Juliette
28-08-06, 13:50
22/08/2006 10:45
'Als je een afkeer van de politiek wilt krijgen, dan moet je maar eens een gemeenteraad bijwonen.' Het is een van de oneliners waarmee Filip De Rynck, hoogleraar bestuurskunde aan de Hogeschool Gent, zijn betoog kruidt. Dé Vlaamse autoriteit over onze steden en gemeenten is kritisch, maar ook voorzichtig optimistisch: 'Er is veel gebeurd in onze steden', zegt hij. 'Ik denk niet dat het Vlaams Belang nog fors zal groeien.'
Het cv van Filip De Rynck (50) oogt indrukwekkend. Hij zat de afgelopen tien jaar in zowat elke werkgroep, denktank, commissie of reflectiegroep die zich boog over de toekomst van onze steden en gemeenten.
Als geen ander kent hij het reilen en zeilen in de stedelijke administraties en de kabinetten van de opeenvolgende ministers van Binnenlandse Aangelegenheden of Stedenbeleid. Bij de start van de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen maakt hij een balans op.
Er is vanuit de overheid veel aandacht voor de (grote) steden. Dat is ooit wel anders geweest.
FILIP DE RYNCK: Klopt. De eerste keer dat de Vlaamse centrumsteden (Antwerpen, Mechelen, Gent, Aalst, Sint-Niklaas, Oostende, Brugge, Roeselare, Kortrijk, Hasselt, Leuven, Genk en het kleine broertje Turnhout, nvdr) als zodanig erkend werden, was in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen van 1997. Maar dat er in onze steden iets moest gebeuren was al op 24 november - Zwarte Zondag - 1991 pijnlijk duidelijk geworden. De doorbraak van extreem-rechts heeft de politici wakker geschud.
Een van de eerste beleidsinstrumenten om de situatie in de steden te verbeteren was het Sociaal Impulsfonds (SIF).
DE RYNCK: Dat was inderdaad een eerste schuchtere aanzet. Er werd gewerkt met projecten in de socioculturele en de welzijnssfeer. Het probleem was dat daardoor die steden nog meer gestigmatiseerd werden als broeihaarden van kansarmoede. De meeste Vlamingen kenden de stad alleen van moorden op televisie.
Het SIF heeft wel de planningsgedachte geïntroduceerd en die heeft halfweg de jaren negentig doorgewerkt in een echt instrumentarium voor het stedenbeleid. Er kwam een Witboek ('Vlaanderen zal stedelijk zijn of het zal niet zijn'), de steden kregen een voorkeursbehandeling in het gemeentefonds en er kwam ook een stedenfonds met nog eens 110 miljoen euro.
Eindelijk werd erkend dat steden anders zijn dan dorpen: de sociale problemen concentreren zich in de steden. Dat maakt dat ze gemiddeld armer zijn. En toch hebben ze een centrumfunctie waarbij ze allerlei diensten verlenen aan de periferie: gezondheidszorg, cultuur, onderwijs.
Het stedenbeleid draait op volle toeren. Werpt het vruchten af?
DE RYNCK: De steden zijn financieel veel gezonder dan vroeger, maar dat kan snel omslaan. Zo heeft de politiehervorming veel geld gekost, wegen de pensioenslasten zeer zwaar en heeft de liberalisering van de energiemarkt heel wat onzekerheid gebracht. Riant staan de stadskassen er niet voor.
Het belangrijkste verschil met vroeger is dat het politieke leiderschap in de steden versterkt is. Burgemeesters zijn nu vaak toppolitici: Dehaene, Tobback, De Clerck, Stevaert (eventjes), Willockx, Janssens. De administraties zijn ook geprofessionaliseerd: nieuwe ambtenaren, nieuwe secretarissen en diensthoofden. Vroeger was er nog veel amateurisme.
De Vlaamse overheid pompt ook onrechtstreeks geld in de steden.
DE RYNCK: Er worden inderdaad impulsen gegeven op het vlak van cultuur, mobiliteit of milieu. Door geld ter beschikking te stellen voor bepaalde sectoren kunnen steden en gemeenten daarop inspelen. Die stimulansen kunnen echter ook omslaan in zacht verpakt centralisme. De regionalisering heeft dat centralisme zeker in de hand gewerkt.
Maar die toppolitici die nu burgemeester geworden zijn kennen wel hun weg in Brussel.
DE RYNCK: Er is nog veel oude politiek. Vlaanderen is een stad met 308 wijken natuurlijk. Iedereen kent er iedereen. Een netwerk is zeer belangrijk: niet alleen binnen de kabinetten, maar ook bij De Post en de NMBS. Stefaan De Clerck wist heel goed waarom hij de SP.A opnam in het college in Kortrijk. En is het toeval dat Genk vroeger altijd klaagde over een slechte relatie met Brussel terwijl het nu - met CD&V opnieuw in de regering - opgetogen is?
Ik hoor ook dat de CD&V in de Vlaamse regering heeft laten weten dat bepaalde Gentse dossiers zouden kunnen worden versneld als de partij volgende keer mee in de coalitie wordt opgenomen.
Toch even nuanceren. Het volstaat niet dat de burgemeester naar Brussel trekt om er zijn valiesje te gaan vullen. Je moet ook je zaakjes op orde hebben: een goed geleide administratie, een heldere visie, goede dossiers.
Er gebeurt heel veel in de steden, maar het politieke debat in de gemeenteraad is vaak steriel.
DE RYNCK: Ik zeg het vaak tegen mijn studenten: wie een afkeer wil krijgen van de politiek, moet in Vlaanderen een gemeenteraad bijwonen. Het accent heeft bij ons altijd gelegen op de uitvoerende politici. Dat had te maken met de verzuiling. De macht was altijd geconcentreerd in kleine netwerken. Een kritische gemeenteraad hoorde daar niet bij. Dat was gevaarlijk. De kloof wordt alsmaar groter.
Antwerpen Noord.
© Reporters
Het bestuur van de stad wordt professioneler. Er komen vzw's, autonome gemeentebedrijven, professionele ambtenaren en voltijds betaalde schepenen. Maar een gemeenteraadslid heeft geen echt statuut en verdient een habbekrats. Daardoor kan de gemeenteraad zijn controletaak niet langer naar behoren uitoefenen. Het gemeentedecreet lost dat probleem niet op. Men had tenminste de fracties kunnen versterken.
In Nederland werkt de griffie exclusief voor de gemeenteraad en is er ook een eigen secretaris. Daar organiseert men ook vaak themadebatten die de bevolking een zicht geven op de grote lijnen. In België wordt de politieke discussie van de steden niet in de gemeenteraad gevoerd.
Het is vaak efficiënter om een actiecomité op te richten dan om in de politiek te gaan.
DE RYNCK: Dat is nu net het probleem. Ik vraag me soms af of de politiek nog wel het actieterrein is van de besten in onze samenleving. Het maatschappelijke middenveld is levendiger dan ooit. Onze steden bruisen van de activiteiten. Er zijn veel tijdelijke, autonome ad-hocverenigingen die kunnen wegen op het beleid.
Vroeger stroomden de beste mensen vanuit de - traditionele - verenigingen door naar de politiek. Dat is nu niet meer het geval. De burger is veel autonomer dan de politici gewend zijn. Het grote gevaar is precies dat je in de gemeenteraden op den duur alleen nog gefrustreerde mensen vindt.
De lokale media hebben het ook moeilijk.
DE RYNCK: De media hebben soms totaal onrealistische verwachtingen. De druk op politici om snel vooruitgang te boeken is enorm. De steden mogen dan al bestuurd worden door toppolitici, toch hebben ze niet alle touwtjes in handen om het beleid te voeren. De pers ziet dat niet altijd. Daarnaast zijn er populistische trends waarbij de mening van de man in de straat belangrijker wordt geacht dan die van een expert. De echte stadhuisjournalist bestaat bijna niet meer en je leest zelden artikels die een analyse brengen van de toestand in een stad.
Er was hoop dat de regionale televisies het lokale debat zouden stimuleren, maar dat is ijdel gebleken. Het valt nog te bezien of het internet nieuwe vormen van lokale journalistiek zal doen ontstaan.
De Vlaamse overheid stuurde de afgelopen jaren 'visitatiecommissies' naar de steden. Die bestonden uit ambtenaren en politici.
DE RYNCK: Dat was een hartverwarmende ervaring. Zo kwam Patrick Janssens een kijkje nemen in Gent. Hij was verbaasd dat er daar één centraal telefoonnummer is voor alle problemen en wilde dat meteen ook in Antwerpen. Louis Tobback brainstormde in Mechelen mee over de problemen aldaar. In Hasselt was iedereen in de wolken over de soepele wijkwerking, zonder bureaucratie met veel vertrouwen in de buurtbewoners.
Voorafgaande aan die bezoeken moesten de steden ook hun huiswerk maken. Ambtenaren en schepenen gingen - vaak voor het eerst - een toekomstvisie uittekenen, de sterke en de zwakke punten in kaart brengen. We hebben de steden een spiegel voorgehouden en dat heeft een heilzaam effect gehad, denk ik.
Wat zijn de grootste problemen?
DE RYNCK: Het woonbeleid is zonder twijfel een gigantisch probleem. De overheid heeft weinig greep op de stijgende vastgoedprijzen. Er zijn honderd huisvestingsmaatschappijen, maar die zijn te klein en te inefficiënt om krachtig op te treden. Vaak zijn het ook onneembare burchten. De sociale mix in onze steden is een mythe. De segregatie neemt alsmaar toe en de problemen verplaatsen zich van wijk tot wijk. Als een buurt opgeknapt is, verhuist de kansarmoede naar een andere.
Dat wordt nog versterkt door het multiculturele probleem. Er zijn wel kleinschalige initiatieven die erg boeiend zijn, maar toch gaapt er een kloof tussen de gemeenschappen. De taalachterstand is zeer groot. Ik zie ook niet meteen hoe men dat kan oplossen.
En dan is er het haast onoverkomelijke probleem van de gemeentelijke fiscaliteit. Steeds meer mensen uit de middenklasse stoppen hun vermogen in een vennootschap. De gemeenten kunnen daar geen belastingen op heffen. Dat holt hun financieringsbasis uit.
Er zijn twee mogelijkheden: ofwel geeft men de gemeenten het recht om vennootschapsbelasting te heffen ofwel komt er een échte solidariteit tussen platteland en stad. Maar dat raakt natuurlijk aan de mythische onderstroom van Vlaanderen: het ideaal van een riante woning op het platteland ver weg van de gevaren van de stad. Dát is het echte hart van Vlaanderen. Zijn de Vlamingen die in de groene rand wonen bereid om een deel van hun belastingen af te staan aan de steden waarvan ze wel de lusten maar niet de lasten dragen?
Kunnen nieuwe fusies geen soelaas bieden?
DE RYNCK: Het zou logisch zijn dat een aantal rijkere randgemeenten zouden fuseren met de stad. Denk maar aan Hove en Antwerpen. Maar ook Gent is daarmee gebaat. Voor Turnhout, dat in 1977 niet fuseerde, is het samengaan met de randgemeenten eigenlijk een absolute voorwaarde om ooit uit te groeien tot een échte stad.
Maar ik vrees dat een nieuwe fusiegolf politiek onhaalbaar is op dit moment. Zoiets moet van bovenaf opgelegd worden, maar dat kan alleen als het debat tussen stad en platteland eindelijk is uitgeklaard. De steden moeten genoeg assertiviteit aan de dag leggen om dat debat aan te zwengelen, maar dan zal nog moeten blijken of Vlaanderen in staat is om af te rekenen met de rurale mythe.
Wat brengt de toekomst? Een nieuwe Zwarte Zondag.
DE RYNCK: Wilt u een boude uitspraak horen? Volgens mij zal het Vlaams Belang niet fors meer groeien. Ik heb er geen slecht gevoel bij. Er is hard gewerkt de voorbije jaren. Ik maak me sterk dat dat vruchten zal afwerpen.
Karl Van Den Broeck
Bron: Knack Online (http://www.knack.be)
'Als je een afkeer van de politiek wilt krijgen, dan moet je maar eens een gemeenteraad bijwonen.' Het is een van de oneliners waarmee Filip De Rynck, hoogleraar bestuurskunde aan de Hogeschool Gent, zijn betoog kruidt. Dé Vlaamse autoriteit over onze steden en gemeenten is kritisch, maar ook voorzichtig optimistisch: 'Er is veel gebeurd in onze steden', zegt hij. 'Ik denk niet dat het Vlaams Belang nog fors zal groeien.'
Het cv van Filip De Rynck (50) oogt indrukwekkend. Hij zat de afgelopen tien jaar in zowat elke werkgroep, denktank, commissie of reflectiegroep die zich boog over de toekomst van onze steden en gemeenten.
Als geen ander kent hij het reilen en zeilen in de stedelijke administraties en de kabinetten van de opeenvolgende ministers van Binnenlandse Aangelegenheden of Stedenbeleid. Bij de start van de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen maakt hij een balans op.
Er is vanuit de overheid veel aandacht voor de (grote) steden. Dat is ooit wel anders geweest.
FILIP DE RYNCK: Klopt. De eerste keer dat de Vlaamse centrumsteden (Antwerpen, Mechelen, Gent, Aalst, Sint-Niklaas, Oostende, Brugge, Roeselare, Kortrijk, Hasselt, Leuven, Genk en het kleine broertje Turnhout, nvdr) als zodanig erkend werden, was in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen van 1997. Maar dat er in onze steden iets moest gebeuren was al op 24 november - Zwarte Zondag - 1991 pijnlijk duidelijk geworden. De doorbraak van extreem-rechts heeft de politici wakker geschud.
Een van de eerste beleidsinstrumenten om de situatie in de steden te verbeteren was het Sociaal Impulsfonds (SIF).
DE RYNCK: Dat was inderdaad een eerste schuchtere aanzet. Er werd gewerkt met projecten in de socioculturele en de welzijnssfeer. Het probleem was dat daardoor die steden nog meer gestigmatiseerd werden als broeihaarden van kansarmoede. De meeste Vlamingen kenden de stad alleen van moorden op televisie.
Het SIF heeft wel de planningsgedachte geïntroduceerd en die heeft halfweg de jaren negentig doorgewerkt in een echt instrumentarium voor het stedenbeleid. Er kwam een Witboek ('Vlaanderen zal stedelijk zijn of het zal niet zijn'), de steden kregen een voorkeursbehandeling in het gemeentefonds en er kwam ook een stedenfonds met nog eens 110 miljoen euro.
Eindelijk werd erkend dat steden anders zijn dan dorpen: de sociale problemen concentreren zich in de steden. Dat maakt dat ze gemiddeld armer zijn. En toch hebben ze een centrumfunctie waarbij ze allerlei diensten verlenen aan de periferie: gezondheidszorg, cultuur, onderwijs.
Het stedenbeleid draait op volle toeren. Werpt het vruchten af?
DE RYNCK: De steden zijn financieel veel gezonder dan vroeger, maar dat kan snel omslaan. Zo heeft de politiehervorming veel geld gekost, wegen de pensioenslasten zeer zwaar en heeft de liberalisering van de energiemarkt heel wat onzekerheid gebracht. Riant staan de stadskassen er niet voor.
Het belangrijkste verschil met vroeger is dat het politieke leiderschap in de steden versterkt is. Burgemeesters zijn nu vaak toppolitici: Dehaene, Tobback, De Clerck, Stevaert (eventjes), Willockx, Janssens. De administraties zijn ook geprofessionaliseerd: nieuwe ambtenaren, nieuwe secretarissen en diensthoofden. Vroeger was er nog veel amateurisme.
De Vlaamse overheid pompt ook onrechtstreeks geld in de steden.
DE RYNCK: Er worden inderdaad impulsen gegeven op het vlak van cultuur, mobiliteit of milieu. Door geld ter beschikking te stellen voor bepaalde sectoren kunnen steden en gemeenten daarop inspelen. Die stimulansen kunnen echter ook omslaan in zacht verpakt centralisme. De regionalisering heeft dat centralisme zeker in de hand gewerkt.
Maar die toppolitici die nu burgemeester geworden zijn kennen wel hun weg in Brussel.
DE RYNCK: Er is nog veel oude politiek. Vlaanderen is een stad met 308 wijken natuurlijk. Iedereen kent er iedereen. Een netwerk is zeer belangrijk: niet alleen binnen de kabinetten, maar ook bij De Post en de NMBS. Stefaan De Clerck wist heel goed waarom hij de SP.A opnam in het college in Kortrijk. En is het toeval dat Genk vroeger altijd klaagde over een slechte relatie met Brussel terwijl het nu - met CD&V opnieuw in de regering - opgetogen is?
Ik hoor ook dat de CD&V in de Vlaamse regering heeft laten weten dat bepaalde Gentse dossiers zouden kunnen worden versneld als de partij volgende keer mee in de coalitie wordt opgenomen.
Toch even nuanceren. Het volstaat niet dat de burgemeester naar Brussel trekt om er zijn valiesje te gaan vullen. Je moet ook je zaakjes op orde hebben: een goed geleide administratie, een heldere visie, goede dossiers.
Er gebeurt heel veel in de steden, maar het politieke debat in de gemeenteraad is vaak steriel.
DE RYNCK: Ik zeg het vaak tegen mijn studenten: wie een afkeer wil krijgen van de politiek, moet in Vlaanderen een gemeenteraad bijwonen. Het accent heeft bij ons altijd gelegen op de uitvoerende politici. Dat had te maken met de verzuiling. De macht was altijd geconcentreerd in kleine netwerken. Een kritische gemeenteraad hoorde daar niet bij. Dat was gevaarlijk. De kloof wordt alsmaar groter.
Antwerpen Noord.
© Reporters
Het bestuur van de stad wordt professioneler. Er komen vzw's, autonome gemeentebedrijven, professionele ambtenaren en voltijds betaalde schepenen. Maar een gemeenteraadslid heeft geen echt statuut en verdient een habbekrats. Daardoor kan de gemeenteraad zijn controletaak niet langer naar behoren uitoefenen. Het gemeentedecreet lost dat probleem niet op. Men had tenminste de fracties kunnen versterken.
In Nederland werkt de griffie exclusief voor de gemeenteraad en is er ook een eigen secretaris. Daar organiseert men ook vaak themadebatten die de bevolking een zicht geven op de grote lijnen. In België wordt de politieke discussie van de steden niet in de gemeenteraad gevoerd.
Het is vaak efficiënter om een actiecomité op te richten dan om in de politiek te gaan.
DE RYNCK: Dat is nu net het probleem. Ik vraag me soms af of de politiek nog wel het actieterrein is van de besten in onze samenleving. Het maatschappelijke middenveld is levendiger dan ooit. Onze steden bruisen van de activiteiten. Er zijn veel tijdelijke, autonome ad-hocverenigingen die kunnen wegen op het beleid.
Vroeger stroomden de beste mensen vanuit de - traditionele - verenigingen door naar de politiek. Dat is nu niet meer het geval. De burger is veel autonomer dan de politici gewend zijn. Het grote gevaar is precies dat je in de gemeenteraden op den duur alleen nog gefrustreerde mensen vindt.
De lokale media hebben het ook moeilijk.
DE RYNCK: De media hebben soms totaal onrealistische verwachtingen. De druk op politici om snel vooruitgang te boeken is enorm. De steden mogen dan al bestuurd worden door toppolitici, toch hebben ze niet alle touwtjes in handen om het beleid te voeren. De pers ziet dat niet altijd. Daarnaast zijn er populistische trends waarbij de mening van de man in de straat belangrijker wordt geacht dan die van een expert. De echte stadhuisjournalist bestaat bijna niet meer en je leest zelden artikels die een analyse brengen van de toestand in een stad.
Er was hoop dat de regionale televisies het lokale debat zouden stimuleren, maar dat is ijdel gebleken. Het valt nog te bezien of het internet nieuwe vormen van lokale journalistiek zal doen ontstaan.
De Vlaamse overheid stuurde de afgelopen jaren 'visitatiecommissies' naar de steden. Die bestonden uit ambtenaren en politici.
DE RYNCK: Dat was een hartverwarmende ervaring. Zo kwam Patrick Janssens een kijkje nemen in Gent. Hij was verbaasd dat er daar één centraal telefoonnummer is voor alle problemen en wilde dat meteen ook in Antwerpen. Louis Tobback brainstormde in Mechelen mee over de problemen aldaar. In Hasselt was iedereen in de wolken over de soepele wijkwerking, zonder bureaucratie met veel vertrouwen in de buurtbewoners.
Voorafgaande aan die bezoeken moesten de steden ook hun huiswerk maken. Ambtenaren en schepenen gingen - vaak voor het eerst - een toekomstvisie uittekenen, de sterke en de zwakke punten in kaart brengen. We hebben de steden een spiegel voorgehouden en dat heeft een heilzaam effect gehad, denk ik.
Wat zijn de grootste problemen?
DE RYNCK: Het woonbeleid is zonder twijfel een gigantisch probleem. De overheid heeft weinig greep op de stijgende vastgoedprijzen. Er zijn honderd huisvestingsmaatschappijen, maar die zijn te klein en te inefficiënt om krachtig op te treden. Vaak zijn het ook onneembare burchten. De sociale mix in onze steden is een mythe. De segregatie neemt alsmaar toe en de problemen verplaatsen zich van wijk tot wijk. Als een buurt opgeknapt is, verhuist de kansarmoede naar een andere.
Dat wordt nog versterkt door het multiculturele probleem. Er zijn wel kleinschalige initiatieven die erg boeiend zijn, maar toch gaapt er een kloof tussen de gemeenschappen. De taalachterstand is zeer groot. Ik zie ook niet meteen hoe men dat kan oplossen.
En dan is er het haast onoverkomelijke probleem van de gemeentelijke fiscaliteit. Steeds meer mensen uit de middenklasse stoppen hun vermogen in een vennootschap. De gemeenten kunnen daar geen belastingen op heffen. Dat holt hun financieringsbasis uit.
Er zijn twee mogelijkheden: ofwel geeft men de gemeenten het recht om vennootschapsbelasting te heffen ofwel komt er een échte solidariteit tussen platteland en stad. Maar dat raakt natuurlijk aan de mythische onderstroom van Vlaanderen: het ideaal van een riante woning op het platteland ver weg van de gevaren van de stad. Dát is het echte hart van Vlaanderen. Zijn de Vlamingen die in de groene rand wonen bereid om een deel van hun belastingen af te staan aan de steden waarvan ze wel de lusten maar niet de lasten dragen?
Kunnen nieuwe fusies geen soelaas bieden?
DE RYNCK: Het zou logisch zijn dat een aantal rijkere randgemeenten zouden fuseren met de stad. Denk maar aan Hove en Antwerpen. Maar ook Gent is daarmee gebaat. Voor Turnhout, dat in 1977 niet fuseerde, is het samengaan met de randgemeenten eigenlijk een absolute voorwaarde om ooit uit te groeien tot een échte stad.
Maar ik vrees dat een nieuwe fusiegolf politiek onhaalbaar is op dit moment. Zoiets moet van bovenaf opgelegd worden, maar dat kan alleen als het debat tussen stad en platteland eindelijk is uitgeklaard. De steden moeten genoeg assertiviteit aan de dag leggen om dat debat aan te zwengelen, maar dan zal nog moeten blijken of Vlaanderen in staat is om af te rekenen met de rurale mythe.
Wat brengt de toekomst? Een nieuwe Zwarte Zondag.
DE RYNCK: Wilt u een boude uitspraak horen? Volgens mij zal het Vlaams Belang niet fors meer groeien. Ik heb er geen slecht gevoel bij. Er is hard gewerkt de voorbije jaren. Ik maak me sterk dat dat vruchten zal afwerpen.
Karl Van Den Broeck
Bron: Knack Online (http://www.knack.be)