PDA

Bekijk Volledige Versie : Stoelenoorlog in Grote Kerk Almelo



Marsipulami
22-07-06, 21:38
Heibel om gravenbank in Grote Kerk Almelo
Kerkmeester versus gravin

Geplaatst op 22/7 '06 om 18:34u
Door Ton Huitink (Bron: TC Tubantia)


ALMELO (RKnieuws.net) - In de Grote Kerk aan het kerkplein bevindt zich de zogeheten gravenbank. Dit is een bank waar de heren of vrouwen van de heerlijkheid Almelo gedurende de kerkdienst plaats mogen nemen. Dit recht dateert al uit de dertiende eeuw toen in Almelo het eerste kerkgebouw werd gesticht.

De heer van Almelo had ook het zogenaamde patronaatsrecht en collatierecht. Het patronaatsrecht hield in dat de heer de financiën van de kerk beheerde. Het collatierecht hield in dat de heer kerkelijke dienaren, onder wie de predikant, mocht benoemen.

Toen revolutionaire Franse troepen begin 1795 onze stad binnentrokken grepen de revolutionaire krachten in Almelo hun kans. In de daarop volgende jaren beroofden zij de toenmalige vrouwe van Almelo, gravin Sofia Carolina Florentina van al haar rechten. Op 17 november 1798 vaardigde de door de revolutionaire burgerij benoemde kerkmeester (de kerkmeester beheerde de financiën van de kerk), Jacob Bolk, een publicatie uit. In deze publicatie stond dat iedereen die stoelen in de kerk had, deze bij hem moest aangeven en voor het gebruik hiervan huur moest gaan betalen. Indien iemand in gebreke zou blijven zou hij opdracht geven de stoelen uit de kerk te verwijderen. Een gerichte actie tegen de gravin!
Als reactie hierop verklaarde de gravin dat de oude kerkbank met drie zitplaatsen sedert 1738 vervangen was door een kleinere met twee zitbanken. In plaats van de derde zitbank waren er enkele stoelen voor de kerkbank geplaatst ten behoeve van de ‘huishoudersche en meijden’.

Deze zitplaatsen hadden haar voorvaderen uit eigen zak betaald. De bank en stoelen waren volgens de gravin privé eigendom van Huize Almelo, en zij weigerde om deze uit de kerk te verwijderen of om voor het gebruik van haar privé-eigendom huur aan de kerkmeester te gaan betalen.

Hierop besloot kerkmeester Bolk de stoelen van de meiden uit de kerk te verwijderen. Maar de dappere gravin en haar personeel gaven zich niet gewonnen. Een getuige verklaarde hierover het volgende: ‘De Meijden hebben zeedert dat zij haere Stoelen voor eenigen tijd weggenomen hebben, alle Sondaegen, wanneer zij nae de Kerk gingen, ieder een stoel meegenomen, en als dan op de zelfde plaets neergeset, daer de eersten gestaen hebben.’

Op 26 november 1798 droeg gravin Sofia de kerkmeester op haar stoelen onmiddellijk terug te zetten. De kerkmeester weigerde dit echter te doen. Hij antwoordde de gravin dat zij haar stoelen en banken aan hem moest opgeven en moest bewijzen dat deze haar privé-eigendom waren. Indien zij dit naliet zou het eigendom hiervan als kerkelijk eigendom aangemerkt worden.
De kwestie escaleerde verder toen timmerlieden, in opdracht van de kerkmeester, op vrijdag 8 februari 1799 de gravenbank van zijn plaats voor het koor haalden en deze voor de tombe plaatste. Hierop schreef de gravin de kerkmeester een brief waarin zij hem vertelde het verplaatsen van de bank en het wegnemen van de stoelen te verafschuwen. Zij vroeg de kerkmeester de bank op zijn oorspronkelijke plaats terug te zetten, en tevens de stoelen voor het personeel weer in de kerk te zetten.

Kerkmeester Bolk hield voet bij stuk. Hij bleef van mening dat de gravin voor het gebruik van haar bank en stoelen huur moest gaan betalen, omdat de bank en stoelen geen privé-eigendom waren. Bolk schreef de gravin haar rechten pas te erkennen ‘zoo draa Gij zult kunnen goedvinden uw in den rang van burger te plaatsen en zult getoond hebben de bank en meergemelde plaatsen uw in die classe toekomen, en niet in die van een gewaand recht van vrijheerschap het welk thans in de oudheid bedolven is.’

Toen gravin Sofia op zondag 3 maart 1799 in gezelschap van haar personeel bij de kerk aankwam werd zij opgewacht door de doodgraver Bernardus Uitslag. (Uitslag had zijn baantje aan de revolutionaire kerkmeester Bolk te danken!) Uitslag vertelde het gezelschap dat zij wel de kerk in mochten, maar dan zonder de meegebrachte stoelen. Hierop vroeg de gravins bediende, Arnoldina Stoltenkamp, op wiens bevel Uitslag handelde. Deze antwoordde toen: ‘Ik heb de orders van mijn volk.’

Hierop wandelde juffrouw Stoltenkamp gewoon de kerk met haar stoel binnen. Vervolgens kwam Uitslag haar briesend achterna gelopen, greep de stoel uit haar hand en zwaaide hiermee boven haar hoofd en riep: ‘Hij zal er verdomd uit.’ Om haarzelf te beschermen pakte juffrouw Stoltenkamp de stoel met één hand vast waarop Uitslag woedend uitriep: ‘Laat gij hem niet los, dan sla ik er uw verdompt mede op den kop.’

Na deze schermutseling zagen de zeer verontwaardigde gravin Sofia en haar gezelschap zich genoodzaakt om de kerk te verlaten.
Mede dankzij de dappere strijd van gravin Sofia (gravin Sofia overleed in 1805) kreeg haar zoon, na het einde van de zogenaamde Franse tijd in 1813, een deel van de oude heerlijke rechten terug.