PDA

Bekijk Volledige Versie : Katjoesja’s treffen ook de Arabieren in Israël



MaRiaH
25-07-06, 17:26
Katjoesja’s treffen ook de Arabieren in Israël

De raketten van Hezbollah discrimineren niet. Ook niet-joodse Israëliërs worden het slachtoffer. Arabieren en Druzen worstelen met hun gevoelens.


Door onze correspondent Oscar Garschagen / NRC


DEIR EL-ASAD, 25 JULI. Haar vader, vertelt Yasmina als zij de tafel dekt, zit af en toe voor de televisie als een kind te juichen wanneer een Israëlische tank is beschoten of een helikopter is neergestort. „Onzin”, bromt Ali Rafah. „Ik heb alleen nooit gedacht dat ik het nog zou meemaken dat een paar honderd Arabische strijders uitgerust met oude Russische raketten half Israël kunnen verlammen, de grootste havenstad platleggen en het sterkste en slimste leger in het Midden-Oosten in moeilijkheden brengen”.

Rafah, een bekende advocaat in Haifa, brengt met zijn vrouw en de gezinnen van zijn oudste dochter en twee zonen, een advocaat en een arts, de zomer door in het familiehuis in Deir El-Asad, een van de tientallen Arabische dorpen in westelijk Galilea, op 17 kilometer van de grens met Libanon.

Wat hij zegt, verschilt inhoudelijk nauwelijks van de steeds kritischer commentaren in de Israëlische media. Maar uit de mond van deze seculiere Israëlische Arabier („Ik ben allereerst een Palestijn”) klinkt dit toch anders.

Rafah vertegenwoordigt de wereld van gespleten identiteiten en verdeelde loyaliteiten in Israël. Er is bij hem sprake van een combinatie van Arabische solidariteit en opgekropte woede. In 1948 werden in dit dorp tegenover het joodse immigrantenstadje Karmiel zijn vader en twee broers gedood door soldaten van het jonge Israëlische leger. Het Israël met een joodse meerderheid tegenover een Arabische minderheid die zich tweederangsburger voelt, heeft hij, zomin als zovelen van zijn generatie, nooit geaccepteerd.

„Ik besef dat Hezbollah nooit in staat zal zijn om het Israëlische leger te verslaan. Maar ik zie voor het eerst Arabieren die niet zwak en verward zijn en die niet chaotisch op de vlucht slaan. Ik heb daar respect voor. Ik bewonder de wijze waarop Hezbollah Libanon verdedigt”.

Hij zapt van Al-Jazeera via Israël 2 en BBC World naar Al-Manar. „Al Manar van Hezbollah vertelt de waarheid, ik heb ze nog niet op ook maar één leugen kunnen betrappen.” Later, aan tafel met kinderen, kleinkinderen, een oude oom en drie neven, blijkt dat zijn opvattingen door de hele familie gedeeld worden. Behalve door zijn jongste zoon Mohammed, de arts.

„Allemaal propaganda. Nasrallah [leider van Hezbollah] is net als iedere Arabische leider een dictator. Hij gebruikt en misbruikt zijn volk. Zijn katjoesja’s treffen niet alleen de joden, maar ook de Arabieren. Ik zie geen verschil tussen joods en Arabisch bloed. Hezbollah weet gewoon niet dat er hier ook Arabieren wonen. Of erger, het kan Nasrallah niets schelen,” zegt hij.

De daarop volgende kakofonie laat zich niet eenvoudig samenvatten. Maar Mohammed geeft geen krimp.

De late lunch wordt regelmatig onderbroken door inkomende katjoesja’s, voorafgegaan door het door het dal echoënde geloei van sirenes. Net als in alle Israëlisch-Arabische steden en dorpen ontbreken ook in Deir- El Asad schuilkelders. Alleen de joodse steden en dorpen beschikken over bunkers en sirenes. „Daar kijkt toch niemand van op, of wel?’’, vraagt Rafah senior cynisch terwijl we naar de rookpluimen staren van raketten die zijn ingeslagen in de nabijgelegen olijfboomgaarden en vlakbij de snelweg die hier loopt.

Het leven in de Arabische en Druzische dorpen en gehuchten in de zogeheten rode zones langs de grens met Libanon gaat gewoon door, terwijl de kibboetsen, gemeenschappen en joodse steden nagenoeg verlaten zijn, omdat de bewoners of vertrokken zijn naar familie in het zuiden of in de schuilkelders wonen. De Israëlische Arabieren en de Druzen doen alsof de oorlog aan hen voorbij zal gaan.

Mustafa Rafah, oudste zoon en net als zijn vader advocaat en medeëigenaar van een van Haifa’s grote advocatenkantoren: „Ik begrijp waarom mijn vader Hezbollah bewondert. Maar ik denk dat als iemand als Nasrallah aan Arabieren in Israël denkt, hij alleen de Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever voor ogen heeft en natuurlijk de mensen in Gaza. Hij ziet ons niet, hij kent onze ingewikkelde werkelijkheid niet. Ik heb al vaak meegemaakt dat ik in het buitenland wordt aangezien voor een jood, terwijl de Israëliërs mij behandelen als een Arabier’’.

Voor de familie Rafah is de oorlog met Libanon niet werkelijk hun oorlog, hoewel zij toch door de katjoesja-regens uit hun huizen in Haifa zijn verjaagd en niet kunnen werken omdat de meeste kantoren in de havenstad zijn gesloten. Daar komt nog bij dat zij familie in Libanon hebben. Voor en na het eten wordt druk getelefoneerd met Beiroet en Sidon, waar ooms en tantes wonen.

Maar nergens in Israëlisch-Arabische gemeenschappen (in totaal 1,2 miljoen mensen, ongeveer 20 procent van de bevolking) komen de verdeelde gevoelens scherper aan het licht als in het huis van Fatu Taluzi, die vier dagen geleden zijn twee zoontjes begroef. In Al-Safafra, een op een Palestijns vluchtelingenkamp lijkende buitenwijk van Nazareth, werden vorige week Mahmoud (7) en zijn broertje Rabia (3) gedood door een katjoesja toen zij met twee andere broers gingen voetballen.

Fatu en zijn vrouw Umm Atta laten foto’s van de twee broertjes zien, hun huis is te klein voor de tientallen familieleden en buren die hen komen condoleren en troosten. „Deze oorlog moet stoppen, omdat heel veel onschuldige burgers, Arabieren en joden, het slachtoffer zijn geworden. De soldaten moeten worden vrijgelaten’’, zegt Fatu. Maar hij zegt ook dat „ieder land en ieder volk het recht heeft zichzelf te verdedigen’’.

Hij doelt op zowel Israël als op Hezbollah en de Palestijnen van Hamas. Daags na de dood van hun kinderen bood sjeik Nasrallah van Hezbollah op Al-Jazeera zijn excuses aan Fatu en Umm Atta.

Fatu: ,,Ik voelde mij een beetje getroost, een beetje opgelucht.’’ Dat een „,groot man’’ als Nasrallah hem, Fatu de kleine winkelier, excuses aanbood, maakte duidelijk indruk. In een tv-interview zei hij de spijtbetuiging van Nasrallah ernstig te nemen en te accepteren.

Sindsdien wordt de familie bestookt door dreigtelefoontjes van joodse Israëliërs. „,Ze zeggen te hopen dat een volgende kajoesja ons allemaal zal doden’’. Hij wijst naar de volle woonkamer. „Ze zeggen dat ze hopen dat Hezbollah nog duizenden raketten afvuurt op Nazareth’’.

Buiten, in het doolhof van steile straatjes vol met spelende kinderen, installeert een ploeg van de gemeente sirenes. Voor bunkers heeft de stad geen geld.