegen Richard Nixon, citeert de eerste president van het land, George Washington. „Het uit hun krachten groeien van de militaire instellingen is onder welk soort regering dan ook slecht voor de vrijheid.”

McGovern wordt volgende week 84, maar is nog steeds actief als VN-ambassadeur tegen de honger. En als criticus van de oorlog in Irak. Wat hem betreft is het enige verschil met Vietnam dat de troepen destijds vastliepen in moerassen en nu in de woestijn.

Maar een pacifist is hij niet, weten de grijze hoofden die hem toejuichen. In de Tweede Wereldoorlog vloog hij als vrijwilliger B-24-bommenwerpers boven Duitsland. „Het vlamvatten van zo’n kist was voor mij een bekend gezicht. Als hij neerstortte zonder dat je een parachute had gezien, wist je: weer tien goeie mensen dood.” En toch, zegt McGovern, geloofden de vliegers in de Tweede Wereldoorlog. „Ik kan me geen afwijkend geluid herinneren.”

Dertig jaar later tijdens de Vietnam-oorlog was dat wel anders. Nog eens dertig jaar later bespeuren de dienstplichtontduikers in Castlegar de eerste tekenen van weerzin in de rangen. En vreest radiogastheer Lars Larsen tijdens zijn nachtelijke monologen dat bij rouwende vaders het patriottisme dooft.

Hoe dat mogelijk is, legt George McGovern uit. „Waarom was nu juist de Vietnam-oorlog zo verschrikkelijk fout? Hierom: als je een jonge Amerikaan in die tijd zou hebben kunnen overplanten naar Vietnam, en hem had gezegd dat hij nu een Vietnamees was, dat zijn land werd aangevallen en er daarom op Amerikanen geschoten moest worden – hij zou het ermee eens zijn geweest.”

Irak-weigeraars als vluchteling in Canada
Het moeilijkste aan het uitwijken naar Canada was: ertoe te besluiten. In 1977 verleende president Jimmy Carter de dienstweigeraars amnestie, maar tijdens de oorlog zelf moest een ontduiker ervan uitgaan dat hij nooit meer naar de VS zou kunnen terugkeren. De vlucht zelf was eenvoudig: je ging naar de grens en meldde je aan als immigrant.

Canada nam in de jaren zestig iedereen die het land kon krijgen, zolang die geen strafblad of besmettelijke ziekte had. En het land kon zich in zijn handen wrijven met de vluchtelingen: het waren juist de goed opgeleide jongeren uit de middenklasse die dienst weigerden.

Dat is een groot verschil met de huidige, veel kleinere exodus vanwege Irak, zegt advocaat Jeffrey House uit Toronto, zelf een Vietnam-ontduiker. Hij heeft twintig cliënten die hij aan een verblijfsvergunning probeert te helpen. Ze zijn representatief voor het huidige Amerikaanse beroepsleger: laagopgeleid, arm. Ze zouden als gewoon kandidaat voor immigratie niet snel voldoende punten krijgen voor een verblijfsvergunning.

De deserteurs zullen het moeten hebben van een erkenning als vluchteling. Namens zijn eerste cliënten beroept House zich, voorlopig nog vergeefs, op een gunstige uitspraak van een Canadees hof over een soldaat uit Irak die niet mee wilde doen aan de invasie van Saddam Hoessein in Koeweit: die hoefde niet mee te werken aan een illegale oorlog en mocht daarom in Canada blijven. Ook de inval van de VS in Irak was illegaal, zegt House tal van internationale juristen na.

Voor latere deserteurs gaat die vlieger niet meer op, omdat de VN de aanwezigheid van coalitietroepen na de val van Saddam Hoessein goedkeurden. Voor hen gooit hij het op het meewerken aan ’systematische oorlogsmisdaden’. „Moorden, verkrachtingen, Aboe Ghraib... hoeveel willen ze er hebben voor het systematisch wordt?”

http://www.trouw.nl/deverdieping/overigeartikelen/article385094.ece/Irak_en_Vietnam_Ze_beloofden_me_dat_ik_er_mensen_g ing_helpen_