Wortel
04-10-06, 16:18
De rechtvaardige kent de aard van zijn dieren…
(Spreuken 12: 10)
In het verbond met Noach wordt tot viermaal toe gezegd dat Gods trouw ook voor alle dieren geldt. Maar wij kunnen dat maar al te vaak niet meer horen, want wij zijn door een eeuwenlange theologische traditie heengegaan waarin ons maar al te vaak geleerd is dat een dier geen ziel te verliezen heeft, en dat de dieren daarom ook lager in de rangorde van de schepping staan.
Het is de grote theoloog Thomas van Aquino die met name verantwoordelijk is voor dat denkklimaat in de christelijke westerse godsdienst. Thomas van Aquino, kerkvader van de middeleeuwen, die ook in dezelfde eeuw leefde als Franciscus, ging ervan uit dat dieren geen intellect, geen verstand hebben. Dat idee had hij geleend van de griekse filosoof Aristoteles, en op dat idee bouwde Thomas dan ook zijn gehele theologische huis. Alleen mensen hebben verstand. In zichzelf beschouwd hebben dieren geen verstandelijke vermogens en daarom hebben ze ook geen rechten. Daarom, zo meende Thomas, hebben mensen ook geen plichten en verantwoordelijkheden ten opzichte van dieren. Dieren zijn er allen maar ten dienste van de mens, voor voedsel en kleding etc. Maar in zichzelf hebben dieren eigenlijk geen waarde. En daarom heeft de mens voor de dieren in zichzelf ook geen verantwoordelijkheden.
Het was te wensen geweest dat Thomas van Aquino een beetje minder leentjebuur had gespeeld bij de griekse wijsgeren met hun alles overstemmende nadruk op verstand en wat meer de Hebreeuwse bijbel had nageslagen op de stemmen die daar wel degelijk klinken als het gaat over liefdevolle zorg en verantwoordelijkheid voor dieren. Ook was het te wensen geweest dat Thomas wat meer gehoor had gegeven aan theologische overwegingen die weglopen uit het Nieuwe Testament waarin we de gestalte van Jezus Christus ontmoeten die juist van de vogelen des hemels leerde hoe je je eigen pijn, angst en verdriet kunt overwinnen, en van daaruit weer allesomvattend kunt liefhebben.
Het boek Genesis zegt al dat God zijn verbond heeft opgericht met heel zijn schepping en dus ook met dieren. Een oud verbond. Maar vaak kunnen we dat niet meer horen, en verslijten we mensen voor niet helemaal snik als ze Gods liefde voor de mens in één en dezelfde adem ook betrekken op de dieren die aan ons zijn toevertrouwd.
Zo zijn we, omdat we door een dergelijk theologisch gedachtegoed van eeuwen her zijn heengegaan, tot de slotsom gekomen dat dieren geen ziel te verliezen hebben, want nietwaar, het gaat toch alleen om het heil van de ziel. Die moet zich ontwikkelen, die moet rein worden, die moet puur worden voor God, maar een olifant is zichzelf alleen maar een slurf.
Daarom hebben we Psalm 8 voor het gemak maar even misverstaan. We horen erin dat wij mensen de kroon van de schepping zijn en we nemen daarbij in onze eigenwaan maar aan dat wij dat ten koste van die schepping mogen zijn in plaats van ten dienste van.
Zo staat er ook een intrigerende tekst in het aloude Spreukenboek: de rechtvaardige kent de aard van zijn dieren, het innerlijk van de goddelozen is wreed. Een rechtvaardige dat is iemand die echt is, zuiver, waar, integer. Een onrechtvaardige, iemand die van God los is denkt, een beest is maar een beest. Hij ziet de vogelen des hemels niet en evenmin de lelieen des velds, hem spreekt de blomme geen tale, en wat het schrijverke op het water schrijft, voor die wijze van waarnemen is hij te bot, hij ziet niet hoe zij schrijven, herschrijven en schrijven nog de heilige name van God.
Maar zo zat Franciscus zeven eeuwen geleden wel de natuur waar te nemen: niet als een ding waarmee je kunt doen en laten wat je wilt, maar als een iemand, een broeder, een zuster, kostbare medeschepselen Gods waarmee je ten nauwste bent verbonden, een groot gezin van ons aller Vader die in de hemelen is. Ook de dieren hebben een ziel. Ze zijn familie van ons.
De rechtvaardige kent de aard van de dieren, dus gaat hij er zorgvuldig en eerbiedig mee om, voelt zich er ten diepste mee verbonden. Maar als de natuur een gebruiksvoorwerp is geworden, is de ziel eruit. Dan spreekt de blomme geen tale meer, dan heeft moeder natuur geen stem en geen inspraak.
Er is een dorp in het grote mensenbos dat Nederland heet waar voor de zondag, die heilige dag, de boer de haan uit het kippenhok haalt. Het is heel gemakkelijk die boer belachelijk te maken. Hij heeft waarschijnlijk dwaze denkbeelden over sexualiteit en al even bizarre gedachten over zondagsheiliging. Maar hij heeft er tenminste gedachten over, en voor mij zit er iets hartverwarmends in dat tafereel: rust op de boerderij, het is sabbat, dan zult gij niet arbeiden, gij noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel. Verkwik je die dag, kom op adem, en zing met die adem, met heel de schepping, met alles wat adem heeft een loflied op God de Schepper, en vergeet niet, mensenkind, hoe je samen met de dieren bent aangelegd op de belofte.
Franciscus voegde de daad bij dat woord en zette als eerste in 1223 een levende os en ezel in de kerststal. En mocht u mij nog eens met mijn hond zien lopen dan mag u van mij bij uzelf denken: Daar loopt iemand zijn geloof op peil te houden.
(Spreuken 12: 10)
In het verbond met Noach wordt tot viermaal toe gezegd dat Gods trouw ook voor alle dieren geldt. Maar wij kunnen dat maar al te vaak niet meer horen, want wij zijn door een eeuwenlange theologische traditie heengegaan waarin ons maar al te vaak geleerd is dat een dier geen ziel te verliezen heeft, en dat de dieren daarom ook lager in de rangorde van de schepping staan.
Het is de grote theoloog Thomas van Aquino die met name verantwoordelijk is voor dat denkklimaat in de christelijke westerse godsdienst. Thomas van Aquino, kerkvader van de middeleeuwen, die ook in dezelfde eeuw leefde als Franciscus, ging ervan uit dat dieren geen intellect, geen verstand hebben. Dat idee had hij geleend van de griekse filosoof Aristoteles, en op dat idee bouwde Thomas dan ook zijn gehele theologische huis. Alleen mensen hebben verstand. In zichzelf beschouwd hebben dieren geen verstandelijke vermogens en daarom hebben ze ook geen rechten. Daarom, zo meende Thomas, hebben mensen ook geen plichten en verantwoordelijkheden ten opzichte van dieren. Dieren zijn er allen maar ten dienste van de mens, voor voedsel en kleding etc. Maar in zichzelf hebben dieren eigenlijk geen waarde. En daarom heeft de mens voor de dieren in zichzelf ook geen verantwoordelijkheden.
Het was te wensen geweest dat Thomas van Aquino een beetje minder leentjebuur had gespeeld bij de griekse wijsgeren met hun alles overstemmende nadruk op verstand en wat meer de Hebreeuwse bijbel had nageslagen op de stemmen die daar wel degelijk klinken als het gaat over liefdevolle zorg en verantwoordelijkheid voor dieren. Ook was het te wensen geweest dat Thomas wat meer gehoor had gegeven aan theologische overwegingen die weglopen uit het Nieuwe Testament waarin we de gestalte van Jezus Christus ontmoeten die juist van de vogelen des hemels leerde hoe je je eigen pijn, angst en verdriet kunt overwinnen, en van daaruit weer allesomvattend kunt liefhebben.
Het boek Genesis zegt al dat God zijn verbond heeft opgericht met heel zijn schepping en dus ook met dieren. Een oud verbond. Maar vaak kunnen we dat niet meer horen, en verslijten we mensen voor niet helemaal snik als ze Gods liefde voor de mens in één en dezelfde adem ook betrekken op de dieren die aan ons zijn toevertrouwd.
Zo zijn we, omdat we door een dergelijk theologisch gedachtegoed van eeuwen her zijn heengegaan, tot de slotsom gekomen dat dieren geen ziel te verliezen hebben, want nietwaar, het gaat toch alleen om het heil van de ziel. Die moet zich ontwikkelen, die moet rein worden, die moet puur worden voor God, maar een olifant is zichzelf alleen maar een slurf.
Daarom hebben we Psalm 8 voor het gemak maar even misverstaan. We horen erin dat wij mensen de kroon van de schepping zijn en we nemen daarbij in onze eigenwaan maar aan dat wij dat ten koste van die schepping mogen zijn in plaats van ten dienste van.
Zo staat er ook een intrigerende tekst in het aloude Spreukenboek: de rechtvaardige kent de aard van zijn dieren, het innerlijk van de goddelozen is wreed. Een rechtvaardige dat is iemand die echt is, zuiver, waar, integer. Een onrechtvaardige, iemand die van God los is denkt, een beest is maar een beest. Hij ziet de vogelen des hemels niet en evenmin de lelieen des velds, hem spreekt de blomme geen tale, en wat het schrijverke op het water schrijft, voor die wijze van waarnemen is hij te bot, hij ziet niet hoe zij schrijven, herschrijven en schrijven nog de heilige name van God.
Maar zo zat Franciscus zeven eeuwen geleden wel de natuur waar te nemen: niet als een ding waarmee je kunt doen en laten wat je wilt, maar als een iemand, een broeder, een zuster, kostbare medeschepselen Gods waarmee je ten nauwste bent verbonden, een groot gezin van ons aller Vader die in de hemelen is. Ook de dieren hebben een ziel. Ze zijn familie van ons.
De rechtvaardige kent de aard van de dieren, dus gaat hij er zorgvuldig en eerbiedig mee om, voelt zich er ten diepste mee verbonden. Maar als de natuur een gebruiksvoorwerp is geworden, is de ziel eruit. Dan spreekt de blomme geen tale meer, dan heeft moeder natuur geen stem en geen inspraak.
Er is een dorp in het grote mensenbos dat Nederland heet waar voor de zondag, die heilige dag, de boer de haan uit het kippenhok haalt. Het is heel gemakkelijk die boer belachelijk te maken. Hij heeft waarschijnlijk dwaze denkbeelden over sexualiteit en al even bizarre gedachten over zondagsheiliging. Maar hij heeft er tenminste gedachten over, en voor mij zit er iets hartverwarmends in dat tafereel: rust op de boerderij, het is sabbat, dan zult gij niet arbeiden, gij noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel. Verkwik je die dag, kom op adem, en zing met die adem, met heel de schepping, met alles wat adem heeft een loflied op God de Schepper, en vergeet niet, mensenkind, hoe je samen met de dieren bent aangelegd op de belofte.
Franciscus voegde de daad bij dat woord en zette als eerste in 1223 een levende os en ezel in de kerststal. En mocht u mij nog eens met mijn hond zien lopen dan mag u van mij bij uzelf denken: Daar loopt iemand zijn geloof op peil te houden.