PDA

Bekijk Volledige Versie : 'Divorceren in de pruikentijd '



Juliette
06-09-06, 15:19
Nee, zich in vrouwenkleren hijsen doet hij niet langer want dat zou geen gezicht meer zijn. Een gesprek met schrijver-organist én dierenactivist Maarten 't Hart over zijn allereerste historische roman, Het psalmenoproer, die deze week verschijnt. Hoe zat dat nou met de befaamde Hollandse haring?

'Van Duvel krijg je hoofdpijn.' De ene schrijver is duidelijk de andere niet. Maarten 't Hart is dan ook niet zomaar een Brugse thrillerauteur maar een gepromoveerde bioloog die ooit het baltsgedrag van de driedoornige stekelbaars bestudeerde. Na het megasucces van zijn roman Een vlucht regenwulpen eind jaren zeventig, zei hij het academisch onderwijs vaarwel en koos voor het volle pond voor de schrijversstiel én voor het gezonde leven.

Ook vandaag, aldus 't Hart, was hij, zoals steeds, vroeg uit de veren. Om vijf uur 's morgens laat hij zijn twaalfjarige hond Roef uit die tijdens het gesprek niet van zijn zijde wijkt. Daarna eet hij een ontzwavelde abrikoos op de nuchtere maag, kwestie van de bloeddruk te verlagen. De grote woonkamer van zijn huis te Warmond, een polderdorpje vlakbij Leiden, wordt vooral gevuld door twee piano's en een mooie biblio-theek. In de hoek staat een aangebroken fles wijn. 's Avonds drinkt de schrijver graag twee glazen rode wijn die, zoals bekend, de levenskwaliteit ten goede komen.

't Hart is met Het psalmenoproer toe aan zijn zestiende roman. Dit boek is echter binnen het oeuvre van 't Hart tamelijk uniek. Voor het eerst heeft hij zich grondig gedocumenteerd over het leven in zijn geboortedorp Maassluis in de tweede helft van de achttiende eeuw. Er was toen heel wat te doen rond een twist tussen voor- en tegenstanders van een snellere psalmenzang. Er had zelfs in 1776 een minirevolutie plaats, waarbij arm en rijk elkaar in de haren vlogen. 't Hart, specialist in religieuze en muzikale aangelegenheden, dook onder in de archieven en kwam boven met een eigenzinnige historische roman die het leven van haringvissers en hun bazen op de voet volgt en vooral bijna letterlijk uitspelt. Het resultaat is een exotisch taalspel vol Franse wendingen: 'Laat ons snel, nu het welzijn van Maassluis pericliterende is, voortvaren om verdere troubles te preveniëren.' Lezers die houden van archaïserende taal vol sprekende gallicismen kunnen bij 't Hart hun hartje ophalen. Maar ook de religieus geïnteresseerde of de muzikaal beslagen liefhebber vindt in deze ongewone roman zijn gading. De gereformeerde gemeenschap geeft uiteraard de toon aan, samen met Bach - 'Hansje Beek', zoals hij in de roman een enkele keer heet, Mozart en Beethoven die toen allemaal op de een of andere manier in Nederland aanwezig waren. Om nog maar te zwijgen van de culinair geïnteresseerde lezer die dan wel moet houden van haring, haring en nog eens haring.

Meer dan tien soorten passeren de revue, maar het maatje, aldus 't Hart, blijft zijn lieveling. Dat de haringvangst op kinderarbeid dreef, wordt door hem indringend beschreven. Kortom, 't Hart maakte een veelzijdige zedenschets van een modaal Nederlands dorpje in de Hollandse pruikentijd. Hij heeft er ondertussen de smaak van te pakken en belooft voor binnenkort een vervolg. Het psalmenoproer eindigt in 1811 met een ontmoeting tussen het hoofdpersonage, de reder Roemer, en Napoleon zelf die de haringvangst aanvankelijk helemaal wou fnuiken. 't Hart heeft plannen om een volgende historische roman te componeren die in het Verenigd Koninkrijk zou spelen, dus tussen 1815 en 1830. Hij moet eerst nog uitzoeken hoe het kwam, aldus 't Hart, dat koning Willem de Belgen zo voor het hoofd stootte dat ze zich losscheurden. Voorlopig blijft zijn expertise dus beperkt tot de achttiende eeuw. Is die tijd 't Hart niet op het lijf geschreven, hij die houdt van wandelingen in de natuur en die nooit een autorijbewijs heeft gehaald?

Maarten 't Hart: 'Ik heb al schrijvende inderdaad gemerkt dat de achttiende eeuw me heel goed ligt en dat ik me goed in die tijd kan inleven omdat die blijkbaar past bij mijn leefwereld. Mensen leefden veel langzamer. Het was wel een beetje saai, moet ik toegeven. Je kon al eens een lekker glas wijn drinken en een smuigerdje opsteken, een pijpje, maar rokers hadden toen grappig genoeg dezelfde problemen als vandaag. Er mocht binnenshuis helemaal niet gerookt worden. Dat heb ik in de documenten uit die tijd kunnen nalezen. In Zwitserland was men zelfs heel streng: roken was even erg als overspel. De straffen waren ook navenant.'

Koestert u misschien heimwee naar die premoderne tijd toen alles nog op mensenmaat gemaakt leek?

MAARTEN 'T HART: Ach nee, er zijn immers ook veel bezwaren in te brengen tegen die levensstijl. Mensen hadden bijvoorbeeld almaar kiespijn. Iedereen had tandproblemen want er was geen verzorging. Zelfs Mozart heeft het in zijn brieven voortdurend over kiespijn. Ook de stank moet toen verschrikkelijk geweest zijn. Iedereen stonk. Er waren geen douches. In bad gaan was er niet bij. In de betere milieus werd er daarom extreem veel parfum gebruikt om die lijfgeur te bestrijden.

U bent in Maassluis geboren en getogen. Hebt u toen iets gemerkt van het psalmenoproer uit de achttiende eeuw?

'T HART: Ik heb achttien jaar in Maassluis gewoond, maar het psalmenoproer was er totaal geen issue. Ik heb het leren kennen via een geschiedenis van Maassluis van meester Blom. Daardoor nieuwsgierig geworden ben ik dat oproer verder gaan uitspitten. En ja, het was een bagatel. Het ging om langzaam zingen tegenover snel zingen. Maar het groeide uit tot een groot oproer omdat er zich allerlei conflicten op hebben vastgezet.

Eigenaardig toch dat de arbeiders niet willen weten van verandering en blijven zweren bij de langzame manier van zingen, terwijl hun bazen instemmen met de snelle moderne zangtrant. Je zou denken dat uitgerekend de arbeiders iets anders willen?

'T HART: Het zijn meestal de wat minder geschoolde mensen die graag alles bij het oude willen houden. Kijk maar naar het socialisme en alles wat daarmee te maken heeft. Ook in de kerkelijke wereld waren de ongeschoolde mensen zeer behoudend, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de afscheiding binnen de gereformeerde gemeenschap in de negentiende eeuw. De arme, gewone mensen stapten toen uit de hervormde Kerk omdat ze naar hun mening veel te progressief werd.

U laat de sociale context van het oproer onderbelicht en concentreert zich op de feiten?

'T HART: De sociale context wordt impliciet toch wel duidelijk in mijn roman. De vertelling suggereert dat de tegenstelling tussen arm en rijk het conflict in de hand werkt. En zo is het altijd geweest. Kansarme mensen komen in opstand tegen de mensen die wel veel geld hebben. Vandaag is dat net zo. De islamieten in Nederland zijn de kansarmen die nu in opstand komen tegen de rijke mensen.

Met dat verschil dat de huidige terroristen meestal wél opgeleid zijn.

'T HART: De jonge knullen die de hele zaak leiden, zijn in het boek ook jongens die een opleiding hadden genoten om scheepstimmerman te kunnen worden. En dat zie je ook bij de hedendaagse terroristen die allemaal jonge knullen zijn die wat willen. In die zin herken je het huidige conflict in het psalmen-oproer van twee eeuwen geleden.

Hebt u zich misschien ooit verdiept in de islam en de Koran?

'T HART: Ik heb de Koran gelezen en dat viel me erg mee. Ten eerste is het heel dun vergeleken met de Bijbel. De Bijbel is 900.000 woorden en de koran 180.000. In de Bijbel kan dus vijf keer zoveel onzin staan als in de Koran. In de Koran staan trouwens niet zo veel rare dingen. Er wordt slechts één keer gezegd dat een ongehoorzame vrouw geslagen mag worden. Het is meer het gedoe dat rond de Koran is gemaakt dat de wenkbrauwen doet fronsen.

Het eigenlijke hoofdpersonage in uw roman is het opvallende, Frans gekleurde taaltje dat u prachtig ten gehore brengt.

'T HART: Er was in de pruikentijd in Nederland heel veel Frans. Er werd in de hoogste Nederlandse kringen Frans gesproken en ook in de rederijkerskamers in Maassluis. Mijn uitgever wou al die mooie uitdrukkingen schrappen wegens te lezeronvriendelijk. Maar ik heb keihard geïnsisteerd dat ze erin moesten want anders klopt het tijdsbeeld niet meer. Het is de eerste keer dat ik me zo veel moeite heb getroost om al die termen en uitdrukkingen terug te vinden. Ik heb ze gerechercheerd in Maassluis zelf en vooral in Den Haag waar ik documenten in verband met visserij, notulen van vergaderingen en rechtbankverslagen heb uitgeplozen.

In die zin doet uw roman denken aan 'Gewassen' vlees van Thomas Rosenboom.

'T HART: Het klopt dat ik zijn roman een beetje als voorbeeld heb gebruikt. Alleen wou ik bepaalde fouten die hij maakt, vermijden. Rosenboom laat iemand die klavecimbel aan het spelen is ondertussen zijn glas op het klavecimbel zetten. Tja, dat kan toch niet terwijl de klep van het instrument open staat. Hij laat in 1746 mensen een psalmberijming zingen die pas in 1776 werd ingevoerd. Dergelijke slordigheidjes zijn natuurlijk heel moeilijk om te vermijden en daarom heb ik mijn boek laten nalezen door een paar historici. Ze konden geen foutjes vinden.

U hebt zelf gebroken met de gereformeerde Kerk, maar u beschrijft haar wereld wel met onverholen sympathie?

'T HART: Iedereen was toen gereformeerd. Er was in de achttiende eeuw niemand in Maassluis die afstand had genomen van de gereformeerde Kerk, zoals ik dat heb gedaan. Dus als je zo dicht mogelijk op de huid van die tijd wilt zitten, dan kun je niet anders dan de kerkelijke rituelen te laten zien, zoals ze toen bestonden en beleefd werden. En het is waar: ik vind het geen onsympathieke wereld. Ik heb alleen bezwaren tegen het geloof. Ik scheid de rituelen van het geloof. Ik speel in Maassluis vandaag regelmatig orgel in de kerk bij rouw- of trouwdiensten. En waarom zou ik dat niet doen? Als andere mensen via die rituelen ook houvast vinden aan het geloof zelf, waarom niet?

Wie zo van rituelen en mooie muziek houdt, komt haast vanzelf uit bij het katholicisme?

'T HART: Ik vind de katholieke ritus te overdadig met al die gewaden en mijters. Dat is mij te protserig.

U beschrijft hoe het hoofdpersonage zijn jeugdliefde in dienst neemt, nadat ze van haar echtgenoot is gescheiden: 'Wel separatie geen divortie.' Je kon dus toen in de gereformeerde Kerk al van tafel en bed scheiden? Dat klinkt voor die tijd ongelooflijk progressief.

'T HART: Je kon alleen helemaal scheiden of divorceren als je schatrijk was. Men ging ervan uit dat wanneer je separeerde, je later misschien wel de weg terug naar elkaar zou vinden. Separatie of scheiding van tafel en bed was dus eigenlijk een tijdelijke oplossing. In de praktijk bleven de gesepareerden bijna altijd gescheiden leven, zoals ik in mijn roman toon. Separatie was trouwens een vrij algemeen verschijnsel. Maar dus helemaal uit de echt scheiden of divorceren was veel moeilijker en vooral duurder.

Uw roman hangt een gedetailleerd beeld op van de haringvangst. Nooit geweten dat er zoveel verschillende haringsoorten waren.

'T HART: Dat weet in Nederland ook haast niemand meer. Er waren talloze haringvariëteiten naargelangvan de tijd van het jaar waarin de haring werd gevangen: vóór april, tussen april en juni en ga zo maar door. En die kregen allemaal een aparte benaming. De beste haring was de zogenaamde Rouaanse brand, de haring die gevangen wordt tussen begin juni en half juli. Die is namelijk het vetst. Hoe jonger en hoe vetter de haring, hoe lekkerder.

Hebt u als kind die haringvangst nog van nabij meegemaakt?

'T HART: Al voor de Tweede Wereldoorlog was de haringvangst in Maassluis haast onbestaande. Er was nog één kogge die op haring voer. Maar toen ik mijn middelbare school deed om de hoek in Vlaardingen, was daar nog steeds een bloeiende haringvangst in werking. Dus daar heb ik veel van meegemaakt.

Haringvangst was een harde business waar kinderen zwaar onder te lijden hadden. Eerst werden ze ingezet als prikkenbijters.

'T HART: De prikkenbijter was een jongen tussen 10 of 12 en bijna altijd een wees. Hij voer op een hoeker en moest de prikken, de heel kleine visjes waar men commercieel niets mee kon aanvangen, kapotbijten om ze te kunnen gebruiken als aas voor de kabeljauwvangst. Kinderen hadden daar natuurlijk een hekel aan, want ze hadden voortdurend de smaak van vissenbloed in hun mond. De volgende stap heette dan omtoor. De weesjongens waren dan tussen dertien en vijftien jaar oud en mochten helpen bij het uitzetten van de vislijnen en het van de haken afhalen van de gevangen vis. De derde stap was inbakker of matroos.

De muziek is ook weer alomtegenwoordig in uw roman. Bach, Beethoven en vooral Mozart komen om de hoek loeren.

'T HART: Mozart heeft vrij lang in Den Haag gezeten. De Mozarts hebben van augustus 1765 tot eind maart 1766 in Den Haag verbleven. Leopold Mozart, de vader van Amadeus, wou toen zo lang in Den Haag blijven omdat onze prins Willem meerderjarig werd. De oude Mozart hoopte bij de inauguratieviering voor Willem een paar muzikale opdrachten te kunnen binnenrijven, maar hij is toen van een kale kermis thuisgekomen. De zus van Amadeus is er bijna doodgegaan. Ze heeft zelfs het sacrament van de stervenden toegediend gekregen maar is uiteindelijk toch hersteld. Ook Beethoven is in Nederland geweest. Iemand die toen in Maassluis woonde, kan dus best Mozart en Beethoven aan het werk hebben gezien en de muziek hebben horen uitvoeren van de pas overleden Bach. Er was een negentienjarige organist die toen heel Nederland heeft afgereisd om Bach te laten horen, ook in Maassluis.

Op het einde herkent uw hoofdpersonage zichzelf in Napoleon, die hij ontmoet tijdens een audiëntie in Amsterdam?

'T HART: Vlak voor zijn veldtocht naar Rusland is Napoleon in Nederland geweest. Napoleon was erg op getallen gefocust, in termen van aantallen manschappen en regimenten en heeft aan dat talent, naar het schijnt, ook zijn militaire overwinningen te danken gehad. Het hoofdpersonage van mijn roman goochelt eveneens graag met getallen om de haringvangst tegenover Napoleon te verdedigen. Vandaar dat Napoleon hem sympathiek vindt en vice versa. Roemer herkent zijn passie voor getallen in het strategisch genie van Napoleon.

Uw roman, die teruggaat naar de roots van Nederland, past perfect in de huidige Nederlandse rage om zichzelf te herontdekken?

'T HART: Daarvoor heb ik deze roman niet geschreven. Ik wou alleen heel graag een beeld schetsen van hoe het er toen in Maassluis toeging. Mijn roman past wel in het huidige zelfonderzoek dat in Nederland opgang maakt, maar het was zeker niet de bedoeling om daarin mee te gaan. Het einde van de achttiende eeuw was immers een tijd van verval in Nederland. Het is pas na de Franse tijd dat het met Nederland beter gaat. Met de visserij is het zelfs nooit meer goed gekomen. Nu ja, zo erg was het nu ook weer niet. Voor de zeeoorlog met Engeland in 1780 viel het eigenlijk nog wel mee. Als je het over het herontdekken van roots hebt, zou je beter kunnen teruggaan naar de tijd dat Vlaanderen en Nederland nog één natie vormden. Dat gebeurt na de napoleontische tijd.

Waar wacht u op?

'T HART: Het zou inderdaad leuk zijn om over die periode tussen 1815 en 1830 ook eens een roman te maken. Het was alleszins een boeiende maar ook verwarrende tijd, want niet alle delen van het huidige België hoorden tot het toenmalige Verenigde Koninkrijk. Delen van het Luikse bijvoorbeeld waren niet Hollands waardoor César Franck, die geboortig was uit die streek, geen Nederlander was. Anders hadden we in Nederland tenminste één behoorlijke componist gehad. Ik moet het nog allemaal precies nagaan, want dat intrigeert me. Hoe komt het toch dat de Nederlanders de Belgen toen tegen zich in het harnas hebben gejaagd? Koning Willem heeft een aantal heel domme dingen gedaan, anders waren we één land gebleven. En dat zou toch prachtig geweest zijn. Het is toch heerlijk om nu in Antwerpen rond te lopen.

U maakte ooit furore met uw travestieoptredens. U sprak zelf over 'de grote gekte' toen u zich vanaf dat fameuze optreden tijdens het Boekenbal in 1991 als vrouw begon te verkleden. Hoe staat het vandaag met die 'grote gekte'?

'T HART: Dat is helemaal voorbij. Dat ziet er niet meer uit. Het is echt geen gezicht. Het was voor een deel een gimmick. Mijn verkleedpartij was een grap, een provocatie. Het Boekenbal is zo ontzettend saai, dus dacht ik maar: laat ik de boel een beetje opvrolijken. Maar het moet er toch wel goed blijven uitzien. Als het lelijk is en je alleen een oude vent ziet met een pruik op, moet je stoppen. Nee, het is afgelopen met de grote gekte. Ik heb alles in een zak gestopt van Amnesty International en daar blijft het in.

U bent een fervent dierenliefhebber die bijna op een politieke lijst stond voor de Europese verkiezingen in 2004, maar dat feestje ging niet door omdat u geen paspoort had?

'T HART: Ondertussen heb ik een identiteitsbewijs en sta ik wel degelijk op de lijst van de Partij voor de Dieren tijdens de aanstaande landelijke verkiezingen in november 2006. We hopen één zetel binnen te halen. Maar ik moet er niet aan denken dat ik in het parlement zou moeten zitten: vergaderen is toch verschrikkelijk. Er is natuurlijk een kans dat ik een bepaald aantal voorkeurstemmen krijg van lezers die denken dat ze op 't Hart moeten stemmen. Dat hoef ik dus zeker niet te hebben.


MAARTEN 'T HART, 'HET PSALMENOPROER', DE ARBEIDERSPERS, AMSTERDAM, 288 BLZ., 18,95 euro.

door FRANK HELLEMANS

Bron: Knack Magazine (www.knack.be)