Seif
15-07-06, 12:15
Een lijn van Verlichting naar terreur
door onze redacteur Peter Bergwerff
De Britse filosoof John Gray heeft zich in dat deel van de samenleving dat op Areopagitische wijze voortdurend op zoek is naar iets nieuws, binnen korte tijd enige populariteit verworven. Dat is opvallend, want dat segment heet 'links' te zijn en Gray is in de kern van zijn denken een aartsconservatief. En dus 'rechts'. Christen is hij allerminst, maar het dogma van de erfzonde, dat kerkelijk stem geeft aan de ingeboren onvolkomenheid van de menselijke natuur, is een rode draad in zijn denken. Geen boodschap, zou men denken, om direct omarmd te worden in de redactielokalen van De Groene Amsterdammer of om mee uitgenodigd te worden voor de 'nacht van de filosofie'. Toch viel Gray beide ten deel.
Wat maakt de man nu zo aantrekkelijk voor een bepaald deel van de intelligentsia in dit land? Dat blijft gissen. Misschien is het gewoon: hij heeft iets nieuws. Een verhaal dat prettig irritant afwijkt van dat van het verlichte establishment van de Hirsi Ali's, Paul Scheffers en Paul Schnabels. Lekker tegendraads. Misschien ook gaat de liefde dieper en voelt men intuïtief aan, dat in Grays denken snaren van eeuwigheidswaarde worden betokkeld die meer overtuigen dan alle actualistisch gehijg in de naam van ons aller Verlichting.
Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk hoezeer Gray juist bij mensen die zich thuis voelen bij het Nederlands Dagblad, herkenning zal oproepen. Regelmatig waant men zich bij lezing van zijn werken in de commentaarkolom op de voorpagina van deze krant. Althans bij de rode lijnen van waaruit daarin de actualiteit benaderd wordt.
Reden genoeg om nader kennis te maken.
Terreur
De stelling waarmee de Britse filosoof vooral de aandacht getrokken heeft, is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de Verlichting en moderne terreur(bewegingen). In de twintigste eeuw zijn de ergste misdaden tegen de menselijkheid volgens Gray begaan vanuit ideologieën en door daarop gegronde regimes of bewegingen die rechtstreeks geïnspireerd zijn door de ideeën van de Verlichting. Dat gold voor marxisten en nazi's, voor Stalin, Trotski, Mao en Hitler, maar evenzeer voor het optreden van moderne liberale democratieën als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
De kern van dat denken is het geloof in de verlossende kracht van kennis en de vooronderstelling dat wetenschappelijke vooruitgang (die Gray niet ontkent) hand in hand gaat met vooruitgang op politiek en moreel vlak (die hij wél ontkent). Wat verkregen is, kan ook weer verloren gaan, meent hij, en gáát ook daadwerkelijk weer verloren.
In de door hem uitgesproken Thomas More Lezing 2004 (samen met commentariërende essays van Ger Groot, Machiel Karskens en Erik Borgman uitgegeven in het boekje Verlichting en terreur (Uitg. Damon/Radboud Universiteit, Budel/Nijmegen) vergeleek hij ethiek en politiek met kunst. Hetgeen in een bepaalde periode in de kunst is bereikt, kan in een volgende periode weer helemaal verloren gaan. De groei van kennis is - een mondiale catastrofe buiten beschouwing gelaten - onomkeerbaar. Ethische en politieke vooruitgang echter niet. ,,Zelfs verworvenheden die heel vast verankerd lijken - zoals het verbod op martelen - kunnen in een oogwenk weer verdwijnen. De kwaden van het menselijk leven verdwijnen niet. Ze herhalen zich eenvoudig en hun wortels liggen niet in onwetendheid. Zij liggen in de menselijke natuur zelf.''
De worteldwaling van de Verlichting is volgens Gray het geloof (geloof, want het is een irrationele vooronderstelling), dat de mensheid door het aanwenden van wetenschappelijke kennis zichzelf een nieuwe toekomst kan scheppen en zelfs zichzelf kan herscheppen tot een ethisch hoogstaander wezen. Marxisme, nazisme, maar ook liberalisme en zelfs (Amerikaans) neoconservatisme delen dit geloof in een geschiedfilosofie waarin de mensheid zich, via een strijdbare voorhoede, de weg baant naar haar aardse heil.
Zelfs al-Qaeda schaart Gray onder de aanhangers van deze geschiedenisvisie. De beweging heeft volgens hem dan ook meer te maken met bijvoorbeeld de Rote Armee Fraktion dan met herlevende Middeleeuwen. Al-Qaeda is een bij uitstek modern verschijnsel, niet alleen omdat het gebruikmaakt van geavanceerde technische middelen, maar ook qua ideologie. Het islamitische fundamentalisme koestert een idee van zuiverheid en radicaliteit - van aards 'heil' - dat zij deelt met het moderne geloof in maatschappelijke progressie en menselijke vooruitgang. Volgens Gray heeft dit geloof, namelijk dat de wereld door middel van spectaculaire gewelddaden kan worden herschapen, geen precedent in de islamitische traditie. Die stelling komt ons overigens wat al te kort door de bocht voor en is een illustratie van de neiging van de Britse filosoof alle terreur exclusief te verbinden met het Verlichtingsoptimisme.
Erfzonde
Wetenschappelijke vooruitgang en ethische ineenstorting zijn volgens Gray sinds de Verlichting hand in hand gegaan. Want kennis leidt dan weliswaar niet tot ethische vooruitgang, zij stelt de mens wel in staat om beter zijn doelen te bereiken, óók zijn kwade doelen. En vormde juist de twintigste eeuw niet een poel van gruwelijke barbaarsheid? Niet alleen door het optreden van nazi's en communisten en andere totalitaire regimes, maar zij was ook manifest in het gedrag van liberale democratieën. In het gebruik van kernwapens tegen de burgerbevolking van Hiroshima en Nagasaki, het volkomen platbombarderen van Dresden en Hamburg, de nog intensievere bombardementen en de afschuwelijke ontbladering van Vietnam, Laos en Cambodja. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw is foltering opnieuw geïntroduceerd als integraal onderdeel van de oorlogvoering en van het gerechtelijk proces. Niet door een van de overgebleven dictaturen, maar onder auspiciën van het machtigste liberale regime ter wereld. ,,De progressie in de wetenschap is een feit, maar dat geldt evenzeer voor de regressie in ethiek en politiek'', aldus Gray. ,,Het geloof dat de accelererende vooruitgang van kennis leidt tot een betere wereld, is een mythe.''
Niet alleen christenen zullen in deze benadering het dogma van de erfzonde herkennen, ook Gray zelf doet dat. Hij spreekt over 'een wijze doctrine'. In dat opzicht voelt hij zich thuis bij de christelijke middeleeuwers: ,,Geen enkele verandering in de menselijke instituties kon een einde maken aan de inherente gebreken van de menselijke natuur.'' Dat maakte bijvoorbeeld dat Luthers spreken over de reformatie van de kerk niet meer was dan een streven naar 'verbetering', zoals hij het zelf graag uitdrukte, en gespeend was van welk utopisch aards vergezicht dan ook. Dat was er overigens wel bij bepaalde middeleeuwse doperse en andere utopische bewegingen. In zijn More Lezing noemde Gray die wel, maar slechts terloops. En ten onrechte ging hij eraan voorbij dat sommige radicale groepen wel degelijk ook geweld als een middel zagen om het door hen op te richten godsrijk naderbij te brengen. Dat relativeert opnieuw de exclusieve binding die de Britse filosoof aanbrengt tussen de Verlichting en terreur. Terreur - ook als middel om een nieuwe wereld tot stand te brengen - is in zekere zin van alle tijden. Al kreeg het door het Verlichtingsoptimisme wel een enorme impuls.
Sprekend over de erfzonde signaleert Gray overigens een verschillend religieus klimaat in Europa en de Verenigde Staten. In Europa gaat het christendom volgens hem nog steeds uit van Augustinus' nadruk op de menselijke onvolmaaktheid en kiezen Amerikaanse christenen voor het pelagiaanse model, waarbij de erfzonde ontkend wordt en het kwaad wordt gezien als een gevolg van onwetendheid en als overwinbaar. Deze benadering is echter een beetje te veel van de soort 'grote stappen, snel thuis'. Niet alleen is het christelijk heilsoptimisme dat kenmerkend is voor evangelicaal Amerika inmiddels ook stevig geworteld in Europa, maar om dat nu exclusief pelagiaans te duiden, gaat wel wat ver. Daarvoor is er onder evangelicale christenen te veel variatie om zo eenduidig te kunnen spreken. Pelagiaanse trekken zijn hier en daar echter zeker aanwezig en werken ook door in het vooruitgangsoptimisme dat meent dat (de as van) het kwaad in de wereld een gevoelige slag kan worden toegebracht, zo niet kan worden overwonnen, door de export van de Amerikaanse 'democratie'. De werkelijkheid van Irak laat zien wat voor tragische vergissing daaraan ten grondslag ligt.
Perspectief
Het is dus misère in de wereld van John Gray. Maar ziet hij ook nog enig perspectief en heeft hij nog enige hoop op verbetering? Nee, eigenlijk niet. Hij is aartspessimistisch en beschouwt de geschiedenis in politiek en ethisch opzicht als cyclisch: zij bestaat uit een reeks opeenvolgende cycli, waarin perioden van vrede, een bloeiende economie en kunsten afgewisseld worden door perioden van oorlog, intolerantie, vervolging en verval.
De wereld is een catastrofe en zij zal altijd wel een catastrofe blijven. Toch ziet hij daarin geen aanleiding zijn mond te houden, wat voor de hand ligt als alles toch uitzichtloos is. Nee, hij blijft het zinvol vinden te spreken, omdat - zoals hij na afloop van zijn Thomas More Lezing in 2004 vaststelde - ,,iets redden tenslotte nog altijd beter is dan niet alles kunnen redden en, in de ijdele poging tot dat laatste, ten slotte alles te verliezen''.
Daarbij put hij enige hoop uit en sluit hij zich aan bij de rooms-katholieke opvatting van de natuurwet, die in de mensheid een ingeschapen moreel minimum, een universele kern van menselijk fatsoen, aanwezig acht.
In reformatorische kring is dit beroep op de Lex Naturae altijd afgewezen, omdat ethische normen niet af te leiden zijn uit de natuur, maar uit de openbaring daarvan door Jezus Christus. Maar het is duidelijk dat Gray daarvan als atheïst - of agnost? - niets wil weten. Sterker nog, hij legt een rechtstreekse verbinding tussen de vermaledijde Verlichting en de christelijke heilsleer. Deze zou - in tegenstelling tot de andere wereldgodsdiensten, die verlossing zien als bevrijding uit de tijd - de aardse geschiedenis beschouwen als locatie waar de menselijke verlossing zal plaatsvinden. Van daaruit is de overstap naar wat Gray noemt 'seculiere incarnaties van het christelijke verlossingsverhaal' (marxisme, positivisme, liberalisme) snel gemaakt.
Maar het is wel een fundamentele vergissing, om niet te spreken van een cruciale fout. Want christendom (en jodendom) zien het heil niet tot stand komen door menselijk handelen (hoezeer er altijd christenen geweest zijn die in eigen of maatschappelijk leven wel geprobeerd hebben een 'heilsrijk' op te richten), maar door het ingrijpen Gods. Er komt inderdaad een nieuwe aarde, waar recht en gerechtigheid zullen wonen, maar zij is geheel en al Gods werk. En vooruitgrijpen daarop - in eigen geestelijk leven of in een of andere vorm van theocratie in het hier en nu ontaardt snel in een pervertering van de verlossing van mens en wereld door Jezus Christus. Juist daarom kunnen christenen zo diepgaand instemmen met Grays ontmaskering van de Verlichting en haar ideologische kinderen als ten dode gedoemde pogingen van zélfverlossing van de mens.
Bron: Nederlands Dagblad (http://www.nd.nl/Document.aspx?document=nd_artikel&id=75425)
door onze redacteur Peter Bergwerff
De Britse filosoof John Gray heeft zich in dat deel van de samenleving dat op Areopagitische wijze voortdurend op zoek is naar iets nieuws, binnen korte tijd enige populariteit verworven. Dat is opvallend, want dat segment heet 'links' te zijn en Gray is in de kern van zijn denken een aartsconservatief. En dus 'rechts'. Christen is hij allerminst, maar het dogma van de erfzonde, dat kerkelijk stem geeft aan de ingeboren onvolkomenheid van de menselijke natuur, is een rode draad in zijn denken. Geen boodschap, zou men denken, om direct omarmd te worden in de redactielokalen van De Groene Amsterdammer of om mee uitgenodigd te worden voor de 'nacht van de filosofie'. Toch viel Gray beide ten deel.
Wat maakt de man nu zo aantrekkelijk voor een bepaald deel van de intelligentsia in dit land? Dat blijft gissen. Misschien is het gewoon: hij heeft iets nieuws. Een verhaal dat prettig irritant afwijkt van dat van het verlichte establishment van de Hirsi Ali's, Paul Scheffers en Paul Schnabels. Lekker tegendraads. Misschien ook gaat de liefde dieper en voelt men intuïtief aan, dat in Grays denken snaren van eeuwigheidswaarde worden betokkeld die meer overtuigen dan alle actualistisch gehijg in de naam van ons aller Verlichting.
Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk hoezeer Gray juist bij mensen die zich thuis voelen bij het Nederlands Dagblad, herkenning zal oproepen. Regelmatig waant men zich bij lezing van zijn werken in de commentaarkolom op de voorpagina van deze krant. Althans bij de rode lijnen van waaruit daarin de actualiteit benaderd wordt.
Reden genoeg om nader kennis te maken.
Terreur
De stelling waarmee de Britse filosoof vooral de aandacht getrokken heeft, is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de Verlichting en moderne terreur(bewegingen). In de twintigste eeuw zijn de ergste misdaden tegen de menselijkheid volgens Gray begaan vanuit ideologieën en door daarop gegronde regimes of bewegingen die rechtstreeks geïnspireerd zijn door de ideeën van de Verlichting. Dat gold voor marxisten en nazi's, voor Stalin, Trotski, Mao en Hitler, maar evenzeer voor het optreden van moderne liberale democratieën als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
De kern van dat denken is het geloof in de verlossende kracht van kennis en de vooronderstelling dat wetenschappelijke vooruitgang (die Gray niet ontkent) hand in hand gaat met vooruitgang op politiek en moreel vlak (die hij wél ontkent). Wat verkregen is, kan ook weer verloren gaan, meent hij, en gáát ook daadwerkelijk weer verloren.
In de door hem uitgesproken Thomas More Lezing 2004 (samen met commentariërende essays van Ger Groot, Machiel Karskens en Erik Borgman uitgegeven in het boekje Verlichting en terreur (Uitg. Damon/Radboud Universiteit, Budel/Nijmegen) vergeleek hij ethiek en politiek met kunst. Hetgeen in een bepaalde periode in de kunst is bereikt, kan in een volgende periode weer helemaal verloren gaan. De groei van kennis is - een mondiale catastrofe buiten beschouwing gelaten - onomkeerbaar. Ethische en politieke vooruitgang echter niet. ,,Zelfs verworvenheden die heel vast verankerd lijken - zoals het verbod op martelen - kunnen in een oogwenk weer verdwijnen. De kwaden van het menselijk leven verdwijnen niet. Ze herhalen zich eenvoudig en hun wortels liggen niet in onwetendheid. Zij liggen in de menselijke natuur zelf.''
De worteldwaling van de Verlichting is volgens Gray het geloof (geloof, want het is een irrationele vooronderstelling), dat de mensheid door het aanwenden van wetenschappelijke kennis zichzelf een nieuwe toekomst kan scheppen en zelfs zichzelf kan herscheppen tot een ethisch hoogstaander wezen. Marxisme, nazisme, maar ook liberalisme en zelfs (Amerikaans) neoconservatisme delen dit geloof in een geschiedfilosofie waarin de mensheid zich, via een strijdbare voorhoede, de weg baant naar haar aardse heil.
Zelfs al-Qaeda schaart Gray onder de aanhangers van deze geschiedenisvisie. De beweging heeft volgens hem dan ook meer te maken met bijvoorbeeld de Rote Armee Fraktion dan met herlevende Middeleeuwen. Al-Qaeda is een bij uitstek modern verschijnsel, niet alleen omdat het gebruikmaakt van geavanceerde technische middelen, maar ook qua ideologie. Het islamitische fundamentalisme koestert een idee van zuiverheid en radicaliteit - van aards 'heil' - dat zij deelt met het moderne geloof in maatschappelijke progressie en menselijke vooruitgang. Volgens Gray heeft dit geloof, namelijk dat de wereld door middel van spectaculaire gewelddaden kan worden herschapen, geen precedent in de islamitische traditie. Die stelling komt ons overigens wat al te kort door de bocht voor en is een illustratie van de neiging van de Britse filosoof alle terreur exclusief te verbinden met het Verlichtingsoptimisme.
Erfzonde
Wetenschappelijke vooruitgang en ethische ineenstorting zijn volgens Gray sinds de Verlichting hand in hand gegaan. Want kennis leidt dan weliswaar niet tot ethische vooruitgang, zij stelt de mens wel in staat om beter zijn doelen te bereiken, óók zijn kwade doelen. En vormde juist de twintigste eeuw niet een poel van gruwelijke barbaarsheid? Niet alleen door het optreden van nazi's en communisten en andere totalitaire regimes, maar zij was ook manifest in het gedrag van liberale democratieën. In het gebruik van kernwapens tegen de burgerbevolking van Hiroshima en Nagasaki, het volkomen platbombarderen van Dresden en Hamburg, de nog intensievere bombardementen en de afschuwelijke ontbladering van Vietnam, Laos en Cambodja. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw is foltering opnieuw geïntroduceerd als integraal onderdeel van de oorlogvoering en van het gerechtelijk proces. Niet door een van de overgebleven dictaturen, maar onder auspiciën van het machtigste liberale regime ter wereld. ,,De progressie in de wetenschap is een feit, maar dat geldt evenzeer voor de regressie in ethiek en politiek'', aldus Gray. ,,Het geloof dat de accelererende vooruitgang van kennis leidt tot een betere wereld, is een mythe.''
Niet alleen christenen zullen in deze benadering het dogma van de erfzonde herkennen, ook Gray zelf doet dat. Hij spreekt over 'een wijze doctrine'. In dat opzicht voelt hij zich thuis bij de christelijke middeleeuwers: ,,Geen enkele verandering in de menselijke instituties kon een einde maken aan de inherente gebreken van de menselijke natuur.'' Dat maakte bijvoorbeeld dat Luthers spreken over de reformatie van de kerk niet meer was dan een streven naar 'verbetering', zoals hij het zelf graag uitdrukte, en gespeend was van welk utopisch aards vergezicht dan ook. Dat was er overigens wel bij bepaalde middeleeuwse doperse en andere utopische bewegingen. In zijn More Lezing noemde Gray die wel, maar slechts terloops. En ten onrechte ging hij eraan voorbij dat sommige radicale groepen wel degelijk ook geweld als een middel zagen om het door hen op te richten godsrijk naderbij te brengen. Dat relativeert opnieuw de exclusieve binding die de Britse filosoof aanbrengt tussen de Verlichting en terreur. Terreur - ook als middel om een nieuwe wereld tot stand te brengen - is in zekere zin van alle tijden. Al kreeg het door het Verlichtingsoptimisme wel een enorme impuls.
Sprekend over de erfzonde signaleert Gray overigens een verschillend religieus klimaat in Europa en de Verenigde Staten. In Europa gaat het christendom volgens hem nog steeds uit van Augustinus' nadruk op de menselijke onvolmaaktheid en kiezen Amerikaanse christenen voor het pelagiaanse model, waarbij de erfzonde ontkend wordt en het kwaad wordt gezien als een gevolg van onwetendheid en als overwinbaar. Deze benadering is echter een beetje te veel van de soort 'grote stappen, snel thuis'. Niet alleen is het christelijk heilsoptimisme dat kenmerkend is voor evangelicaal Amerika inmiddels ook stevig geworteld in Europa, maar om dat nu exclusief pelagiaans te duiden, gaat wel wat ver. Daarvoor is er onder evangelicale christenen te veel variatie om zo eenduidig te kunnen spreken. Pelagiaanse trekken zijn hier en daar echter zeker aanwezig en werken ook door in het vooruitgangsoptimisme dat meent dat (de as van) het kwaad in de wereld een gevoelige slag kan worden toegebracht, zo niet kan worden overwonnen, door de export van de Amerikaanse 'democratie'. De werkelijkheid van Irak laat zien wat voor tragische vergissing daaraan ten grondslag ligt.
Perspectief
Het is dus misère in de wereld van John Gray. Maar ziet hij ook nog enig perspectief en heeft hij nog enige hoop op verbetering? Nee, eigenlijk niet. Hij is aartspessimistisch en beschouwt de geschiedenis in politiek en ethisch opzicht als cyclisch: zij bestaat uit een reeks opeenvolgende cycli, waarin perioden van vrede, een bloeiende economie en kunsten afgewisseld worden door perioden van oorlog, intolerantie, vervolging en verval.
De wereld is een catastrofe en zij zal altijd wel een catastrofe blijven. Toch ziet hij daarin geen aanleiding zijn mond te houden, wat voor de hand ligt als alles toch uitzichtloos is. Nee, hij blijft het zinvol vinden te spreken, omdat - zoals hij na afloop van zijn Thomas More Lezing in 2004 vaststelde - ,,iets redden tenslotte nog altijd beter is dan niet alles kunnen redden en, in de ijdele poging tot dat laatste, ten slotte alles te verliezen''.
Daarbij put hij enige hoop uit en sluit hij zich aan bij de rooms-katholieke opvatting van de natuurwet, die in de mensheid een ingeschapen moreel minimum, een universele kern van menselijk fatsoen, aanwezig acht.
In reformatorische kring is dit beroep op de Lex Naturae altijd afgewezen, omdat ethische normen niet af te leiden zijn uit de natuur, maar uit de openbaring daarvan door Jezus Christus. Maar het is duidelijk dat Gray daarvan als atheïst - of agnost? - niets wil weten. Sterker nog, hij legt een rechtstreekse verbinding tussen de vermaledijde Verlichting en de christelijke heilsleer. Deze zou - in tegenstelling tot de andere wereldgodsdiensten, die verlossing zien als bevrijding uit de tijd - de aardse geschiedenis beschouwen als locatie waar de menselijke verlossing zal plaatsvinden. Van daaruit is de overstap naar wat Gray noemt 'seculiere incarnaties van het christelijke verlossingsverhaal' (marxisme, positivisme, liberalisme) snel gemaakt.
Maar het is wel een fundamentele vergissing, om niet te spreken van een cruciale fout. Want christendom (en jodendom) zien het heil niet tot stand komen door menselijk handelen (hoezeer er altijd christenen geweest zijn die in eigen of maatschappelijk leven wel geprobeerd hebben een 'heilsrijk' op te richten), maar door het ingrijpen Gods. Er komt inderdaad een nieuwe aarde, waar recht en gerechtigheid zullen wonen, maar zij is geheel en al Gods werk. En vooruitgrijpen daarop - in eigen geestelijk leven of in een of andere vorm van theocratie in het hier en nu ontaardt snel in een pervertering van de verlossing van mens en wereld door Jezus Christus. Juist daarom kunnen christenen zo diepgaand instemmen met Grays ontmaskering van de Verlichting en haar ideologische kinderen als ten dode gedoemde pogingen van zélfverlossing van de mens.
Bron: Nederlands Dagblad (http://www.nd.nl/Document.aspx?document=nd_artikel&id=75425)