Seif
17-09-06, 21:09
Constandse-lezing 2006
Zelfislamisering versus Verlichtingsfundamentalisme
Hans Jansen
Utrecht 16 september 2006, 12h45
(De tekst is met toestemming van de auteur geplaatst. Dinsdag verschijnt een verkorte versie in De Volkskrant.)
Op een dag in januari van het jaar 630 trekt het leger van Mohammed van verschillende kanten de stad Mekka binnen. Acht jaar eerder, in 622, had Mohammed samen met zijn volgelingen zijn vaderstad Mekka verlaten. Mohammed en zijn aanhang waren in 622 bij machte uit Mekka te vertrekken omdat ze ergens anders welkom waren. Ze waren er in geslaagd uitgenodigd te worden om zich te komen vestigen in het naburige, deels door joden bewoonde Medina.
Medina was toen nog nauwelijks een stad. Het was een landbouwoase die vooral leefde van de dadelteelt. Maar het zou al spoedig blijken dat de moslims niet naar Medina waren geëmigreerd om daar dadels te komen verbouwen. Ze waren naar Medina gekomen om de wereld te veranderen.
Sinds hun aankomst in Medina waren de moslims dagelijks in getal, kracht en aanzien toegenomen. Ongeveer een jaar na Mohammeds aankomst in Medina voelden de moslims zich sterk genoeg om te beginnen aan een onwaarschijnlijk project: de systematische onderwerping van het gehele Arabisch schiereiland aan de islam. Na verloop van weer zo’n acht jaar, in de loop van het jaar 629, was het einde van dat karwei in zicht gekomen. Op de bewuste dag in het begin van januari van 630 was Mohammed terug in Mekka. Het was die dag de beurt van Mekka, waar het verhaal van Mohammed begonnen was, om geïslamiseerd te worden.
Volgens de islamitische overlevering, en andere bronnen over deze gebeurtenissen zijn er niet beschikbaar, vallen er de dag van de moslimse invasie van Mekka bij allerlei schermutselingen in het totaal vijftien of zestien doden. Dat is niet zo veel, want van georganiseerd verzet tegen de komst van de moslims was geen sprake. Dat er weinig verzet geboden werd, kwam niet doordat de Mekkanen de islam eigenlijk best wel een interessante verrijking van hun cultuur vonden. Het ontbreken van verzet had een totaal andere oorzaak.
En die oorzaak was, even vrij vertaald, dat de Burgemeester en de Wethouders van Mekka, terwijl hun stad onder de voet werd gelopen, thee zaten te drinken bij Mohammed in diens commandotent. Ze hadden zich net officieel tot de islam bekeerd, de stemming was opperbest, en samen met Mohammed en diens legeraanvoerders haalden ze herinneringen op aan hun onderlinge veldslagen en conflicten van de afgelopen tien jaar.
De bevolking van Mekka wordt ondertussen aan zijn lot overgelaten. Er zijn Mekkanen die zich nog wel enigszins proberen te verzetten. Toch, bij gebrek aan organisatie van dat verzet maakt de gefragmentariseerde bevolking van de stad maar liever gebruik van de door de moslims afgekondigde amnestie die geldt voor een ieder die zich aan hen onderwerpen wil. Dat onderwerpen verloopt overigens niet zonder mokken. Wanneer de bewoners van het Arabisch schiereiland niet veel later toch nog een laatste poging ondernemen om zich van Mohammed te ontdoen, wat uitloopt op de slag bij Hoenayn, lukt het gemakkelijk om brede steun van de Mekkanen te krijgen.
Het standaardverslag van de gebeurtenissen die in die tijd hebben plaats gevonden, is van de hand van een zekere Ibn Ishaq, die meer dan een eeuw later, ongeveer in 750 in Irak, zijn verhaal zwart op wit gezet heeft. Zijn verslag is nog steeds het oudste bewaard gebleven samenhangende relaas van het leven van Mohammed. Als Ibn Ishaq zijn boek schrijft, hebben de moslims al ruim een eeuw ervaring in het observeren van de elites van de gemeenschappen die zij hun wil willen komen opleggen.
De observaties die Ibn Ishaq neerschrijft over de bestuurders van steden die op het punt staan voor de islam te capituleren zijn klinisch en helder. Wat dit betreft lijdt het betoog van Ibn Ishaq niet aan enige vorm van prekerigheid. Bij veel verhalen die Ibn Ishaq over Mohammed vertelt, is dat anders. Veel van zijn verhalen zijn mogelijk niet gebaseerd op een herinnering aan een gebeurtenis, maar het zijn preken in verhaalvorm, ongeveer zoals wij dat kennen uit het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Mogelijk zijn alle verhalen die Ibn Ishaq vertelt een mengeling van vrome fantasie en historische herinnering. Maar helaas, er is behalve onze moderne intuïtie eigenlijk geen criterium bij de hand om die twee van elkaar te scheiden.
Hoe het ook zij, het komt er op neer dat in de moslimse ervaring, zoals Ibn Ishaq die al tegen het jaar 750 AD verwoordt, zuiver zakelijke technocratische bestuurders snel bereid blijken moslimse eisen geheel of gedeeltelijk in te willigen. Zulke technocratische bestuurders willen eigenlijk steeds zo snel mogelijk een deal maken met de moslims. Er hoeft maar iets van een islamitische dreiging aan de horizon te verschijnen of de superbestuurders passen zich aan en proberen het hun mogelijke nieuwe meesters naar de zin te maken.
Deze superbestuurders beschouwen zichzelf als superrechtvaardig, want in hun ogen zijn alle ambities en toekomstdromen van al hun onderdanen allemaal even supergewichtig dan wel allemaal even superdwaas. Dat sommige van die ‘onderdanen’ zich niet als onderdaan beschouwen, en maar van een ding dromen, de triomf van de islam, willen en kunnen deze bekwame supermannen en supervrouwen niet geloven of begrijpen.
Vanuit dit soort bestuurders zelf gezien is het ongetwijfeld een heel rationele houding die zij innemen. Ze zijn dagelijks bezig met brandjes blussen, en ze beschouwen de moslims als het zoveelste brandje. Verder weten bestuurders, overal ter wereld, uit eeuwenlange ervaring dat terreur en godsdienst een brandbare combinatie vormen, maar dat het meestal wél gaat om een soort vuur dat na een tijdje als vanzelf uitdooft, tenzij natuurlijk externe factoren het vuur blijven aanblazen. Een goede bestuurlijke elite beschouwt het eigen vermogen tot het absorberen van vreemde aspiraties en evidente malligheid als onbegrensd. Zo’n elite voelt zich als de Borg uit StarTrek: You will be assimilated. Resistance is futile.
Voor wie nooit naar StarTrek kijkt gaan we dit toch maar in gewone Nederlandse termen vertalen: In 1966 liep er een verwarde wat oudere jongeman in een regenjas langs de Amsterdamse grachten om praatjes te venten. Hij liet dat ook nog filmen. Hij wist daarmee een aantal jaren wat vriendjes in de Kamer gekozen krijgen. Een regime dat in staat was die man en zijn vriendjes te absorberen denkt natuurlijk ook in huis te hebben wat je nodig hebt om de moslims aan te kunnen. Maar dat staat nog te bezien. De islam heeft opvattingen over integratie en assimilatie die heel wat ouder zijn dan het jaar onzes Heren 1966. Op dat terrein hebben de moslims een even hoge dunk van zichzelf als de Borg.
De eerste overname van een stad of land door de moslims, was zoals bekend in 622, die van de oasestad Medina. Er was daar, aan de vooravond van de komst van Mohammed en de zijnen, sprake van twee bestuurders: een zekere Abdallah Ibn Ubayy, over wie we horen dat ‘niemand zijn gezag bestreed’. Ook was er een voorman die ‘de monnik’ werd genoemd omdat hij voor de komst van de islam asceet was geweest en een monniksmantel gedragen had. Deze ‘monnik’ luisterde naar de naam Aboe Aamir.
Het verschijnen van Mohammed en de moslims heeft deze Ibn Ubayy van zijn koningsschap over Medina beroofd, en dat terwijl zijn onderdanen al een diadeem om hem mee te kronen klaar hadden liggen. Ondanks die teleurstelling gaat Ibn Ubayy na een poosje, mogelijkerwijs zonder veel enthousiasme, tot de islam over. Maar Abou Aamir, zijn collega in het tweemanschap dat over Medina heerste, ‘weigerde hardnekkig te geloven’. Hij bleef de rest van zijn leven voor de moslimse troepen uit vluchten. Eerst naar Mekka, na de val van Mekka naar de stad Ta’if, en als ook die stad in handen van Mohammed valt, ten slotte naar Syrië. Daar overleed hij.
Ibn Ishaq weet dan nog te vertellen dat Caesar een conflict over de verdeling van zijn nalatenschap heeft moeten beslechten. Caesar is een titel die de antieke Arabieren aan elke Romeinse militaire bevelhebber toekenden, ongeacht zijn rang. Het zal wel om een lokale gouverneur of garnizoenscommendant zijn gegaan. Die opmerking over de verdeling van zijn nalatenschap is interessant, en wil er vooral op wijzen dat Aboe Aamir de sharia en de islam is blijven afwijzen, zelfs nog tot na zijn dood. Met volle overtuiging was hij de zaak van Byzantium en het christendom toegedaan. Capituleren voor de macht van de islam is hij levenslang blijven afwijzen.
Direct al bij de moslimse overname van Medina tekenen zich alzo twee typen van reacties voor het eerst duidelijk af: aan de ene kant halfhartige zelfislamisering, en aan de andere kant de principiële weigering het eigen cultuurgoed over boord te gooien. In tegenstelling tot de zelfislamiseerders zijn de weigeraars steeds mensen die zelf hardnekkig iets van oordeel zijn over de mens en de wereld, die hun eigen cultuur kennen, en die hun eigen cultuur respecteren. In het geval van Aboe Aamir was het het christendom dat hem zijn kompasgevoel dicteerde, en voor veel mensen vandaag de dag is het christendom dat nog steeds.
Het is duidelijk dat er meer ideologieën bestaan die mensen immuun voor de islam kunnen maken, maar het is tegelijkertijd nog duidelijker dat de post-moderne onwetendheid daar niet bij hoort. Wie denkt dat of iets waar is, er maar vanaf hangt hoe je naar de dingen kijkt, zo iemand is wanneer het eenmaal vrij worstelen wordt, geen partij voor solide activistische vroomheid van welke aard ook.
Ook de modieuze regenteske opvatting dat alle godsdiensten eigenlijk apekool zijn, is geen effectieve bescherming tegen de islam. Integendeel, wie gelooft dat alle godsdienst apekool is, onderschat zijn belagers. En, het is sneu voor Nederland, maar wij worden al jaren bestuurd door bestuurders die godsdienst, de islam incluis, als apekool beschouwen. En die vanwege hun minachting voor de islam en andere godsdiensten de risiko’s miskennen die inherent zijn aan machtsuitoefening door godsdienstige groepen.
Terug naar het Medina van 622. Had Aboe Aamir er gelijk in dat hij zijn leven lang voor de islamitische troepen uit bleef vluchten? Anders dan wij kon hij de geschiedenis van de islam immers nog niet kennen. Maar laten we eens kijken naar wat er precies gebeurde op de dag dat Mohammed Mekka innam, in januari 630. Een zekere Abdallah ibn Khatal was een Mekkaan die twee zangeressen in dienst had, die in hun liederen Mohammed plachten te bespotten. Mohammed gaf opdracht hen alle drie te doden. Een van de meisjes wist te vluchten en kreeg later amnestie.
Een andere Mekkaan, een zekere Huwayrith ibn Nuqaydh, had Mohammed beledigd, en werd door Mohammeds pleegbroer en schoonzoon Ali gedood. Een zekere Sara, een vrijgelaten slavin, ook cabaretière, had Mohammed beledigd. Ze wist nog een aantal jaren in leven te blijven maar is uiteindelijk gedood. Een zekere Miqyas was na een bloedwraakkwestie uit de islam getreden en vanuit Medina naar Mekka teruggegegaan. Ook hij werd gedood. Voor wie gewend is aan de Tweede Wereldoorlog of het communisme waar doden meestal met miljoenen tegelijk geteld worden, is het inderdaad niet veel. Tegelijkertijd is het goed denkbaar dat Aboe Aamir achteraf de juiste beslissing heeft genomen door voor de moslimse linies uit weg te vluchten.
Maar nu krijgen we iets raars. Meteen op de dag dat de stad Mekka in 630 in moslimse handen viel, zijn er dus een kleine twintig doden gevallen. Bovendien ziet het er naar uit dat de geringheid van het dodental eerder te danken is aan de heidense Mekkaanse leiders die hebben afgezien van het bieden van tegenstand, dan aan de moslims, die met een groot en indrukwekkend leger koers naar Mekka hadden gezet.
Karen Armstrong is in Nederland een van de best verkochte auteurs over godsdienst. Maar zij schrijft in haar boek over de islam van 2004: ‘Mohammed wist de stad Mekka in te nemen zonder een druppel bloed te vergieten’. Nu, volgens de islamitische overlevering is dat niet waar. Er gaapt een afgrond tussen de ongeneerde rapportage van Ibn Ishaq over Mohammeds bloedvergieten enerzijds, en anderzijds de bezweringen van Karen Armstrong, de diva van de zwevende hemel, de moeder-overste van de zelfislamiseerders.
Bij haar zelfislamisering is mevrouw Armstrong overigens de koers kwijt, en verdedigt ze haar favoriete godsdienst met argumenten die in strijd zijn met de inhoud van de gezaghebbende islamitische godsdienstige handboeken. Eigenlijk is het beledigend voor de islam dat Mevrouw Armstrong denkt dat ze de moslims een plezier doet door over bepaalde zaken uit de islamitische geschiedenis te liegen.
Dat laatste is trouwens een algemeen kenmerk van de zelfislamiseerders. Ze bevinden zich op zo grote afstand van wat de moslims werkelijk willen, dat je hun houding haast niet kunt beschrijven zonder woorden als ‘fantasie’ dan wel ‘liegen’ te moeten gebruiken. Dat wil niet zeggen dat we zelfislamiseerders niet serieus moeten nemen.
Bestuurders die aan het zelfislamiseren zijn geslagen, zijn kwade vijanden voor wie met hen in conflict komt. Ze missen meestal wel de benodigde vertrouwdheid met de materie maar besturen, intimideren en klemrijden, daar hebben ze verstand van. Er is een recent voorbeeld in de openbaarheid gekomen: de actie van het bestuur van de Utrechtse Theologische faculteit tegen hoogleraar Pieter van der Horst. Ten onrechte meende het faculteitsbestuur dat er moslims bestaan die zich beledigd zouden kunnen gaan voelen door de inhoud van zijn afscheidscollege. En niet zo maar moslims: het zou gaan om ‘goed-georganiseerde moslimjongeren’. U ziet het bloed al van de goedgeslepen messen afdruipen. En het bleek allemaal fantasie van het faculteitsbestuur te zijn.
Zelfislamisering versus Verlichtingsfundamentalisme
Hans Jansen
Utrecht 16 september 2006, 12h45
(De tekst is met toestemming van de auteur geplaatst. Dinsdag verschijnt een verkorte versie in De Volkskrant.)
Op een dag in januari van het jaar 630 trekt het leger van Mohammed van verschillende kanten de stad Mekka binnen. Acht jaar eerder, in 622, had Mohammed samen met zijn volgelingen zijn vaderstad Mekka verlaten. Mohammed en zijn aanhang waren in 622 bij machte uit Mekka te vertrekken omdat ze ergens anders welkom waren. Ze waren er in geslaagd uitgenodigd te worden om zich te komen vestigen in het naburige, deels door joden bewoonde Medina.
Medina was toen nog nauwelijks een stad. Het was een landbouwoase die vooral leefde van de dadelteelt. Maar het zou al spoedig blijken dat de moslims niet naar Medina waren geëmigreerd om daar dadels te komen verbouwen. Ze waren naar Medina gekomen om de wereld te veranderen.
Sinds hun aankomst in Medina waren de moslims dagelijks in getal, kracht en aanzien toegenomen. Ongeveer een jaar na Mohammeds aankomst in Medina voelden de moslims zich sterk genoeg om te beginnen aan een onwaarschijnlijk project: de systematische onderwerping van het gehele Arabisch schiereiland aan de islam. Na verloop van weer zo’n acht jaar, in de loop van het jaar 629, was het einde van dat karwei in zicht gekomen. Op de bewuste dag in het begin van januari van 630 was Mohammed terug in Mekka. Het was die dag de beurt van Mekka, waar het verhaal van Mohammed begonnen was, om geïslamiseerd te worden.
Volgens de islamitische overlevering, en andere bronnen over deze gebeurtenissen zijn er niet beschikbaar, vallen er de dag van de moslimse invasie van Mekka bij allerlei schermutselingen in het totaal vijftien of zestien doden. Dat is niet zo veel, want van georganiseerd verzet tegen de komst van de moslims was geen sprake. Dat er weinig verzet geboden werd, kwam niet doordat de Mekkanen de islam eigenlijk best wel een interessante verrijking van hun cultuur vonden. Het ontbreken van verzet had een totaal andere oorzaak.
En die oorzaak was, even vrij vertaald, dat de Burgemeester en de Wethouders van Mekka, terwijl hun stad onder de voet werd gelopen, thee zaten te drinken bij Mohammed in diens commandotent. Ze hadden zich net officieel tot de islam bekeerd, de stemming was opperbest, en samen met Mohammed en diens legeraanvoerders haalden ze herinneringen op aan hun onderlinge veldslagen en conflicten van de afgelopen tien jaar.
De bevolking van Mekka wordt ondertussen aan zijn lot overgelaten. Er zijn Mekkanen die zich nog wel enigszins proberen te verzetten. Toch, bij gebrek aan organisatie van dat verzet maakt de gefragmentariseerde bevolking van de stad maar liever gebruik van de door de moslims afgekondigde amnestie die geldt voor een ieder die zich aan hen onderwerpen wil. Dat onderwerpen verloopt overigens niet zonder mokken. Wanneer de bewoners van het Arabisch schiereiland niet veel later toch nog een laatste poging ondernemen om zich van Mohammed te ontdoen, wat uitloopt op de slag bij Hoenayn, lukt het gemakkelijk om brede steun van de Mekkanen te krijgen.
Het standaardverslag van de gebeurtenissen die in die tijd hebben plaats gevonden, is van de hand van een zekere Ibn Ishaq, die meer dan een eeuw later, ongeveer in 750 in Irak, zijn verhaal zwart op wit gezet heeft. Zijn verslag is nog steeds het oudste bewaard gebleven samenhangende relaas van het leven van Mohammed. Als Ibn Ishaq zijn boek schrijft, hebben de moslims al ruim een eeuw ervaring in het observeren van de elites van de gemeenschappen die zij hun wil willen komen opleggen.
De observaties die Ibn Ishaq neerschrijft over de bestuurders van steden die op het punt staan voor de islam te capituleren zijn klinisch en helder. Wat dit betreft lijdt het betoog van Ibn Ishaq niet aan enige vorm van prekerigheid. Bij veel verhalen die Ibn Ishaq over Mohammed vertelt, is dat anders. Veel van zijn verhalen zijn mogelijk niet gebaseerd op een herinnering aan een gebeurtenis, maar het zijn preken in verhaalvorm, ongeveer zoals wij dat kennen uit het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Mogelijk zijn alle verhalen die Ibn Ishaq vertelt een mengeling van vrome fantasie en historische herinnering. Maar helaas, er is behalve onze moderne intuïtie eigenlijk geen criterium bij de hand om die twee van elkaar te scheiden.
Hoe het ook zij, het komt er op neer dat in de moslimse ervaring, zoals Ibn Ishaq die al tegen het jaar 750 AD verwoordt, zuiver zakelijke technocratische bestuurders snel bereid blijken moslimse eisen geheel of gedeeltelijk in te willigen. Zulke technocratische bestuurders willen eigenlijk steeds zo snel mogelijk een deal maken met de moslims. Er hoeft maar iets van een islamitische dreiging aan de horizon te verschijnen of de superbestuurders passen zich aan en proberen het hun mogelijke nieuwe meesters naar de zin te maken.
Deze superbestuurders beschouwen zichzelf als superrechtvaardig, want in hun ogen zijn alle ambities en toekomstdromen van al hun onderdanen allemaal even supergewichtig dan wel allemaal even superdwaas. Dat sommige van die ‘onderdanen’ zich niet als onderdaan beschouwen, en maar van een ding dromen, de triomf van de islam, willen en kunnen deze bekwame supermannen en supervrouwen niet geloven of begrijpen.
Vanuit dit soort bestuurders zelf gezien is het ongetwijfeld een heel rationele houding die zij innemen. Ze zijn dagelijks bezig met brandjes blussen, en ze beschouwen de moslims als het zoveelste brandje. Verder weten bestuurders, overal ter wereld, uit eeuwenlange ervaring dat terreur en godsdienst een brandbare combinatie vormen, maar dat het meestal wél gaat om een soort vuur dat na een tijdje als vanzelf uitdooft, tenzij natuurlijk externe factoren het vuur blijven aanblazen. Een goede bestuurlijke elite beschouwt het eigen vermogen tot het absorberen van vreemde aspiraties en evidente malligheid als onbegrensd. Zo’n elite voelt zich als de Borg uit StarTrek: You will be assimilated. Resistance is futile.
Voor wie nooit naar StarTrek kijkt gaan we dit toch maar in gewone Nederlandse termen vertalen: In 1966 liep er een verwarde wat oudere jongeman in een regenjas langs de Amsterdamse grachten om praatjes te venten. Hij liet dat ook nog filmen. Hij wist daarmee een aantal jaren wat vriendjes in de Kamer gekozen krijgen. Een regime dat in staat was die man en zijn vriendjes te absorberen denkt natuurlijk ook in huis te hebben wat je nodig hebt om de moslims aan te kunnen. Maar dat staat nog te bezien. De islam heeft opvattingen over integratie en assimilatie die heel wat ouder zijn dan het jaar onzes Heren 1966. Op dat terrein hebben de moslims een even hoge dunk van zichzelf als de Borg.
De eerste overname van een stad of land door de moslims, was zoals bekend in 622, die van de oasestad Medina. Er was daar, aan de vooravond van de komst van Mohammed en de zijnen, sprake van twee bestuurders: een zekere Abdallah Ibn Ubayy, over wie we horen dat ‘niemand zijn gezag bestreed’. Ook was er een voorman die ‘de monnik’ werd genoemd omdat hij voor de komst van de islam asceet was geweest en een monniksmantel gedragen had. Deze ‘monnik’ luisterde naar de naam Aboe Aamir.
Het verschijnen van Mohammed en de moslims heeft deze Ibn Ubayy van zijn koningsschap over Medina beroofd, en dat terwijl zijn onderdanen al een diadeem om hem mee te kronen klaar hadden liggen. Ondanks die teleurstelling gaat Ibn Ubayy na een poosje, mogelijkerwijs zonder veel enthousiasme, tot de islam over. Maar Abou Aamir, zijn collega in het tweemanschap dat over Medina heerste, ‘weigerde hardnekkig te geloven’. Hij bleef de rest van zijn leven voor de moslimse troepen uit vluchten. Eerst naar Mekka, na de val van Mekka naar de stad Ta’if, en als ook die stad in handen van Mohammed valt, ten slotte naar Syrië. Daar overleed hij.
Ibn Ishaq weet dan nog te vertellen dat Caesar een conflict over de verdeling van zijn nalatenschap heeft moeten beslechten. Caesar is een titel die de antieke Arabieren aan elke Romeinse militaire bevelhebber toekenden, ongeacht zijn rang. Het zal wel om een lokale gouverneur of garnizoenscommendant zijn gegaan. Die opmerking over de verdeling van zijn nalatenschap is interessant, en wil er vooral op wijzen dat Aboe Aamir de sharia en de islam is blijven afwijzen, zelfs nog tot na zijn dood. Met volle overtuiging was hij de zaak van Byzantium en het christendom toegedaan. Capituleren voor de macht van de islam is hij levenslang blijven afwijzen.
Direct al bij de moslimse overname van Medina tekenen zich alzo twee typen van reacties voor het eerst duidelijk af: aan de ene kant halfhartige zelfislamisering, en aan de andere kant de principiële weigering het eigen cultuurgoed over boord te gooien. In tegenstelling tot de zelfislamiseerders zijn de weigeraars steeds mensen die zelf hardnekkig iets van oordeel zijn over de mens en de wereld, die hun eigen cultuur kennen, en die hun eigen cultuur respecteren. In het geval van Aboe Aamir was het het christendom dat hem zijn kompasgevoel dicteerde, en voor veel mensen vandaag de dag is het christendom dat nog steeds.
Het is duidelijk dat er meer ideologieën bestaan die mensen immuun voor de islam kunnen maken, maar het is tegelijkertijd nog duidelijker dat de post-moderne onwetendheid daar niet bij hoort. Wie denkt dat of iets waar is, er maar vanaf hangt hoe je naar de dingen kijkt, zo iemand is wanneer het eenmaal vrij worstelen wordt, geen partij voor solide activistische vroomheid van welke aard ook.
Ook de modieuze regenteske opvatting dat alle godsdiensten eigenlijk apekool zijn, is geen effectieve bescherming tegen de islam. Integendeel, wie gelooft dat alle godsdienst apekool is, onderschat zijn belagers. En, het is sneu voor Nederland, maar wij worden al jaren bestuurd door bestuurders die godsdienst, de islam incluis, als apekool beschouwen. En die vanwege hun minachting voor de islam en andere godsdiensten de risiko’s miskennen die inherent zijn aan machtsuitoefening door godsdienstige groepen.
Terug naar het Medina van 622. Had Aboe Aamir er gelijk in dat hij zijn leven lang voor de islamitische troepen uit bleef vluchten? Anders dan wij kon hij de geschiedenis van de islam immers nog niet kennen. Maar laten we eens kijken naar wat er precies gebeurde op de dag dat Mohammed Mekka innam, in januari 630. Een zekere Abdallah ibn Khatal was een Mekkaan die twee zangeressen in dienst had, die in hun liederen Mohammed plachten te bespotten. Mohammed gaf opdracht hen alle drie te doden. Een van de meisjes wist te vluchten en kreeg later amnestie.
Een andere Mekkaan, een zekere Huwayrith ibn Nuqaydh, had Mohammed beledigd, en werd door Mohammeds pleegbroer en schoonzoon Ali gedood. Een zekere Sara, een vrijgelaten slavin, ook cabaretière, had Mohammed beledigd. Ze wist nog een aantal jaren in leven te blijven maar is uiteindelijk gedood. Een zekere Miqyas was na een bloedwraakkwestie uit de islam getreden en vanuit Medina naar Mekka teruggegegaan. Ook hij werd gedood. Voor wie gewend is aan de Tweede Wereldoorlog of het communisme waar doden meestal met miljoenen tegelijk geteld worden, is het inderdaad niet veel. Tegelijkertijd is het goed denkbaar dat Aboe Aamir achteraf de juiste beslissing heeft genomen door voor de moslimse linies uit weg te vluchten.
Maar nu krijgen we iets raars. Meteen op de dag dat de stad Mekka in 630 in moslimse handen viel, zijn er dus een kleine twintig doden gevallen. Bovendien ziet het er naar uit dat de geringheid van het dodental eerder te danken is aan de heidense Mekkaanse leiders die hebben afgezien van het bieden van tegenstand, dan aan de moslims, die met een groot en indrukwekkend leger koers naar Mekka hadden gezet.
Karen Armstrong is in Nederland een van de best verkochte auteurs over godsdienst. Maar zij schrijft in haar boek over de islam van 2004: ‘Mohammed wist de stad Mekka in te nemen zonder een druppel bloed te vergieten’. Nu, volgens de islamitische overlevering is dat niet waar. Er gaapt een afgrond tussen de ongeneerde rapportage van Ibn Ishaq over Mohammeds bloedvergieten enerzijds, en anderzijds de bezweringen van Karen Armstrong, de diva van de zwevende hemel, de moeder-overste van de zelfislamiseerders.
Bij haar zelfislamisering is mevrouw Armstrong overigens de koers kwijt, en verdedigt ze haar favoriete godsdienst met argumenten die in strijd zijn met de inhoud van de gezaghebbende islamitische godsdienstige handboeken. Eigenlijk is het beledigend voor de islam dat Mevrouw Armstrong denkt dat ze de moslims een plezier doet door over bepaalde zaken uit de islamitische geschiedenis te liegen.
Dat laatste is trouwens een algemeen kenmerk van de zelfislamiseerders. Ze bevinden zich op zo grote afstand van wat de moslims werkelijk willen, dat je hun houding haast niet kunt beschrijven zonder woorden als ‘fantasie’ dan wel ‘liegen’ te moeten gebruiken. Dat wil niet zeggen dat we zelfislamiseerders niet serieus moeten nemen.
Bestuurders die aan het zelfislamiseren zijn geslagen, zijn kwade vijanden voor wie met hen in conflict komt. Ze missen meestal wel de benodigde vertrouwdheid met de materie maar besturen, intimideren en klemrijden, daar hebben ze verstand van. Er is een recent voorbeeld in de openbaarheid gekomen: de actie van het bestuur van de Utrechtse Theologische faculteit tegen hoogleraar Pieter van der Horst. Ten onrechte meende het faculteitsbestuur dat er moslims bestaan die zich beledigd zouden kunnen gaan voelen door de inhoud van zijn afscheidscollege. En niet zo maar moslims: het zou gaan om ‘goed-georganiseerde moslimjongeren’. U ziet het bloed al van de goedgeslepen messen afdruipen. En het bleek allemaal fantasie van het faculteitsbestuur te zijn.