PDA

Bekijk Volledige Versie : Jongeren onder vuur in El Salvador.



Juliette
01-09-06, 13:31
DE TRANEN ZIJN TATOEAGES, DE DODEN ZIJN ECHT

'Ik hou van de zang van de lijster, ik hou van de penetrante geur van de bloemen en de schoonheid van jade. Maar ik hou nog veel meer van mijn broer, de mens.' Het Nahuatl lied komt uit hetzelfde land als waar jongeren vandaag geweld gebruiken om te bewijzen dat ze bestaan. Tom Dieusaert bezocht de hel San Salvador en sprak er met bendeleden en met mensen die uit de spiraal van geweld willen stappen: de echte terdoodveroordeelden.

De grote kranten in El Salvador houden half juli een klopjacht op een van de radicale betogers die tijdens een manifestatie op de nationale universiteit een agent doodschoot. De voortvluchtige schutter zou een voormalig gemeenteraadslid van de linkse oppositiepartij FMLN zijn. De betoging ging op het eerste gezicht over een redelijk banaal dispuut, het verhogen van de prijs van een busticket met 20 dollarcent. De Salvadoranen leven blijkbaar erg krap, met lage lonen en hoge prijzen die beide in dollar gerekend worden. De mara's zijn duidelijk geen voorpaginanieuws meer in El Salvador. De schrikwekkende jeugdbendes lijken de stabiliteit van het land niet langer te bedreigen.

Dit wil niet zeggen dat het probleem opgelost is. Duizenden jongeren zitten lange straffen uit in de gevangenis of leven aan de rand van de grote stad, gestigmatiseerd door het verleden. Maar vandaag woedt opnieuw de strijd tussen links (FMLN) en rechts, met name de regeringspartij Arena van Tony Saca. Ook in San Salvador, waar er vuilnis op straat ligt omdat de regering geen vuilniswagens wil leveren aan de FMLN-burgemeesteres. Of omdat zij het aangeboden materieel niet wil aanvaarden. In die politieke strijd maakt Saca wél graag gebruik van het thema van de jeugdbendes.


'Een verenigd land is zinvol', zegt president Tony Saca op grote borden aan de kant van de weg. 'Tony cumple' of 'Tony vervult de beloften'. Saca is een televisiemens: zoon van een mediamagnaat en zelf voetbalcommentator, gelooft hij in peptalk en goed klinkende slogans. 'De Super Harde Hand' heette het programma waarmee hij in 2004 de bendes te lijf ging. Saca's voorganger had het nog simpelweg over de 'harde hand'. Duizenden bendeleden werden opgepakt omdat ze rondhingen op straat of tatoeages hadden in de nek of het gelaat. De massale arrestaties waren naar verluidt één grote televisieshow waarin de baarlijke duivels voor het oog van de camera's op de knieën werden gedwongen. Gedaan met satanische rituelen en andere praktijken die de televisiekijkende burgers de stuipen op het lijf joegen.

Ze moorden elkaar uit
'Het vreemde is dat de misdaad sinds Super Harde Hand niet is afgenomen', zegt Mauricio Figueroa. 'Er worden nog steeds acht tot tien moorden per dag gepleegd, en dat terwijl er 66.000 arrestaties zijn verricht en de leiders van de grote bendes achter de tralies zitten.'

'De situatie doet me denken aan de tijd van 'het gewapend conflict', zegt Figueroa, verwijzend naar de burgeroorlog in de jaren tachtig. Toen waren er ook allerlei afrekeningen en moorden die in de schoenen van leger of guerrilla werden geschoven. De marero's zijn ideale zondebokken.'

Figueroa van de ngo Risicojongeren ontfermt zich over marero's (bendeleden) in de gevangenis en potentiële leden van de mara's op straat. Figueroa zelf is een kleine, geblokte en kaalgeschoren man met een rood hawaïhemd. We wachten in de hal van de gevangenis van Quetzaltepeque op toelating om binnen te gaan.


Vanuit de grote kooi links worden we door nieuwsgierige bajesklanten gadegeslagen. De jonge mannen lopen rond in een mouwloos onderhemdje of met bloot bovenlijf. Nou ja, bloot... Zonder uitzondering staan de gevangenen vol blauwe en zwarte inkt, tot over hun schedel, de oogleden, neus en halsstreek. Vooral de ruggen zijn als schilderijen van Jeroen Bosch, terwijl op de borst in gotische letters MS staat in het groot of M-13. De meesten dragen brede broeken en sloffen rond op hun basketschoenen met losse veters. Ze steken hun hoofd tussen de tralies en vragen of er geen bezoeker of post voor ze is.
'Mara wil oorspronkelijk zeggen: mensen, groep', vertelt Figueroa die me een kleine inleiding in het jargon geeft. Maar het woord wordt vooral gebruikt door de Mara Salvatrucha, terwijl de zogenaamde Mara 18 zichzelf pandilla (bende) noemt. De twee bendes onderscheiden zich ook op andere vlakken: door het soort muziek waarnaar ze luisteren, de kleur van hun hoofddoeken en zelfs de voetbalploegen waarvoor ze supporteren: de salvatrucha's zijn voor Real Madrid en de 18-ers voor Barcelona. Ze groeten elkaar met gedraaide en gekruiste vingers die de letters van hun mara spellen. Maar hier in de gevangenis van Quetzaltepeque zitten alleen leden van de Mara Salvatrucha. Je kan ze niet samen zetten met die van de Mara 18 want dan moorden ze mekaar uit.'

De nationale gevangenisdirectie heeft al genoeg problemen met de overbevolking in de gevangenissen', vervolgt Figueroa. 'Hier mag normaal 250 man binnen en er zitten meer dan achthonderd gevangenen. Het land heeft gewoon niet genoeg plaats om iedereen weg te steken. De gevangenen worden volledig aan hun lot overgelaten.'

Het is daar dat het programma van Risicojongeren wil op inspelen. 'We brengen periodieke bezoeken aan de gevangenissen. Op de eerste plaats gaat het over psychologische begeleiding, en daarnaast over materiële hulp. Hier in Quetzaltepeque zijn we de schrijnwerkerij aan het uitrusten en dat is de reden van ons bezoek vandaag. Ik wil weten wat ze nog allemaal nodig hebben.'

'Wij zijn één familie'
Als de tralies achter ons dichtslaan en we door de gevangenisgangen lopen, weten we dat ons bezoek op voorhand is aangekondigd. Als soldaten staan de gevangenen aan weerszijden van de gangen en kijken ons recht in de ogen. Ze staan op elkaar gepakt voor de nissen die als slaapvertrekken dienst doen. We wandelen voorbij een klein winkeltje en een geïmproviseerde kapperszaak. Hoofden draaien zich maar er wordt niets gezegd. Er heerst discipline. Op het einde komen we aan een klein atelier waar hout bewerkt wordt. Vijf jonge mannen in bloot bovenlijf wroeten met schaaf en beitel op cederhouten planken.

Baltasar Elías Reyes heeft een kaalgeschoren schedel en daarop tatoeages met grafstenen. Het is niet duidelijk of het om zijn slachtoffers gaat of zijn maats die zijn omgekomen. Op de grafsteentjes staan initialen en R.I.P. in grote letters. In zijn ooghoeken zijn kleine traantjes geïnkt. Tussen zijn ogen en op zijn neus staan allerlei letters, een code waar een kabbalist een kluif aan zou hebben. Op de borst de gigantische M en S, van Mara Salvatrucha, de eerste grote Salvadoraanse bende die ontstond in Los Angeles en vanuit 13th Street -vandaar de MS13- een drugstrafiek en afpersingsnetwerk opzette.
Het is bijna ontroerend hoe Reyes wroet aan een wiegje in rood cederhout waarop gebeiteld staat: 'God zegene dit gezin'. Deze dertigjarige jongeman heeft duidelijk zelf niet zo'n gelukkige jeugd gehad. 'Wij woonden aan de vulkaan van San Salvador, buiten de stad en we waren boeren. We kweekten tomaten en komkommers. Op jonge leeftijd verliet mijn moeder het gezin om in de VS te gaan werken en ik bleef achter bij mijn grootouders met mijn broers en zussen. Vanaf dan is het misgelopen.'
Reyes wil niet specifiëren wat er juist is misgelopen, maar dat hij hier niet graag zit, is duidelijk. 'Ik zit hier al negen jaar en heb nog drie jaar voor de boeg. En het is hard. Mijn grootvader is onlangs gestorven en daarna mijn vader. Ik mocht naar de begrafenis, dat is alles.' Reyes zet zich terug aan het werk. 'Als je hier niets hebt om je zinnen te verzetten, wordt je gek. Si uno no se la pone, fracasa. Je moet zelf het heft in handen nemen. Het gaat om overleven. Bovendien verdien ik hier iets extra, zo'n 15 dollar waarmee ik dingen kan kopen in de gevangenis.'

Risicojongeren heeft voor de schrijnwerkerij een eigen bedrijfje opgericht dat de meubels zal commercialiseren buiten de gevangenis. De bedoeling is dat de ex-gevangenen na hun tijd werk kunnen vinden, want dat is een groot probleem in El Salvador. Marero's of ex-marero's worden geweerd uit de formele economie. Wie tatoeages op armen of nek heeft, kan het sowieso al vergeten, erger is dat grote bedrijven bij sollicitaties eisen om het hemd uit te trekken. Naar verluidt was de bouw een sector waar tot voor kort iedereen terechtkon, maar ook daar worden de wegen afgesneden. Zo werkt het gigantische winkelcentrum Metrocentro in San Salvador bijvoorbeeld alleen met mara-vrije aannemers. De bendeleden moeten dan maar aan zelf-emplooi doen. Een positieve noot is dat de sfeer onder de toekomstige socio's goed is. 'Wij zijn één familie', zegt Reyes.
'Hier in de gevangenis heerst een strikte code en een strikte hiërarchie, waar iedereen zich aan houdt.'

Elke hulpverlener zijn eigen mara
'De marero's worden beschouwd als de paria's van het land', zegt Maurico Figueroa later, bij een muurschildering die Risicojongeren buiten de conflictwijk Quetzaltepeque liet maken door een kleine pandilla, de Oyeahs, die niet in de misdaad betrokken is. 'Niemand wil iets met hen te maken hebben. De meesten hebben ook geen familie of ouders. Dikwijls gaat het over weeskinderen uit de burgeroorlog en daarom betekent de bende alles voor hen, ze hebben buiten de bende geen identiteit. Ik had het zelf pas na een tijdje door, maar de tatoeages doen meer dan indruk maken. De jongeren zijn oorspronkelijk niemand en hun lichaam is als een boek dat wordt volgeschreven. Er zit een zekere chronologie in. Zo kende ik een jongen die een deprimerend landschap op zijn rug had, met graven en donkere wolken, op zijn borst een opkomende zon. 'Mijn rug is mijn verleden zei hij en die zon kwam op de dag dat ik de gevangenis verliet.'

Maar elke bedreiging is ook een opportuniteit. Die fameuze managersslogan wordt in El Salvador voorbeeldig toegepast. De bandeloze jongeren die tot alles in staat zijn, vormen een perfect extern gevaar dat door privébedrijven bestreden kan worden tegen aanzienlijke bedragen. Voor repressie zijn immers uniformen en wapens nodig. Daarnaast is er behoefte aan preventie- en rehabilitatieprogramma's, ook dat kan geleverd worden. De mara's zijn een beetje als slachtoffers van een tsunami: sexy materiaal om mee te werken en fondsen te verantwoorden. Het mag geen verbazing wekken dat de Europese Unie haar eigen anti-mara programma heeft lopen in San Salvador. Wat ze juist doen, kan niemand me in San Salvador vertellen, maar het budget van 12,8 miljoen euro oogt alvast niet onaardig.


Ook Tony Saca presenteert zijn eigen rehabilitatieprogramma. Na de Super Harde Hand heeft hij een Super Grote Pleister bedacht: de rehabilitatieboerderij. Een kippenkwekerij in het westen van het land -aan de grens van Guatemala- waar ex-bendeleden onder het oog van de camera de boerenstiel leren. Het probleem is dat het om amper twintig kandidaten per jaar gaat en dat de toelatingsvoorwaarden erg streng zijn. Zo zijn deelnemers verplicht hun tattoos te laten verwijderen. Elke maand zijn er daarom bussen naar San Salvador om daar onder de laserstraal te gaan. Na hun rehabilitatie krijgen de voormalige bendeleden een medaille opgespeld door de gouverneur. De kippenboerderij lijkt meer op een publiciteitsstunt dan op een effectieve aanpak van het probleem van jongerengeweld.

Een bendelid levert zijn persoonlijkheid in
Het Industriepark Don Bosco is een van de enige initiatieven waar moeilijke jongeren -niet alleen ex-marero's- een stiel leren. Het werd uit de grond gestampt door de Spaanse marist Pater José, beter bekend als pater Pepe. Die is niet echt opgezet met het bezoek aan zijn fabriekje achter de Terminal Oriente, waar ze onder meer matrijzen maken, plastic recycleren, brood bakken en tinnen potten voor het fornuis produceren. 'Naar waar gaat de reportage?', vraagt hij achterdochtig en voegt daaraan toe dat zijn werk heel delicaat is. 'Als je dit publiceert, breng je het programma in gevaar en zet je het leven op het spel van een van de jongeren.'

Het antwoord dat bijzonder weinig leden van de Mara Salvatrucha MO* lezen, kan de wat excentrieke pater niet overtuigen. 'Rehabilitatie is onmogelijk! Wie uit de mara stapt, is een vogel voor de kat', zegt hij. Ondermijnt hij met dat argument niet de bestaansreden van zijn eigen project? 'Neen, het is gewoon erg delicaat allemaal en we hebben een aantal negatieve ervaringen achter de rug.'

Pater Pepe vertelt hoe de Mara Salvatrucha, die de plak zwaait in de colonia Iberia waar Don Bosco ligt, een paar weken eerder aan de poort van zijn fabriekje stond. 'Pater we hebben gehoord dat u twee voormalige leden van de Mara 18 onder uw hoede hebt. We moeten u met alle respect vragen deze te laten gaan, want zoniet moeten wij ze doden, en als we dat niet doen, worden we zelf van kant gemaakt.' Pater Pepe heeft de twee jongens moeten wegsturen. 'De mara's zijn sterk georganiseerde en goed geïnformeerde organisaties. De leden hebben bij hun intrede hun persoonlijkheid ingeleverd. Wat overblijft, is een functie binnen een machine. Hij moet orders uitvoeren en is geen persoon meer. Zodra hij eruit stapt, tekent hij zijn doodsvonnis.'

Wie wil "kalmeren", zoals dat heet, heeft toestemming nodig uit Los Angeles en dat wordt enkel onder bepaalde voorwaarden toegestaan. 'De ex-bendeleden die wij een stiel hebben geleerd, leven nu ondergronds, met een nieuwe identiteit. De enig mogelijke oplossing voor het bendeprobleem', zegt pater Pepe, 'moet de nationale grenzen overstijgen en heel de regionale mara-structuur omvatten.'

Pater Pepe begint dan een tirade over de economische ongelijkheid in het land, de corruptie en de werkloosheid. Terecht hekelt hij de recente wet die werd goedgekeurd in het parlement, waardoor de vrije verkoop van wapens in het land wordt toegestaan. Elke burger ouder dan achttien mag twee vuurwapens bezitten. 'In El Salvador circuleren al een half miljoen geregistreerde wapens', schat padre Pepe. 'Meer wapens is in het voordeel van de privébewakingsbedrijven die een grote invloed hebben in het parlement en verdienen aan de onveiligheid. Een business van 470 miljoen dollar per jaar.'

Het is niet ons gevecht
De mara's zijn een gelokaliseerd fenomeen in El Salvador: bepaalde wijken van de hoofdstad lijden er meer onder dan andere. Volgens specialisten zijn de mara's na de grote politieoperaties van de stad uitgewaaierd naar het platteland. Daar hebben marero's dikwijls familieleden, maar bestaat het risico dat ze -zonder werk- weer in het foute gezelschap terechtkomen. Getuigenissen met een happy end zijn moeilijk te vinden.

Walter Herrera, die in Ilobasco ambachtelijke muurdecoraties maakt, is een zeldzaam geval van iemand die zijn mara levend vaarwel heeft gezegd. We zitten samen op een omgevallen boom in het bos van Ilobasco. 'Mijn situatie verschilt niet veel van die van anderen, denk ik', zegt Walter. Hij is een vriendelijke rustige kerel, met wat uitgedoofde ogen en een traag reactievermogen, alsof hij te veel drugs gebruikt heeft. 'Een onstabiele familiale situatie. Mijn vader heb ik nooit gekend en mijn moeder is toen ik klein was gaan werken in San Salvador, waarna ze ons achterliet bij mijn grootmoeder. Die hield me onder de duim en na een ruzie ben ik ben ervandoor gegaan. Ik ben op straat gaan wonen, in bouwvallen en in de kerk van Sensutepeque. Daar leerde ik andere jongeren kennen die op straat rondhingen. We rookten marihuana, crack en snoven schoenlijm. Om te eten bedelden we om geld of stolen we autoradio's. Maar we waren geen criminele organisatie of zo. Het draaide om overleven. We sliepen in de kerk, mij zagen ze als een soort leidersfiguur, ik weet niet waarom, omdat ik rust uitstraalde misschien? Ik heb in ieder geval nooit een grote mond opgezet of bepaalde plannen opgelegd.'
Het groepje waar Walter toe behoorde ging deel uitmaken van de Mara Salvatrucha, die in Sensutepeque de baas is. 'We deden dat gewoon om te klooien, para estar en el vacil', zegt Walter. 'Het was een spel, dat langzaamaan ernstig werd door de druk van de bendeleiders uit Los Angeles. Maar het was ons gevecht niet.' Daniel, een goede vriend van Walter, werd op het marktplein neergeschoten door een politieman, die een oogje had op zijn liefje. Vanaf dat moment was het spel voor Walter voorbij. 'Ik heb de andere bendeleden uitgelegd dat ik eruit wilde stappen. Vreemd genoeg hadden de meesten er begrip voor, misschien omdat ik vrij veel autoriteit had. Maar anderen waren wrokkig en zinden op wraak. Daarom ben ik naar Ilobasco verhuisd. Hier was dan weer de Mara 18 de baas en op een bepaald moment kwamen ze me thuis zoeken. Ze wilden mijn hoofd zien hangen op het plein. Ik ben ondergedoken.'

Walter vertelt hoe hij tijdens een feestje buiten ging plassen. 'Een kerel die naast me stond vroeg me drie dollar. Hij was al behoorlijk dronken en toen ik weigerde, begon hij me te beledigen. "Jij bent van de MS en ik zal je koud maken." Hij wilde me slaan maar ik was hem voor en ben weggelopen en heb me verstopt. Na enkele maanden ben ik beginnen werken bij een lokaal ambachtsproject in Ilobasco (Moje) en dat heeft me enorm geholpen.'

Walter Herrera woont nu samen met een vrouw die ook lid van de MS was en drie kinderen heeft. Hij is vooral op de jongste verslingerd. Hoe voelt het om uit de mara te zijn? 'Fantastisch. Ik verdien niet zo slecht -180 dollar per maand- en ik ben dagelijks in contact met de natuur. Ik ben gek op de natuur. Ik geniet elke dag, het voelt aan als een bevrijding.'


Bron: Mo Magazine (www.mo.be)